Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 430
doet TOOT mij herleven, zegt Véron, de meest sombere tooneelen misschien
Uit bet aoo diep somber beleg van Parijs.
J.ules odard was inderdaad een van de luchtscKippers, die een eerste
pl&»ta bekleedden bij het vervaardigen en het oplaten der ballons, welke
de belegerde hoofdstad uitzond naar hare broeders in de provinciën om
hijui toe te. roepen: vergeet mij toch niet!
|Het schouwspel «as werkelijk sinister.
Bét uitzenden der ballons had altijd om middernacht plaats. Ze werden
Opgelaten aan het Orleans-station. Zij, die uitgenoodigd werden daarbij
tegenwoordig te zfjn, hadden een langen weg te maken langs de
onafeiènbare kaaien, die niet langer verlicht werden, te midden van een
pijnlijke stilte, welke alleen nu en dan werd verbroken door de
losbrandingen. van het Dttitsche geschut, dat ons van de hoogte van Chatillon
bombardeerde.
Men liet de Balie aux vins rechts liggen, wier voorraad reeds mooi
begon te dunnen, waut zij, die niet aten, dronken des te meer. Dan kwam
tt«m langs den Jardin des Plant es in diepe rust verzonken, somber als
een kerkhof. .
Den Jardin des Plantes, wiens laatste bewoners reeds waren omgebracht.
?Want men had niets meer om ze mede te voeden en eenige onder
die bewonen waren voor voedsel geschikt geweest.
Een dubbele reden om se zonder genade op te offeren.
Dat hoekje van Parijs was het toppunt van akeligheid; zelfs in gewone
tgden en omstandigheden munt het des nachts niet uit door overmaat
tuut vrooljjkbeid.
Eindelijk kwam men aan het spoorwegstation, sedert langen tijd reeds
verlaten «n overbodig geworden, belaas!...
Ia het halfduister liep men om zoo te zeggen op het gevoel af verder
en kwam dan in de mime vestibule met zijn verlaten loquetten; van
daar om het gebouw heen op de buiten dienst gestelde spoorbaan.
Daarginder links, dicht bij de verlaten werkplaatsen, zag meu dan een
klein groepje mannen bij elkaar, door eenige fakkels flauw verlicht. Boven
..hm een flauw te onderscheiden gedaante, die op een dikbuiïng spook geleek.
De ballon op het punt van vertrek!
De uitnemende Rampon, toen directeur der posterijen, die als zoodanig
gfpptédiensten bewees aan Parijs, was altijd een der eersten op het
terrein. Dan volgde de prefect van politie. Eenige uitverkoren toeschou
wers o, hoogstens tien of twaalf J voltooiden het personeel, dat
deze bijaankomsten a la Hoifmann bijwoonde.
, In het midden een man, op wien aller blikken zich richtten, aan wien
iader nog iets te zeggen of op het hart, te drukken had.
Die man was de luchtreiziger, die zijn kostelijk leven aan dit vader
landslievend Kruis of Munt ging wagen! Want men ging op goed
gelak af den tocht wagen, zoader te weten waarheen, overgelaten aan
Qods genade!
Meestentijds had zoo iemand nog nooit een luchtreis genaakt. Een
zeeman óf de een of andere vrijwilliger, wien de Godard's zoo goed en
slecht als dat ging de eerste beginselen, het A. B. C. van bet beroep
geleerd hadden. Men had gesn tijd om er meer aan te doen.
?Onder dergelijke omstandigheden, met vrjj slecht bewerkte gereedschap
pen tot zijn dienst, moest dan dit levende binnen weinige minuten dei-eis
nfrtr dat zwarte onbekende aanvaarden. Zou hij in handen der i'ruisen
i vallen misschien, om door hen gefusilleerd te worden ? Zou hij misschien
in &ee te land komen om door haar verzwolgen te worden?
?Men wa» aoo diep overtuigd van de ernstige gevaren, waaraan de moe
dige luchtreiziger zich zoo aanstonds ging blootstellen, dat iedereen
onwiU&kesrig op gedempten toon ging spreken, evenals bij een begrafenis.
Plotseling werd het sein gegeven bij monde van den heer Rampon, die
niet» eeide als: Laat ons gaan!
-Pan drukte ieder de band van den verloren zoon. Een kreet... Alles
was los. N» enkele seconden waren ballon en passagier uit het gezicht
verdwenen in de als roet zoo zwarte lucht.
En dan ging men weder naar huis, onder het telkens wederkeerend
aijoompagnement van de loum! bouml die te midden van den snijdenden
nachtwind hun granaten uitbraakten, terwijl men de door de vorst har
geworden meeuw onder zjjn voet hoorde piepen en kraken.
, ;£» eg het paeneren van een der bruggen, die geheel en al wit zagen,
bleef toen onwillekeurig staan om eerst een blik te slaan naar den kant,
waar de luchtreiziger in de zwarte ruimte verdwenen was, om dan naar
de andere zijde het hoofd te wenden en naar dat te midden van zijn
waart ingeslapen Parys te ataren, dat Parijs, hetwelk men reeds verloren
frirt.
' Dergelijke herinneringen riep de naam van Jules Godard, dien ik
meermalen bij die onvergetelijke nachttooneelen ontmoette bij mij op.
Maar komaan l We hebben na genoeg sombers en droevigs gehad!
We willen het verleden laten rusten en den blik eena naar de toekomst
wenden. Bravo's, toejuichingen, terugroeping .... Een nieuwe tenor, die
welkom .wordt geheeten door het publiek der Opéra.
f Nous entrerons dans la carrière
Qucmd nos alnés n'en pourront plus.
Eq dat gaat gauw genoeg. Want och, die stemmen van ut dièse z§n
zóó broosl...i
De nieuwe opgaande ster heet Duc. Die naam is sinds kort op aller
lippen. Maar men heeft nog niet verteld, hoe de heer Duc, die
schermmeester geweest is, er toe gekomen is dm van het Une!... Deux!...
over te gaan tot: Asüe héréditaire, en het Fendee'Vous met het
Suivcsmoi te verwisselen.
Hier hebt ge het verhaal!
Men heeft natuurlijk niet een stem mot zulk een geluid zonder dat op
dej) een of anderen dag te merken. Duc had dan ook al eens bij zich
zélven gezegd, dat hij daar iets had in de keel. Maar hoe het er uit
te doen komen!
'Eerst had hu plan om wat disater in de buurt van Parijs te gaan
Wonen.
Als oud wijngaardenier uit de omstreken .van Beziers was bq in mili
tairen dienst gekomen en vervulde daar de betrekking van
schermmeester, bij dat regiment. Dat regiment lag aan het andere eind van
Frankrijk. En de aanstaande tenor begreep te recht, dat men slechts te. Parijs
kan slagen.
Om zijn doel te bereiken nam hij deel aan een schermonrcns te
Vineen nes, waarbij een aanstelling als schermmeestar bij een regiment, dat
te Parys in garnizoen lag, te behalen was.
Daar behaalde bij nummer n.
Natuurlijk moest dat succes met een feestje gevierd worden. In een
bescheiden kroegje te Joinville-le-Pont kwamen de gasten bij elkander.
Na afloop van den maaltijd vroeg een der kameraden aan Duc, of hij
niet een drinkliedje kende.
Duc begon uit volle borst er een te zingen.
Heel toevallig moest juist op dat oogenblik een oud lêve
vanhetconservatoice daar voorbij komen, die te Joinville logeerde, een zekere
beer X., die ook eenmaal eerzuchtig genoeg geweest was om tenor te
willen worden, maar niet de noodige stemmiddelen had gehad om dat
gedaan te krijgen. Hij was dus beter geschikt dan ieder ander om bjj
een ander datgene te bewonderen, wat hij voor eigen rekening te ver.
geefs had nagejaagd.
De stem van deze trof hem zóó, dat hij stil bleef staan, het kroegje
binnen ging en vroeg: waar wordt hier zoo gezongen?
Dat is boven, mijnheer. Militairen, die pleizier maken.
O z<o! De hè» X. klautert naar boven en vraagt: wordt er
hier gezongen ?
Ja ... Maar we kunnen op dezen tijd van den dag de buren tocli
niet hinderen.
Neen, maar dat is de zaak niet . . . waar is de zanger?
Present! zegt Duc, die niet wist waar de andere heen wilde.
Dan volgen de noodige verklaringen; de heer X. stelde den schei-mees
ter voor hem eenige lessen in den zang te geven ... Juist zyn
hartewensch!
Reeds een maand later werd hij als leerling op het Conservatoirs
toegdafen. Dat is nu tweo jaar geleden. Gij ziet, Duc heeft er geen gras
over laten groeien. Ook heeft het zijn hoofd niet op hol gebracht, want
hij ia even bescheiden gebleven als vroeger. Dat is wel een felicitatie waard!
"Want vader Auber bad groot gelijk toen hg zcide:
Er ziju tweo dingen, waarvoor de zangers zich evenzeer moeten
wachten: een heeschen en een hoogen krop.
A. B.
LETTERKUNDE.
nistor u of The NelJierlands. (Holland and
Selgium.) Bij Alcxaader Young. Fully illustrated.
Boston 1884.
Ons vaderland heeft in da laatste jaren waarlijk niet te klagen over
gebrek aan belangstelling van de zijde van buitenlanders. Telkens ver
schijnen in den vreemde boekeu, welke aan ons land en zijne bewoners
gewijd zijn. Van Vloten heeft naar ik meen het eens kinderachtig
genoemd om zich verheugd te toonen, als in 't buitenland «en boek over
Nederland uitkomt. Mijns inziens gaat deze redeueering niet geheel op.
Waarom zoudo het kinderachtig zijn, dat iemand blijde is als hem?na
langen tijd van miskenning recht wedervaart ? Wij Nederlanders waren
zoo lang gewoon aan onbekookte oordeelvellingen over land en volk
door vreomdulingeo, dat de vreugde over den ommekeer, die er in dit op
zicht voor eenigeu tijd plaats greep, in het minst niet kleingeestig behoefde
te zijn. Tegenwoordig zijn wij echter ook alweder gewend geraakt aan gunsti
ger beoordeelbgen en het natuurlijk gevolg daarvan is, dat menig boek over
ons land in 't buitenland verschenen, onopgemerkt blijkt. Thans vraag ik
een oogenblik de aandacht voor een nieuw werk van een Amerikaanachea
schrijver, onze geschiedenis tot onderworp hebbende. Ten opzichte van onzo
historie kan men bij buitenlandsche geleerden nog vaak de grootste onjuist
heden lezen. Ik wees er in dit Weekblad vóór eenigfin tijd op, hoe de bekende
hoogleeraar Philippson in zijn, in 1879 uitgekomen, werk Das Zcitalter
Ludwigs des Vicrzehnten Jan de Witt te Amsterdam laat vermoorden
en daardoor bewijs geeft zoo weinig op de hoogte van onze geschiedenis
te zijn, dat hij niet eenmaal weet, dat ook destijds den Haag de zetel
der landsregeering was. In hetzelfde nummer van het Weekblad noemde
ik ook het geïllustreerde boekwerk: Deutsche GescliicJtte von L.SfocJce,
waarin een beoordeeling van De Witt 's politiek voorkomt, die getuigenis
geeft dat des schrijvers kennis van onze historie luttel moet zijn. Ik
zou daar thans kunnen bijvoegen dat men in bet onlangs compleet
geworden ZeüaUer der Restauration and Revolution van Prof. Flathe
een zeer partijdige voorstelling van den belgischen opstand aan
treft, wat niet te verwonderen is, als men weet, dat de schrijver
als zijne bronnen geschriften van belgische schrijvers opgeeft. Voor bui
tenlandsche geleerden zal de onbekendheid met onze faal wel altijd een
struikelblok blijven, dat velen verhindert, onze geschiedenis uit de bronnen
zélven te bostudeeren. Voor den Amerikaanschen schrijver, die in 't vorig
jaar een Uistory of the Netherlands het licht deed zien, gold dit bezwat?
niet. Blijkt ook uit de spelling van de weinige hollandsche woorden, die
in zijn boeken voorkomen, dat hy het tot nog niet ver heeft gebracht
in het schrijven van onze taal, toch toont zijn werk, dat hij de bronnen
heeft bestudeerd. De titel van zijn werk is niet geheel juist. Het eigen
lijke onderwerp is de tachtigjarige oorlog. Het tijdperk vóór den aanvang
der regeering van Philips II wordt in enkele bladzijden afgehandeld en
evenzoo van de geschiedenis van Nederland en Belgiëna den vrede van
Munster slechts een kort overzicht gegeven. Wat nu de beschrijving van
den worstclstrijd met Spanje betreft, dient in 'toog te worden gehouden
dat deze studie niet dien omvang beeft als bijvoorbeeld de werken van