De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 20 september pagina 8

20 september 1885 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 430 doet TOOT mij herleven, zegt Véron, de meest sombere tooneelen misschien Uit bet aoo diep somber beleg van Parijs. J.ules odard was inderdaad een van de luchtscKippers, die een eerste pl&»ta bekleedden bij het vervaardigen en het oplaten der ballons, welke de belegerde hoofdstad uitzond naar hare broeders in de provinciën om hijui toe te. roepen: vergeet mij toch niet! |Het schouwspel «as werkelijk sinister. Bét uitzenden der ballons had altijd om middernacht plaats. Ze werden Opgelaten aan het Orleans-station. Zij, die uitgenoodigd werden daarbij tegenwoordig te zfjn, hadden een langen weg te maken langs de onafeiènbare kaaien, die niet langer verlicht werden, te midden van een pijnlijke stilte, welke alleen nu en dan werd verbroken door de losbrandingen. van het Dttitsche geschut, dat ons van de hoogte van Chatillon bombardeerde. Men liet de Balie aux vins rechts liggen, wier voorraad reeds mooi begon te dunnen, waut zij, die niet aten, dronken des te meer. Dan kwam tt«m langs den Jardin des Plant es in diepe rust verzonken, somber als een kerkhof. . Den Jardin des Plantes, wiens laatste bewoners reeds waren omgebracht. ?Want men had niets meer om ze mede te voeden en eenige onder die bewonen waren voor voedsel geschikt geweest. Een dubbele reden om se zonder genade op te offeren. Dat hoekje van Parijs was het toppunt van akeligheid; zelfs in gewone tgden en omstandigheden munt het des nachts niet uit door overmaat tuut vrooljjkbeid. Eindelijk kwam men aan het spoorwegstation, sedert langen tijd reeds verlaten «n overbodig geworden, belaas!... Ia het halfduister liep men om zoo te zeggen op het gevoel af verder en kwam dan in de mime vestibule met zijn verlaten loquetten; van daar om het gebouw heen op de buiten dienst gestelde spoorbaan. Daarginder links, dicht bij de verlaten werkplaatsen, zag meu dan een klein groepje mannen bij elkaar, door eenige fakkels flauw verlicht. Boven ..hm een flauw te onderscheiden gedaante, die op een dikbuiïng spook geleek. De ballon op het punt van vertrek! De uitnemende Rampon, toen directeur der posterijen, die als zoodanig gfpptédiensten bewees aan Parijs, was altijd een der eersten op het terrein. Dan volgde de prefect van politie. Eenige uitverkoren toeschou wers o, hoogstens tien of twaalf J voltooiden het personeel, dat deze bijaankomsten a la Hoifmann bijwoonde. , In het midden een man, op wien aller blikken zich richtten, aan wien iader nog iets te zeggen of op het hart, te drukken had. Die man was de luchtreiziger, die zijn kostelijk leven aan dit vader landslievend Kruis of Munt ging wagen! Want men ging op goed gelak af den tocht wagen, zoader te weten waarheen, overgelaten aan Qods genade! Meestentijds had zoo iemand nog nooit een luchtreis genaakt. Een zeeman óf de een of andere vrijwilliger, wien de Godard's zoo goed en slecht als dat ging de eerste beginselen, het A. B. C. van bet beroep geleerd hadden. Men had gesn tijd om er meer aan te doen. ?Onder dergelijke omstandigheden, met vrjj slecht bewerkte gereedschap pen tot zijn dienst, moest dan dit levende binnen weinige minuten dei-eis nfrtr dat zwarte onbekende aanvaarden. Zou hij in handen der i'ruisen i vallen misschien, om door hen gefusilleerd te worden ? Zou hij misschien in &ee te land komen om door haar verzwolgen te worden? ?Men wa» aoo diep overtuigd van de ernstige gevaren, waaraan de moe dige luchtreiziger zich zoo aanstonds ging blootstellen, dat iedereen onwiU&kesrig op gedempten toon ging spreken, evenals bij een begrafenis. Plotseling werd het sein gegeven bij monde van den heer Rampon, die niet» eeide als: Laat ons gaan! -Pan drukte ieder de band van den verloren zoon. Een kreet... Alles was los. N» enkele seconden waren ballon en passagier uit het gezicht verdwenen in de als roet zoo zwarte lucht. En dan ging men weder naar huis, onder het telkens wederkeerend aijoompagnement van de loum! bouml die te midden van den snijdenden nachtwind hun granaten uitbraakten, terwijl men de door de vorst har geworden meeuw onder zjjn voet hoorde piepen en kraken. , ;£» eg het paeneren van een der bruggen, die geheel en al wit zagen, bleef toen onwillekeurig staan om eerst een blik te slaan naar den kant, waar de luchtreiziger in de zwarte ruimte verdwenen was, om dan naar de andere zijde het hoofd te wenden en naar dat te midden van zijn waart ingeslapen Parys te ataren, dat Parijs, hetwelk men reeds verloren frirt. ' Dergelijke herinneringen riep de naam van Jules Godard, dien ik meermalen bij die onvergetelijke nachttooneelen ontmoette bij mij op. Maar komaan l We hebben na genoeg sombers en droevigs gehad! We willen het verleden laten rusten en den blik eena naar de toekomst wenden. Bravo's, toejuichingen, terugroeping .... Een nieuwe tenor, die welkom .wordt geheeten door het publiek der Opéra. f Nous entrerons dans la carrière Qucmd nos alnés n'en pourront plus. Eq dat gaat gauw genoeg. Want och, die stemmen van ut dièse z§n zóó broosl...i De nieuwe opgaande ster heet Duc. Die naam is sinds kort op aller lippen. Maar men heeft nog niet verteld, hoe de heer Duc, die schermmeester geweest is, er toe gekomen is dm van het Une!... Deux!... over te gaan tot: Asüe héréditaire, en het Fendee'Vous met het Suivcsmoi te verwisselen. Hier hebt ge het verhaal! Men heeft natuurlijk niet een stem mot zulk een geluid zonder dat op dej) een of anderen dag te merken. Duc had dan ook al eens bij zich zélven gezegd, dat hij daar iets had in de keel. Maar hoe het er uit te doen komen! 'Eerst had hu plan om wat disater in de buurt van Parijs te gaan Wonen. Als oud wijngaardenier uit de omstreken .van Beziers was bq in mili tairen dienst gekomen en vervulde daar de betrekking van schermmeester, bij dat regiment. Dat regiment lag aan het andere eind van Frankrijk. En de aanstaande tenor begreep te recht, dat men slechts te. Parijs kan slagen. Om zijn doel te bereiken nam hij deel aan een schermonrcns te Vineen nes, waarbij een aanstelling als schermmeestar bij een regiment, dat te Parys in garnizoen lag, te behalen was. Daar behaalde bij nummer n. Natuurlijk moest dat succes met een feestje gevierd worden. In een bescheiden kroegje te Joinville-le-Pont kwamen de gasten bij elkander. Na afloop van den maaltijd vroeg een der kameraden aan Duc, of hij niet een drinkliedje kende. Duc begon uit volle borst er een te zingen. Heel toevallig moest juist op dat oogenblik een oud lêve vanhetconservatoice daar voorbij komen, die te Joinville logeerde, een zekere beer X., die ook eenmaal eerzuchtig genoeg geweest was om tenor te willen worden, maar niet de noodige stemmiddelen had gehad om dat gedaan te krijgen. Hij was dus beter geschikt dan ieder ander om bjj een ander datgene te bewonderen, wat hij voor eigen rekening te ver. geefs had nagejaagd. De stem van deze trof hem zóó, dat hij stil bleef staan, het kroegje binnen ging en vroeg: waar wordt hier zoo gezongen? Dat is boven, mijnheer. Militairen, die pleizier maken. O z<o! De hè» X. klautert naar boven en vraagt: wordt er hier gezongen ? Ja ... Maar we kunnen op dezen tijd van den dag de buren tocli niet hinderen. Neen, maar dat is de zaak niet . . . waar is de zanger? Present! zegt Duc, die niet wist waar de andere heen wilde. Dan volgen de noodige verklaringen; de heer X. stelde den schei-mees ter voor hem eenige lessen in den zang te geven ... Juist zyn hartewensch! Reeds een maand later werd hij als leerling op het Conservatoirs toegdafen. Dat is nu tweo jaar geleden. Gij ziet, Duc heeft er geen gras over laten groeien. Ook heeft het zijn hoofd niet op hol gebracht, want hij ia even bescheiden gebleven als vroeger. Dat is wel een felicitatie waard! "Want vader Auber bad groot gelijk toen hg zcide: Er ziju tweo dingen, waarvoor de zangers zich evenzeer moeten wachten: een heeschen en een hoogen krop. A. B. LETTERKUNDE. nistor u of The NelJierlands. (Holland and Selgium.) Bij Alcxaader Young. Fully illustrated. Boston 1884. Ons vaderland heeft in da laatste jaren waarlijk niet te klagen over gebrek aan belangstelling van de zijde van buitenlanders. Telkens ver schijnen in den vreemde boekeu, welke aan ons land en zijne bewoners gewijd zijn. Van Vloten heeft naar ik meen het eens kinderachtig genoemd om zich verheugd te toonen, als in 't buitenland «en boek over Nederland uitkomt. Mijns inziens gaat deze redeueering niet geheel op. Waarom zoudo het kinderachtig zijn, dat iemand blijde is als hem?na langen tijd van miskenning recht wedervaart ? Wij Nederlanders waren zoo lang gewoon aan onbekookte oordeelvellingen over land en volk door vreomdulingeo, dat de vreugde over den ommekeer, die er in dit op zicht voor eenigeu tijd plaats greep, in het minst niet kleingeestig behoefde te zijn. Tegenwoordig zijn wij echter ook alweder gewend geraakt aan gunsti ger beoordeelbgen en het natuurlijk gevolg daarvan is, dat menig boek over ons land in 't buitenland verschenen, onopgemerkt blijkt. Thans vraag ik een oogenblik de aandacht voor een nieuw werk van een Amerikaanachea schrijver, onze geschiedenis tot onderworp hebbende. Ten opzichte van onzo historie kan men bij buitenlandsche geleerden nog vaak de grootste onjuist heden lezen. Ik wees er in dit Weekblad vóór eenigfin tijd op, hoe de bekende hoogleeraar Philippson in zijn, in 1879 uitgekomen, werk Das Zcitalter Ludwigs des Vicrzehnten Jan de Witt te Amsterdam laat vermoorden en daardoor bewijs geeft zoo weinig op de hoogte van onze geschiedenis te zijn, dat hij niet eenmaal weet, dat ook destijds den Haag de zetel der landsregeering was. In hetzelfde nummer van het Weekblad noemde ik ook het geïllustreerde boekwerk: Deutsche GescliicJtte von L.SfocJce, waarin een beoordeeling van De Witt 's politiek voorkomt, die getuigenis geeft dat des schrijvers kennis van onze historie luttel moet zijn. Ik zou daar thans kunnen bijvoegen dat men in bet onlangs compleet geworden ZeüaUer der Restauration and Revolution van Prof. Flathe een zeer partijdige voorstelling van den belgischen opstand aan treft, wat niet te verwonderen is, als men weet, dat de schrijver als zijne bronnen geschriften van belgische schrijvers opgeeft. Voor bui tenlandsche geleerden zal de onbekendheid met onze faal wel altijd een struikelblok blijven, dat velen verhindert, onze geschiedenis uit de bronnen zélven te bostudeeren. Voor den Amerikaanschen schrijver, die in 't vorig jaar een Uistory of the Netherlands het licht deed zien, gold dit bezwat? niet. Blijkt ook uit de spelling van de weinige hollandsche woorden, die in zijn boeken voorkomen, dat hy het tot nog niet ver heeft gebracht in het schrijven van onze taal, toch toont zijn werk, dat hij de bronnen heeft bestudeerd. De titel van zijn werk is niet geheel juist. Het eigen lijke onderwerp is de tachtigjarige oorlog. Het tijdperk vóór den aanvang der regeering van Philips II wordt in enkele bladzijden afgehandeld en evenzoo van de geschiedenis van Nederland en Belgiëna den vrede van Munster slechts een kort overzicht gegeven. Wat nu de beschrijving van den worstclstrijd met Spanje betreft, dient in 'toog te worden gehouden dat deze studie niet dien omvang beeft als bijvoorbeeld de werken van

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl