Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
,t«t
*??".
'?l,
Löwenfek het verlies zijner eer niet zou kunnen overleven.
»0f gij u zelve vrij weet, dat ge aan geen anderen nog in
leven zijnden man een gelofte van huwelijkstrouw hebt gegeven,
waardoor uw tegenwoordige belofte zou worden te niet gedaan?"
, Zij hoort niets meer, zij weet dat zij verkocht is. Maar
tante Lise heeft immer gezegd dat de liefde een gewoonte is, ze
zal hem dus wel leeren liefhebben, want ze heeft toch nog
geen ander bemind? Neen, neen, dat was slechts een droom, niets
anders. Die zomer was zeker de gelukkigste van haar leven ge
weest, juist als een droom. .. Maar nu mocht ze daar misschien
niet meer aan denken misschien, neen zeker niet, maar het
zou niet gemakkelijk zijn dien geheel te vergeten.
Adolf heeft zich eenigszins naar hare zijde gekeerd, zoodat hij
haar kan aanzien; hij houdt de oogen onafgewend op haar gelaat,
op haar jagenden boezem, waarop de diamanten fonkelen en schit
teren.
»Geeft elkander de rechter hand."
Agnes strekt werktuigelijk haar hand uit naar de zijne, hij vat
die met een nauw merkbaren druk, het jjgen van zijn pols is tot
in de toppen zijner vingers voelbaar; zij ziet hem aan, maar er
ligt in,zijn blik iets, iets... dat haar doet blozen en opzien naar
het beeld van den Verlosser.
Als altijd slaat hij daar met uitgespreide armen, vol medege
voel en gereed om troost te bieden, maar voor haar is daar thans
geen hulp te vinden. Zij gevoelt den blik van haar man nog
altijd op haar gevestigd, en het is alsof een angstkreet terugge
houden wordt in haar keel, om daar voor altijd te blijven.
» Wat de Heer heeft samengevoegd zal de mensch niet scheiden...."
De mensch niet scheiden maar er bestaat immers echtschei
ding. Zij kan toch?zij zou toch....
De predikant leest nog het oud-testamentisch verhaal van de
schepping der vrouw voor, en het is alsof iels van den oosJeiv-clien
gloed, die zich in die geheimzinnige woorden openbaart, aan de
aanwezigen wordt medegedeeld.
»Ik zal u vele smarten toezenden, met smart zult gij uwe kin
deren voortbrengen, en uw wil zal uwen man onderworpen zijn
en hij zal uw heer zijn."
Luide weerklinken de woorden door het hooge gewelf,
cindciijk sterft de laatste toon als een zacht gefluister wei;.
Agnes gevoelt zich angstig te moede.... Het is ais hoort zij in
de verte iets dreigends, als hel gerommel van een naderend on
weer, dat over haar leven zal losbarsten. Haar man heeft de oogcn
niet meer van haar af; reeds voor het altaar begint hij bezit te
nemen van zijn jonge vrouw.
En het Christusbeeld staat daar rein en verheven, in marmer
uitgehouwen. Maar de flikkerende gasvlammen tooveren een
meevvaiigen glimlach om zijn mond, en het is alsof aun de reine lip
pen een zucht ontsnapt.
Terwijl de gemeente een slotzang aanheft, keert zij naar haar
plnals terug, zonder eigenlijk zelve te welen hoe zij er kwam;
half werktuigelijk liet zij zich door hem leiden. Zij hoort het zin
gen als een geluid dat haar omgeeft, zonder dat het tot haar
doordringt.
Het gezang is geëindigd, en aanstonds begint men om haar heen
te praten, druk te praten als kinderen die te lang stil hebben
moeten zijn. De dames glimlachen als de heeren haar den arm
aanbieden, en complimentjes maken over een elegant toilet of een
Jief uiterlijk. Van alle kanten omringt men haar om haar ge
luk te wenschen, en onder dat alles merkt ze op hoe bespottelijk
tante Lise er met haar betraand gelaat uitziet.
Dan begeeft men zich naar den uitgang.
De orgeltonen ruischen. Een onafzienbare rij van nieuwsgierige,
onderzoekende, afgunstige gezichten, langs welke zij heen moet
gaan. De geheele kerk is n bespiedend oog geworden. Naarmate
de stoet voortschrijdt volgen de aanwezigen met een gemompel
van bewondering, een onderdrukt lachen of een zacht gefluister.
Men bereikt de deur. Hij fluistert haar iets toe, buigt zich over
haar heen en kust haar op het voorhoofd. Zij merkt op dat zijn
lippen zeer warm zijn.
Dan rijdt de koets voor. Hij slaat zijn arm om haar midden
terwyl hij haar helpt instijgen.. . Zij rangschikt de" sleep van
haar kleed, leunt achterover in de kussens en staart met het hoofd
van. hem afgewend staroogend naar buiten.
De kerkeknecht sluit met een geheimzinnig gezicht de deuren
van het gebouw.
DE GELUKSSCHOENËN.
Herinnering aan het badseiioen.
Anderssn verhaalt ons in zijna toovamrtelselB (zoo zinrijk «n leemum
voor oud en jong) hoe eene zekere fee te Kopenhagen overschoenen bes&t,
die elk wie ze aantrok onmiddellijk datgene verschafte waarnaar hij het
vurigst verlangde, totdat hij inzag dat men tevreden in Zijn staat zijn,
en geene buitengewone wenschen moet vormen.
Diep in de dalen en boasohen van het Zwarte woud, op de grenzen
van Wurtemborg en Baden, ligt het uitgestrekte plateau, 1050 metera
boven de zee, da bergpaa die hot verkeer tuaschen den Rijn op de hoogte
van Straatsburg en den Donau bij Ulna mogelijk maakt. De Hoog
Kniebis" wordt zij in de wandeling genoemd. Eigenlijk moest men Knibuz"
schrijven, een' naam die reeds in de vroegste middeleenwen voorkomt,
en roeor bekend word door de stichting eener kleine kapel mei? woning
in 't begin der dertiende eeuw. Het later uitgebreide gebovw brandde in
de zestiende eeuw af: en kleine overblijfselen bestaan er nog van. Op
den Hoogen Kiiiebis ontspringen een aantal beken, die onder verschillende
naam, na eenen weg van twintig uren. den Eijn, en oostelijk den Donau
toevloeien. Uit dienselfden bodem, doch meer dalwaarts, rijzen genezende
wateren «it den grond, welke de kleine badplaatsen Griesbacb, Petersthal,
enz. deden ontstaan. Van deze badplaatsen, die de sterkste mineraalbron*
n en (met S t. Moritz en Drieborg in Westphalen) bevatten, is R i pp o l d*
s a u de belangrijkste en meest bezochte.
Jas r in, jaar uit treft men daar, meer dan in de andere Tvniëbislüfar,
hollandsche familiën van der Leek de Clercq, de Jonge van
Ellnracet, Luden, Drucker, Brusninnn, enz. aan. Vóór weinige jaren
hield Z. M. de Koning dor Nederlanden er zich eenigen tijd op, om het
hcih-ijke water te proeven.
Het ontslaan van Rip; oMsau wordt aan het volgend voorval toege*
schreven, dat door J. vou Scheifal (de auteur van den Trompeter von
Siickingcn") berijmd is.
Rijijiolcl was een lastige klnosterhroeder, half bij zinnen, half vol gril
len <.'ii aothc.den. waarom zijn abt besloot hem weg te zenden. Dit
geschiedde. Rippold begaf zich in de eenzaamheid, daar waar Uilen en
wolven elkander goeden nacht zeggen." Hier treurde en hongerde büzóó
zesi' dat hij besloot zijn graf te graven en in den kuil te sterven.
Doch v.ie! Op 't oagenblik dat, hij zich nederlegde stiet een dikke
waters!mal, bruiscliend opspringend hem in de hoogte en droeg hem tot
boven de spits van eeneu nabijstaanJen dennenbooin, Rippold voelde zich
half geuo<cen en verjongd. Hij dronk ook van 't water... een kan of !
veertien achter esn. Een geheel nieuw leven was in hem gevaren,
Zoo gestemd ontmoette hij en begroette de veehoedster die hij nimmer
hal kunnen aanzien. En toen zy ziek werd deed hij haar van 't bronwater
drinken, en zij genas.Doch oudertasschen had de liefdekwaal zich ontwikkeld.
liet water ;
... hoilta allo Witndoo, nur die der Lieba nicht,
Weldra verspreidde zich het gerucht der wonderbare ontdekking, en
de abt des kloosters, uit dankbaarheid voor den heilrijkon vond, en om
te hersrelkn (!) wui; hij aan Rippold had misdaan, ontbond hem (NB.!)
Van zijne klousterguluiie.
Und sab dïo zusammen als Mann nnd Frau:
D.-.3 ist dia Gestichte von Rippoldaau."
Verder swijgt de geschiedenis" v.in dero minaraalbronnen. In dézeven
tiende eeuw wordt een Gaithaus" vermeld, in de achttiende begon men
de tegenwoordige huizen te bouwen, en sedert vijftig jaren zijn, door' de
familie Goeriugcr. de tegenwoordige bezitters, badhuis, logement, stalling,
enz. verder uitgebreid.
De ,.weelderige pracht", de .,uitdrukking van verschillende bouwstijlen",
de paloisac'itige renaissance", waarvan sommige reisboeken spreken, is
echter verre te zoeken. Wanneer men de verdieping niet rekent, waar
Koning Willem III logeerde. Deze is althans met vergulde meubelen a
la Louis XVI versierd. Dat Rippoldsau een groot aantal hooge persoon
lijkheden heeft ontvangen, dat hiermede overeenstemmende (entsprechende)
prijzen worden behaald, is wel daaraan toe te schrijven dat eene goede
fee aan de familie Goeringer voor een tijdje de geluk s se hoen e a
heeft afgestaan, waarop de tegenwoordige bezitter met hoogst welvarend
uiterlijk en vriendelijke glimlach nog zijne eigendommen doorloopt en
bewaakt.
Landelijk, vroolijk, bij zonneschijn verrukkelijk, is het enge dal, dat bij
het stadje Wolfach in Hausach (velen lezers en bereizera der Sclnears*
watdbahn welbekend) aanvangt, en zeven uur stijgend naar den Kuibuz
oploopt. Treftclijk zya ze bekend, en na den regeu machtig zijn de wa
tervallen. De dennengeur vervult de lucht, de grasvelden (want voor
boom vrucht en groente ligt men te hoog) hebben niet geleden onder het
afvallen der dennennaalden die hun wasdom zouden vernietigen. Men ia
hier van malsch groen omgeven, dat echter gesneden, zeldzaam wordt
afgeweid, volgens overeenkomsten die alleen de stalvoeding van 't vee
(voor Hollanders haast ondenkbaar) toelaten. De wegen vooral de
gemeente- en landswegen zijn voortreffelijk, de bewoners stil, maar
vriendelijk en vlijtig.
Nevens zooveel goeds en schoons hebben wij dan drieërlei
mineraalbronnen, waarvan de Weneelquelle No. l is, met haar 0.944 Gram
eiveifacli koïensaures Eisenoxydul, op l badensch pond van 500 grammen.
Daartegenover laat men zich dan met genoegen het vervallen uitzicht
der bronnen, de eenvoudigheid van den omgevenden bouw (een vierhoe
kige diepte van ruwen rooden steen, met een galerijtje door versleten
paaltjes te zamen gehouden), het ontbreken van eene Kursaal (Ie point de
mire van alle beroemde badplaatsen) een bekrompen lees- en
biljartkamertje, een vervallen en verlaten kerkje, enz. enz. welgevallen.
910 Eisenoxydul, dat zijn Goeringers Galoschen des Glücks.
Men zie van de weelde af, en stoppe den kunstzin in den tasch.
Men diiuke en bade, bestijge de bergen, naar Kastellstein, naar het
tó.