Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
it r+ j
.t. i
i l
weder «en» naar buiten. B*N stille boel, Sagittarius," fluisterde ik;
Net eene begrafenis," antwoordde mijn vriend.
Bét had er werkelijk iets van weg; men zag voortdurend heeren en
Juffrouwen in Zondagsche epnlletjes, blauwe borden en vlaggen van
verschillende kleuren: het meest imposante was.nog een ouderwetsche
/slaapmuts die men in de menie scheen gestoken te hebben en die thans
als phrygische muta dienst deed.
Je kunt toch weder zien dat je in Den Haag bent," meende Sagittarius.
Waarom?"
Wel die roode vlag daar, is niet zuiver rood, maar heusch oranje-kleurig!"
«Je hebt heusch gelijk! Wat beteekent die zwarte vlag?"
Die zal bq de algevaardigden van de Amsterdamse!»
begrafenis-vereniging hooren l"
Dat kan wel zijn; kijk ns, daar loopt ook een zuigeling in den stoet."
Dat wil zeggen, gedragen door eene burgeres."
Nn ja, dat bedoel ik; naast die zuigeling loopt de verslaggever van
het Haagsche Dagblad."
En naast hem een meisje van twaalf of veertien jaar met een witte
tlag."
Een onschuldig groepje!"
Roerend; waarom zou de man juist daar loopen?"
Omdat," Het de wijsneus zich weder hooren, bet Dagblad tijdens de
onlusten te Amsterdam heeft gezegd dat men de brandspuitslangen maar
pp de menigte moest richten, en nu vreest de man dat...."
tk bedank u voor de inlichting," sprak ik, den man in de rede val
lende, ea Sagittarius foegde ik toe: die kerel wordt vervelend, zullen
WO niet gaan?"
Laten wg gaan," sprak Sagittarins.
; Weinige oogenblikken later bevonden wij ons in de groote zaal van
fiat Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen.
De zaal was nog zeer ledig; aan een paar tafeltjes zaten eenige
journaasten in afwachting van de dingen die komen zouden. Het trof mij
dat bijna niemand aan de eene tafel wilde zitten, zoodat ik aan den titel
van het blijspel dacht: hjj moet aan het .kleine tafeltje zitten"; ik weet
niet waaraan dit eigenaardig verschijnsel zijn ontstaan te danken had, en
voegde mij, daar ik van de overtuiging uitga hoe meer zielen hoe meer
vreugd", b$ de meerderheid.
Na een poos wachten, marcheerden de manifestanten" de zaal binnen
en daarop werden de deuren voor het publiek opengezet, dat met een
lawaai naar binnen stormde, dat aan de bestorming van een vesting
deed denken.
De president opende de vergadering, wees er op hoe men reeds in het
vorige jaar ged-emonatrateerd" had, en las tal van telegrammen voor die
In wanne bewoordingen vervat waren; ik hoorde spreken over overwinnen
, of sterven", Komt niet met halve beloften terug", wij willen kiezen met
volstrekt geheime stemmen" en telkens weerklonk luid gejuich, dat nog
verdubbelde, tóen dépêches, uit Antwerpen, Brussel en Parijs werden
?voorgelezen.
Ik,werd warm en bespeurde dat Sagittaris ook reeds begon te dampen.
, De voorzitter vertelde dat ook in den tuin van het gebouw eene ver
gadering werd gehouden. Wat moeten wij doen Sagittarius" zeide ik,
hier blijven of in den tuin gaan ?"
Entre ces deux mon coeur balance", antwoordde mijn vriend, het ia
verdraaid jammer dat wij ons niet kunnen verdubbelen. Ik geloof dat
het maar beter is dat wg in de zaal blijven: de pan belooft wel wat."
, Wij bleven en hadden er geen berouw van.
Enkel de eerste spreker viel tegen; hij was bedaard, gemoedelijk en
verzoeningsgezind en dat beviel niemendal. De overige sprekers wisten
echter den onaangenamen indruk te doen verdwijnen; sakkerloot, wat
ranselden zij er op los, zij verkochten uien die niet bepaald splinternieuw
waren, maar toch veel genoegen verschaften; bet volk is principaal en
de regeering dienares", heette het; de kamerleden werden uitgemaakt
voor al wat leeljjk is, de befaamde conciërge van het rijksmuseum kreeg
een lik uit de pan, kortom men hoorde mannentaal en ik werd nog warmer.
Uit den tuin drongen nu daverende bijvalsbetuigingen tot de zaal door;
nu en dan protesteerde een zuigeling, die het niet met de sprekers eens
bleek te zijn en ik bevond my als in een roes, toen ik eensklaps bataille"
hoorde zeggen.
Hemel, Sagittarius," kreet ik, ze gaan aan 't vechten!"
Stel je gerust, Sataille ia de naam van den correspondent van Figaro,
die zich in de zaal bevindt.
Ik herademde en de laatste spreker nam het woord. Z.Ed. sprak zoo
vurig dat ik nu reeds'weder vergeten heb wat bij zeide; dit herinner ik
'my: echter dat hjj op geweldige wijze de pers haar vet gaf.
.Bravo!" riep ik luid.
Ben je mal," voegde Sagittarins mij toe, je bent zelf half en half een
' persman; juich je nu omdat je uitgescholden wordt ?"
Ik vind het zoo allemachtig mooi gezegd en bovendien krijgt iedereen
vandaag op zgn voorman en men moet dus zoo nauw niet kijken."
Ik herinner mjj nog dat de zaal schudde tengevolge van de donderende
applandisaementen, dat ik nu en dan waande omringd te zijn door
kanxubaakche horden en ik vreesde te worden opgegeten en dat ten slotte
een tegenstander aan het woord kwam, wiens naam zalige herinneringen
voor de oogen mijns geesten deed verrijzen.
Eindelijk stonden wjj weder op straat; het eerste wat ik doen zal,
wanneer ik weder te Amsterdam kom," zeide ik, is dat ik Meerlust in
staat van verdediging laat brengen en met Gatling-mitraillenses wapen,
want thans geloof ik toch waarlijk dat de revolutie op til is."
Ik geloof bet ook, en zal die met vreugde begroeten, want ik ben
finaal bekeerd," sprak Sagittarius.
Wfl drukten elkander geroerd de hand en verdwenen in een koffiehuis.
Jan is toch niet te huis en daarom wil ik wel bekennen dat ik een beetje
in de olie was, toen wij des avonds naai; den trein gingen*, Sagittariua
daverde, op. zgn grondvesten.
Sagittanna," riep ik, je neus is rood, ouwe jongen !n
Dat 's niemendal," schreeuwde hij, ik wil heelemaal rood worden; alle
bezitters moeten worden opgehangen en met jon moeten ze beginnen,
Aqnarius, want je houdt er een villa op na en draagt een pels!,' Toen
zong hij: £a ira, c.a ira; les aristocrats a la lanterne."
Ik ergerde mg geweldig, maar later werd ik wat gemoedelijker; Sagit
tarius en ik spraken elkander, in het naar huis sporen, met burger"
aan en ik kwam er zelfs toe de Marseillaise aan te heffen.
Thans ben ik weder heelemaal normaal en enkel nog maar een
beetje katterig. Aquarius.
PIT HET HAAGJE.
XLIX.
Hoewel de tijd reeds ver achter me ligt, herinner ik me nog zeer goed
hoe ik in mijn jeugdige jaren geregeld drie dagen in de week 's morgens
wakker werd met het aangenaam bewustzijn, dat ik een genoegelijken dag
te gemoet ging. Dat was op Zondag, Woensdag en Zaterdag, de eer
ste een heele, de twee andere halve vacantie-dagen. Daarom noem ik dien
tijd de gelukkigste van mijn leven. Drie prettige dagen in de week; dat
zijn er 156 per jaar, ongerekend de extra's en de groote-vacantiedagen.
Och ja, die tijd ligt heel ver achter me, en nu kan ik wel op mijn vijf
vingers natellen, hoeveel dagen in 't jaar ik 's morgens, als mijn oogen
opengaan, een prettig gevoel heb, in 't vooruitzicht van een aangenomen
dag. Maar wat ik niet kan natellen, op mijn vingers, al had ik er drie
honderd, dat zijn de dagen, die ik 's morgens met een zucht begroet in
't vooruitzicht van de beslommeringen, da tobberijen en 't gehaepel die
voor me klaar liggen. Telle est la vie, mon cher, en, wel beschouwd, ia
er niet veel aardigs aan.
Maar ik heb toch ook mijn extra-dagen, en dat zrjn die waarop ik
's morgens tweemaal zucht en me ns uitrek, voordat ik er toe besluiten ?
kon mijn bed uit en den dag in te stappen. Dat zijn dagen zooals die, waarvan
de oude krijger verhaalde: Als we op. den dag van een veldslag 's mor
gens wakker werden, geeuwden we meer dan gewoonlijk en rekten we ons
langer uit, want we wisten dat er 's avonds velen onzer en onder hen
kon ik ook zijn van hun vermoeienissen zouden uitrusten op het bed
van eer, dat wel heel roemvol is, maar 't nadeel heeft, dat men er nooit
meer van opstaat."
Ik kan u zeggen, dat ik verleden Zondag aan dien ouden krijgsman
dacht, toen ik vroeg in den ochtend mijn oogen opensloeg en aan het
sociaal-democratisch de ongeletterde Hagenaars zeggen:
sesjaal-dommekraties oproer dacht, dat op dezen rust- en bededag in 't vorstelijk
's-Gravenhage stond los te breken. Misschien zullen de menschen dit
heel gek van me vinden, uu van achteren gezien die Zondag geen
bataille-dag was, terwijl er ook weinig of geen reden bestond te verwach
ten dat hij een zoodanige worden zou. Maar de een is zwaartillender en
pessimistischer dan de ander en ik heb, helaas, het ongeluk van tot de
tobbera te behooren. Om maar iets te noemen: in mijn laatste stuk spreek
ik van sobere" lui, maar mijn vriend in dit geval zon ik haast zeg
gen, mijn vijand de zetter, die 't beter schijnt te weten dan ik, maakt
er sombere" lui van; nu die fout de zetter neme 't me niet kwalijk,
dat ik 't een fout noem was weer genoeg om me geheel van streek
te maken; zoo iets blijft me dan een heele week bij, en in dien tijd krijg
ik er nog zoo veel andere speldeprikken van 't noodlot bij, dat ik, eigen
lijk gezegd, nooit op mijn verhaal kan komen. Ik ben dus, wel beschouwd,
een martelaar en alleszins gerechtigd om doorloopend in een pessimisti
sche en melancholische stemming te verkeeren, zooals ik dan ook werkelijk
doe.
Maar nu zou ik dien Zondag nog niet zoo donker hebben ingezien,
ondanks da zon en den blauwen hemel die me 's morgens tegenblonken,
als niet daags te voren de kullnnnel en de referendaris zulke geheim
zinnige en onheilspellende gezichten hadden gezet. De referendaris sprak
met somberen ernst over het Roode Spook, dat binnen de moren der
residentie rondwaarde en morgen zijn bloedig vèndel omhoog zon steken",
en de kullunnel vertelde met dreigende kalmte, dat hij bereids zijn sabel
had onderzocht, om zich te overtuigen dat dit glorierijk wapen, hoewel
nog onbevlekt met raenschenbloed, niet na zoo vele jaren van welver
diende rust in de scheede was vastgeroest, en dat hij ook de voorzorg
had gebruikt, zijn draai-pistool met zes scherpe schoten te laden, want
zoo verklaarde hij met mannelijker» ernst hij was vast besloten om,
zoodra het oproer uitbarstte, zich als vrijwilliger bij den Minister van
Oorlog aan te melden, en zich, des gevorderd, op de puinhoopen van Den
Haag dood te vechten.
Toen ik die heidentaai hoorde, verbleekte ik en ik begon er sterk aan
te denken, den volgenden morgen vroeg met de heele familie naar de
Wijker-brug te rijden, om daar den dag door te brengen. Daar zou 't wel
rustig zijn; maar bij rijper nadenken gaf ik dit plan op, voornamelijk
met het oog op de befaamde goedkoopte van dit Haagsche buiten. Ik
maak niet gaarne misbruik van de goedheid der menschen.
Enfin, mijnheer, ik was dien Zondag erg zenuwachtig en ik keek den
gansenen morgen tot twaalf uren aanhoudend uit mijn raam en mijn dub
belen spion, om te spionneeren of er nog geen barricades in onze straat
werden opgeworpen; maar het was en bleef er stil, zoo stil zelfs dat
mijn buurmans hond, die midden op straat ineen gerold lag te slapen, ge
durende een vol uur geen oogenblik in zijn rust werd gestoord, en we
weten bij oudervinding dat onze buurmans hond geen Kapitolijnsche
slaper is.
Nu zon misschien een ander, in mijn plaats, die de eer had in 't Week»
blad te mogen schrijven, zich manhaftig naar het tooneel van den aan
staanden opstand hebben begeven, om met eigen oogen te zien en met
eigen ooren te hooren hoe 't daar toeging. Maar ik zou je danken. Ik
hond nu eenmaal niet van cavalerie-charges op weerlooze massa's, in wier
gedrang ik me bevind. Die liefhebberij laat ik aan minder zenuwachtige
kroniekschrijvers over dan ik ben, Bovendien heb ik niet noodig me in