De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 27 september pagina 3

27 september 1885 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. it r+ j .t. i i l weder «en» naar buiten. B*N stille boel, Sagittarius," fluisterde ik; Net eene begrafenis," antwoordde mijn vriend. Bét had er werkelijk iets van weg; men zag voortdurend heeren en Juffrouwen in Zondagsche epnlletjes, blauwe borden en vlaggen van verschillende kleuren: het meest imposante was.nog een ouderwetsche /slaapmuts die men in de menie scheen gestoken te hebben en die thans als phrygische muta dienst deed. Je kunt toch weder zien dat je in Den Haag bent," meende Sagittarius. Waarom?" Wel die roode vlag daar, is niet zuiver rood, maar heusch oranje-kleurig!" «Je hebt heusch gelijk! Wat beteekent die zwarte vlag?" Die zal bq de algevaardigden van de Amsterdamse!» begrafenis-vereniging hooren l" Dat kan wel zijn; kijk ns, daar loopt ook een zuigeling in den stoet." Dat wil zeggen, gedragen door eene burgeres." Nn ja, dat bedoel ik; naast die zuigeling loopt de verslaggever van het Haagsche Dagblad." En naast hem een meisje van twaalf of veertien jaar met een witte tlag." Een onschuldig groepje!" Roerend; waarom zou de man juist daar loopen?" Omdat," Het de wijsneus zich weder hooren, bet Dagblad tijdens de onlusten te Amsterdam heeft gezegd dat men de brandspuitslangen maar pp de menigte moest richten, en nu vreest de man dat...." tk bedank u voor de inlichting," sprak ik, den man in de rede val lende, ea Sagittarius foegde ik toe: die kerel wordt vervelend, zullen WO niet gaan?" Laten wg gaan," sprak Sagittarins. ; Weinige oogenblikken later bevonden wij ons in de groote zaal van fiat Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen. De zaal was nog zeer ledig; aan een paar tafeltjes zaten eenige journaasten in afwachting van de dingen die komen zouden. Het trof mij dat bijna niemand aan de eene tafel wilde zitten, zoodat ik aan den titel van het blijspel dacht: hjj moet aan het .kleine tafeltje zitten"; ik weet niet waaraan dit eigenaardig verschijnsel zijn ontstaan te danken had, en voegde mij, daar ik van de overtuiging uitga hoe meer zielen hoe meer vreugd", b$ de meerderheid. Na een poos wachten, marcheerden de manifestanten" de zaal binnen en daarop werden de deuren voor het publiek opengezet, dat met een lawaai naar binnen stormde, dat aan de bestorming van een vesting deed denken. De president opende de vergadering, wees er op hoe men reeds in het vorige jaar ged-emonatrateerd" had, en las tal van telegrammen voor die In wanne bewoordingen vervat waren; ik hoorde spreken over overwinnen , of sterven", Komt niet met halve beloften terug", wij willen kiezen met volstrekt geheime stemmen" en telkens weerklonk luid gejuich, dat nog verdubbelde, tóen dépêches, uit Antwerpen, Brussel en Parijs werden ?voorgelezen. Ik,werd warm en bespeurde dat Sagittaris ook reeds begon te dampen. , De voorzitter vertelde dat ook in den tuin van het gebouw eene ver gadering werd gehouden. Wat moeten wij doen Sagittarius" zeide ik, hier blijven of in den tuin gaan ?" Entre ces deux mon coeur balance", antwoordde mijn vriend, het ia verdraaid jammer dat wij ons niet kunnen verdubbelen. Ik geloof dat het maar beter is dat wg in de zaal blijven: de pan belooft wel wat." , Wij bleven en hadden er geen berouw van. Enkel de eerste spreker viel tegen; hij was bedaard, gemoedelijk en verzoeningsgezind en dat beviel niemendal. De overige sprekers wisten echter den onaangenamen indruk te doen verdwijnen; sakkerloot, wat ranselden zij er op los, zij verkochten uien die niet bepaald splinternieuw waren, maar toch veel genoegen verschaften; bet volk is principaal en de regeering dienares", heette het; de kamerleden werden uitgemaakt voor al wat leeljjk is, de befaamde conciërge van het rijksmuseum kreeg een lik uit de pan, kortom men hoorde mannentaal en ik werd nog warmer. Uit den tuin drongen nu daverende bijvalsbetuigingen tot de zaal door; nu en dan protesteerde een zuigeling, die het niet met de sprekers eens bleek te zijn en ik bevond my als in een roes, toen ik eensklaps bataille" hoorde zeggen. Hemel, Sagittarius," kreet ik, ze gaan aan 't vechten!" Stel je gerust, Sataille ia de naam van den correspondent van Figaro, die zich in de zaal bevindt. Ik herademde en de laatste spreker nam het woord. Z.Ed. sprak zoo vurig dat ik nu reeds'weder vergeten heb wat bij zeide; dit herinner ik 'my: echter dat hjj op geweldige wijze de pers haar vet gaf. .Bravo!" riep ik luid. Ben je mal," voegde Sagittarins mij toe, je bent zelf half en half een ' persman; juich je nu omdat je uitgescholden wordt ?" Ik vind het zoo allemachtig mooi gezegd en bovendien krijgt iedereen vandaag op zgn voorman en men moet dus zoo nauw niet kijken." Ik herinner mjj nog dat de zaal schudde tengevolge van de donderende applandisaementen, dat ik nu en dan waande omringd te zijn door kanxubaakche horden en ik vreesde te worden opgegeten en dat ten slotte een tegenstander aan het woord kwam, wiens naam zalige herinneringen voor de oogen mijns geesten deed verrijzen. Eindelijk stonden wjj weder op straat; het eerste wat ik doen zal, wanneer ik weder te Amsterdam kom," zeide ik, is dat ik Meerlust in staat van verdediging laat brengen en met Gatling-mitraillenses wapen, want thans geloof ik toch waarlijk dat de revolutie op til is." Ik geloof bet ook, en zal die met vreugde begroeten, want ik ben finaal bekeerd," sprak Sagittarius. Wfl drukten elkander geroerd de hand en verdwenen in een koffiehuis. Jan is toch niet te huis en daarom wil ik wel bekennen dat ik een beetje in de olie was, toen wij des avonds naai; den trein gingen*, Sagittariua daverde, op. zgn grondvesten. Sagittanna," riep ik, je neus is rood, ouwe jongen !n Dat 's niemendal," schreeuwde hij, ik wil heelemaal rood worden; alle bezitters moeten worden opgehangen en met jon moeten ze beginnen, Aqnarius, want je houdt er een villa op na en draagt een pels!,' Toen zong hij: £a ira, c.a ira; les aristocrats a la lanterne." Ik ergerde mg geweldig, maar later werd ik wat gemoedelijker; Sagit tarius en ik spraken elkander, in het naar huis sporen, met burger" aan en ik kwam er zelfs toe de Marseillaise aan te heffen. Thans ben ik weder heelemaal normaal en enkel nog maar een beetje katterig. Aquarius. PIT HET HAAGJE. XLIX. Hoewel de tijd reeds ver achter me ligt, herinner ik me nog zeer goed hoe ik in mijn jeugdige jaren geregeld drie dagen in de week 's morgens wakker werd met het aangenaam bewustzijn, dat ik een genoegelijken dag te gemoet ging. Dat was op Zondag, Woensdag en Zaterdag, de eer ste een heele, de twee andere halve vacantie-dagen. Daarom noem ik dien tijd de gelukkigste van mijn leven. Drie prettige dagen in de week; dat zijn er 156 per jaar, ongerekend de extra's en de groote-vacantiedagen. Och ja, die tijd ligt heel ver achter me, en nu kan ik wel op mijn vijf vingers natellen, hoeveel dagen in 't jaar ik 's morgens, als mijn oogen opengaan, een prettig gevoel heb, in 't vooruitzicht van een aangenomen dag. Maar wat ik niet kan natellen, op mijn vingers, al had ik er drie honderd, dat zijn de dagen, die ik 's morgens met een zucht begroet in 't vooruitzicht van de beslommeringen, da tobberijen en 't gehaepel die voor me klaar liggen. Telle est la vie, mon cher, en, wel beschouwd, ia er niet veel aardigs aan. Maar ik heb toch ook mijn extra-dagen, en dat zrjn die waarop ik 's morgens tweemaal zucht en me ns uitrek, voordat ik er toe besluiten ? kon mijn bed uit en den dag in te stappen. Dat zijn dagen zooals die, waarvan de oude krijger verhaalde: Als we op. den dag van een veldslag 's mor gens wakker werden, geeuwden we meer dan gewoonlijk en rekten we ons langer uit, want we wisten dat er 's avonds velen onzer en onder hen kon ik ook zijn van hun vermoeienissen zouden uitrusten op het bed van eer, dat wel heel roemvol is, maar 't nadeel heeft, dat men er nooit meer van opstaat." Ik kan u zeggen, dat ik verleden Zondag aan dien ouden krijgsman dacht, toen ik vroeg in den ochtend mijn oogen opensloeg en aan het sociaal-democratisch de ongeletterde Hagenaars zeggen: sesjaal-dommekraties oproer dacht, dat op dezen rust- en bededag in 't vorstelijk 's-Gravenhage stond los te breken. Misschien zullen de menschen dit heel gek van me vinden, uu van achteren gezien die Zondag geen bataille-dag was, terwijl er ook weinig of geen reden bestond te verwach ten dat hij een zoodanige worden zou. Maar de een is zwaartillender en pessimistischer dan de ander en ik heb, helaas, het ongeluk van tot de tobbera te behooren. Om maar iets te noemen: in mijn laatste stuk spreek ik van sobere" lui, maar mijn vriend in dit geval zon ik haast zeg gen, mijn vijand de zetter, die 't beter schijnt te weten dan ik, maakt er sombere" lui van; nu die fout de zetter neme 't me niet kwalijk, dat ik 't een fout noem was weer genoeg om me geheel van streek te maken; zoo iets blijft me dan een heele week bij, en in dien tijd krijg ik er nog zoo veel andere speldeprikken van 't noodlot bij, dat ik, eigen lijk gezegd, nooit op mijn verhaal kan komen. Ik ben dus, wel beschouwd, een martelaar en alleszins gerechtigd om doorloopend in een pessimisti sche en melancholische stemming te verkeeren, zooals ik dan ook werkelijk doe. Maar nu zou ik dien Zondag nog niet zoo donker hebben ingezien, ondanks da zon en den blauwen hemel die me 's morgens tegenblonken, als niet daags te voren de kullnnnel en de referendaris zulke geheim zinnige en onheilspellende gezichten hadden gezet. De referendaris sprak met somberen ernst over het Roode Spook, dat binnen de moren der residentie rondwaarde en morgen zijn bloedig vèndel omhoog zon steken", en de kullunnel vertelde met dreigende kalmte, dat hij bereids zijn sabel had onderzocht, om zich te overtuigen dat dit glorierijk wapen, hoewel nog onbevlekt met raenschenbloed, niet na zoo vele jaren van welver diende rust in de scheede was vastgeroest, en dat hij ook de voorzorg had gebruikt, zijn draai-pistool met zes scherpe schoten te laden, want zoo verklaarde hij met mannelijker» ernst hij was vast besloten om, zoodra het oproer uitbarstte, zich als vrijwilliger bij den Minister van Oorlog aan te melden, en zich, des gevorderd, op de puinhoopen van Den Haag dood te vechten. Toen ik die heidentaai hoorde, verbleekte ik en ik begon er sterk aan te denken, den volgenden morgen vroeg met de heele familie naar de Wijker-brug te rijden, om daar den dag door te brengen. Daar zou 't wel rustig zijn; maar bij rijper nadenken gaf ik dit plan op, voornamelijk met het oog op de befaamde goedkoopte van dit Haagsche buiten. Ik maak niet gaarne misbruik van de goedheid der menschen. Enfin, mijnheer, ik was dien Zondag erg zenuwachtig en ik keek den gansenen morgen tot twaalf uren aanhoudend uit mijn raam en mijn dub belen spion, om te spionneeren of er nog geen barricades in onze straat werden opgeworpen; maar het was en bleef er stil, zoo stil zelfs dat mijn buurmans hond, die midden op straat ineen gerold lag te slapen, ge durende een vol uur geen oogenblik in zijn rust werd gestoord, en we weten bij oudervinding dat onze buurmans hond geen Kapitolijnsche slaper is. Nu zon misschien een ander, in mijn plaats, die de eer had in 't Week» blad te mogen schrijven, zich manhaftig naar het tooneel van den aan staanden opstand hebben begeven, om met eigen oogen te zien en met eigen ooren te hooren hoe 't daar toeging. Maar ik zou je danken. Ik hond nu eenmaal niet van cavalerie-charges op weerlooze massa's, in wier gedrang ik me bevind. Die liefhebberij laat ik aan minder zenuwachtige kroniekschrijvers over dan ik ben, Bovendien heb ik niet noodig me in

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl