De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 27 september pagina 5

27 september 1885 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Ko.431 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Hefc etuk heeft ook de zeer goede hoedanigheid, al is het van een roman gemaakt, niet bestemd te zijn om een samendringsel van den geh$elen roman te geven. Fransche en Duit ach e tooneelstukleveranciers ne men een roman in drie deelen; lichten daar fraayo samenspraken uit; brengen hier en daar een verbindingsmiddel aan en vleyen zich dan een goed harmoniesch kunstwerk geschreven te hebben. De ongelukkigen zjj begrijpen niet, dat de integraal overgenomen brokken, zoo zij pas' en in de evenredigheden der groote kompozitie, noodwendig in het kor ter bestek misplaatst zijn en dat onmogelijk door kostumen en dekoratiën k»o worden aangevuld wat er van beschrijvingen wechvalt. En dan durft men, in onze dagen, [een vrouw, die bijna haar leven lang niet ander* gedaan heeft dan dergelijke verminkingen te volbrengen, Mevr. Ch. Birch-Pfeiffor nog met groote waardeering in herinnering brengen. De Heeren Paul Ferrier en Ju'es £r£v$l hebben beter gedaan. Da Mousquetaires de la Reine" van den ouden Dumas hebben een fragment geleverd, waarvan een onderhoudend, geestig en bevallig zasgspel ge maakt is. Men weet, dat de oude Dumas, bij al zijn voorstaan van eer gevoel en edelmoedigheid, het nut der moraal, in den engeren zin des woords, niet heel naauw nam. Dat is ook hier het geval: maar de in trige '(Ata buitendien zeer los geknoopt is) eindigt zonder aanstoot te geven. De uitvoering wa« bizonder goed. Door hat toetreden van Mevr. Marie van Westerhoven, die ik vroeger met voldoening bij Charlier en Bamberg zag optreden, heeft het gezelschap een kracht gewonnen, die, vooral voor deze opera, welke drie voorname vrouwenrollen bevat (voor den jongen Gaskonjer D'Artagnan treedt Mevr. Budermfcn op) niet te missen was. Mevr. van Westerhoven heeft haar uiterlijk, haar laisser-aller en de bonhomie, waarmee ze hare partyen aanvaardt, in haar voordeel; maar houding en gebaar moet nog wat bestudeerd wordon. Mevr. Bnderman speelde en zong de partij van D'Artagnan onverbaterlijk; de uitdrukking tengre jongeling" had men, om harentwil, wel een weinig mogen wijsigen. Moj. Coersen speelde los en bevallig voor Cen&ance; zij heeft veel aan gemak en scène gewonnen. De Heer Kreeft was, als van zelf spreekt, een zeer goede Bonaciutx. Voor de onmogelijkheid, dut de slimme Kardinaal de Kichelieu zoo'n hals tot aijn gemachtigde zou hsbben verkozen, is hij niet verandwoordelök: Hij liet ons zien, wat Dumas gudacht heeft. Ook de musketiers, de Heeren van Beem, Doréen Kiehl, zuowel als de beklagenswaardige, de 'fréuilte (do Heer Buderman) hebben zich goed gekweten. Toen Jufv. Roos den Gamïn de Paris speelde, heb ik zeer gewaardeerd,' dat zfj 800 meesterlijk tollen kon. En inderdaad wat Bilderdijk van den cKchter 'vergt, moet nog meer den tooneelspaler eigan zijn: namelyb, dat liy alles kan: De Dames Buderraan en Van Westerhoven hebben geen schennlcBsen genoeg gehad. Geen enkele parade was «enigszins gemar keerd. Ik ben overtuigd dat de Dames nooit van het quurtc, tiercé, mi-eerde, osiave, van de fine flanconactc, van het un deux, van iets wat schermen is, gehoord hebben. Dat is vooral, in dit spel, oen voelbaar en storend gemis. Aan de kostumen, (Louis XIII) was de zorg besteed, die wij van de kennis en smaak der Heeren Prat gewoon zijn. In de kamer van de Tréville had men de reliëfornementen met de blazoenen wel wat minder wit ge-, wenscht. De wapens haddmi óók wel eooiga historische beteelceais mogen hebben'. De'onkunde van het geëerde publiek doet niets tot de zaak. Men moet de geschriften beoordealen naar hun dagteekening" zegt het fransohe spreekwoord ? de geschriften en ??ook de tooneelstukken. De clementie der kunst vierschaar wordt daarom ingeroepen voor Mgiiheer Schimmel" op grond van het oude kermisseizoen, waarin het gespeeld wordt. In den Fransehe-Laanschonwbnrg gaat het hyper-romantische ,de Ge bochelde", hier een stuk, dat tot motto kon dragen: gij zult en moet lachen". Ma, het dient erkend: het talrijke publiek lacht ontzettend in Mijnheer Schimmel". Er komt trouwens een dwaze grap met een reus achtig beddelaksn in voor, die zel& menig ernstig Duitscher zou doen getnigen, dat het köstlieh i». Maar men,moet daar de bosso voor hebben. Spreek met geen blinde over de kleuren. Mevrouw Albregt en de Heer Bigot hebben de hoofdrollen in dit door den laatste vry naar 'tHoogduitsch bewerkte Blijspel met zang1'. Het spreekt dus van zelf, dat er zeer goede momenten in zijn. Het verdient voord* lof, dat de Heer Bigot die dnitsohe spelen op hollandschen bodem tracht over te planten; eon gedeelte van het succes is ook daaraan te danken. Mej. Kiehl, met haar helderen zang, en de Heer Lageman, met zijn komischen Anstrich, verdienen meer in 'tbizonder vermeld te worden. Het vrfl lastige samenspel was voldoende. De Hoer Andrévervulde een rol, die op het programma aan des, | Vlaming de Keukelaere was toebedeeld. Eerlang zal de onvermoeide Heer van Lier ons voorstellingen leveren, waarbg op een meer beschaafd publiek wordt gerekend. 24 Sept '85. Alh. Tb, N.B. Ia mjja artikel over de Huguenota" is mjj de penfout ontslipt, dat ik Plus blanohe que la blanohe hermine" willende citeeren, schreef: Soui ee beaa del de la Touraine". Het bleek trouwens reeds uit het redeverband. HET TOONEEL TE ROTTERDAM. Anna-Lise e» Leopold van Anhalt-Dessau. Het was den 7den September 1706, dat de troepen onder bevel van Prins Eugenius overwinnend Turijn binnentrokken. De overwinning was vooral te danken aan de Pruisen, die onder hun dapperen veldheer Leopold van Anhalt-Dessau zoo moedig hadden gestreden. By den introepen werd een marsch gejpeeld; het is dezelfde geweest, die wij r>og beden kennen onder den naam van Dessaticr-marsöh". Desa marsch is niet door Leopold van Aubalt-Dessau (beter bekend onder den naam der alte Dassauer") gecomponeerd of aangegeven, zooals d», schrijver van bovengenoemd tooneelspel het useïtJaten voorkomen, maar i* eene oorspronkelijke marschmelodie, door hem bij die gelegenheid gehoord. De al t o Deseauer" is een zonderlinge figuur in de geschiedenis geweest. Ruw tot onmertEcuelijk worclens toe, leefde hij alken voor z\jne troepen en was hem de oefening zijner soldaten het liefste werk. Groot veldheer als hij was, heelt Pruisen, in wiens dienst hij was, menige overwinning aan hem te danken gehad. Toch was bet oorlogvoeren niet z\jn «enige hartstocht. In zijne jeugd had hij liofde opgevat voor eene apothekers»' dochter, Anna-Lise, en wat ook in het werk werd gesteld, om hen> van een huwelijk niet dit buvgermeisje af te houden, niets mocht baten. Een maal had hij gezegd ik trouw met Anna-Lisa" en dat woord zou hij geitand doen, wanneer hij meerderjarig was geworden. HU heeft woord gehouden, hij is met haar getrouwd; zijne vrouw werd in den rijksvorsten stand verheven en hare zonen werden tot de troonsopvolging toegelaten. De geschiedenis van Leopold en Anna-Lise is het onderwrp geweest voor een tooneelspel, dat in 1859 het eerst te Frankfurt werd opgevoerd en geschreven is door den in der tyd niet onbekenden tooneelschrjjver Hennann Hirsch, wiens naam echter thans weinig meer wordt genoemd en evenals zijne werken bijna vergeten is. Zijn Anna-Lise heeft zich. eohter nog eenigszins staande weten te houden door den frisschen humor, die er in doorstraalt. Op ons, die gewoon zijn aan Fiansche comédies, maakt dit stuk een zeer aangenamen indruk. De sohrijvei' is maar weinig van de ware geschiedenis afgeweken, alleen heeft hij ter wi'.le van, de dramatische handeling aangenomen, dat Anna-Lise uit liofdo tot Leopold van dezen afziet, omdat zij vreest, dat door haar huwelijk het vorstenhuis zal uitsterven. Alles komt echter in orde door de tusschenkomst van de vorstin-moe der, die en nu maakt de sohryvor weer gebruik van de geschiedenis van den Koning verkrijgt, dat Anna-Lise in den vorstenstand wordt verheven. Eigenaardig is hot slot van het stuk. Leopold komt uit den, oorlog terug, zijn eerste gang is naar Anna-Lise, dia echter weigert hem te ontvangen, omdat zij door de reeds aangehaalde reden niet mot hem wil trouwen. Hij dwingt haar echter mee na-ar het slot te.gaan, daar scheldt en raast hij en beveelt, dat het huwelijk terstond worde voltrokken. Onder het spelen van den assauar-rmu'soh wordt inea ge dwongen terstond naar de kerk te gaan. Vrome lieden, die tegen het tooneel zijn, zouden wij den raad willen geven dit stuk te gaan zien. Van da vijf bedrijven sluiten er vier met een gebed tot God en ook in de bedrijven worden nog een paar maal de oogen ten hemel geheven en God, help mij", of God, Bta mij bü" uitgeroepen. Maar misschien zouden die vrome lieden er ook profauatie in kuunen vinden, want er is wel een beetje des Guten zu viel" in. De opvoering door het gezelschap onder directie van Le Gras n Has pels is, naar ik meen, niet de eerste van dit stuk in ons land, zeker was die van Dinsdag j.!, niet de eerste, daar het samenspel, hetwelk bij eerste opvoeringen meestal te wenschen overlaat, thans zeer goed was. Het stuk is bijna geheel in handen van Anna-Lise, met haar staat of valt het. Wij zagen Mej. Vink voor het eerst in zulk eene rol en wij kunnen niet anders dan constateeren, dat zij getoond heeft ook voor die mtfoielijke taak berekend te zijn. Niemand zal het haar zeker euvel duiden, dat zij wel eens wat veel gaf en in de ernstige tooneelen een beetje overdreef. Zij heeft kunstsmaak genoeg, om te voelen, waar zij zich in haar spel in het vervolg een beetje zal moeten matigen. Het meer naïeve gedeelte van haar rol werd meesterlijk weergegeven. Eene opmerking mag ik echter niet terughouden. Hoe lief de stem van Mej. Vink ook moge klinken, wanneer zij spreekt, zingen kan zij volstrekt niet. lïu is het geen vereischte, dat zij hot wél kan, maar zij late het, nu zij het niet kan. Het liod door haar bij het strijken gezongen, kan zonder schade voor het stuk of den gang der handeling worde weggelaten; waarom dan dienonaangenamen indruk teweeggebracht? Tevens zouden wg Mej. Vink in overweging willen geven, om hare handschoenen by het strijken uit te trekken. De moeielijke, hoewel zeer dankbare rol van Vorst Leopold, werd door den heer Jan C. de Vos flink opgevat en goed gespeeld. HO was de man, dien hij moest voorstellen. Het ietwat ruwe in de stem van den heer de Vos kwam hier goed te stade. Mevr. Bsersmans speelde de Vorstin-moeder, eene vervelende rol, waar van ook niet het minste te maken was. Geen enkele uitdrukking wordt haar in den mond gelegd, waar iets in zit. Dat die rol tot haar recht kwam, moet aan den kunstzin van Mevr. Beersmans geweten worden, die ook kleine rollen niet verwaarloost. Intusschen hopen wij haar Spoedig in eene rol van meer beteekenis te zien optreden. Hetzelfde zeggen wij ook van den heer Van Znylen, die den Gouver neur van den Prins, den Markies de Chalifax, moest voorstellen. Het kan niet ontkend worden, dat hij nog heel wat van die onbeduidende rol heeft gemaakt en dat hij er zalf applaus voor wist uit te lokken. Vooral wist hij den Hollandsen sprekenden Franschman juist in z^n spreken weer te geven, door steeds den klemtoon op de laatste lettergreep te leggen. Men behoefde intusschen gean Franschman te zijn om t» hooien dat het Fransch van den heer van Zuylen een van buiten geleerd lesje was. Uitstekend beviel ons de heer Poolman ala da hofmaarschalk van, Salberg. Mocht hij al eens een beetje overdrijven, de rol leende er zich toe en te sober gespeeld zou ze niets geweest zyn. ^ ^ De apotheker Föhse is ook al eene rol zonder beteekenis; het js den heer Le Gras mogen gelukken er eenig kaïakter iu te leggeifenjdatzegt zeer veel. ?< * Als nastukje werd het bekende Dr. PesehJie of Klein& Heeren. gegeven. Dit stukje wil ons een bewijs van de stelling geven, dat, wil men den heer bevallen, men met de bedienden moet beginnen. Daar de barbier Peschke echter vijf bedienden op zijne hand moet brengen, is het stukje erg gevekt en be^ntten Blottevreeselijk te vervelen, al wordt het dan ook,,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl