De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 27 september pagina 6

27 september 1885 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

'r p 6 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND, No. 431. s. dit hier het geval was, nogal goed gespeeld. Me j. Yink is echter d» eenige niet bg dit gezelschap, die niet kan zingen. Jammer was het, dat dit nastukje den goeden indruk van het eerste stuk bedierf. Moeten dip beide samen ttienst doen,, dan ware hét te wenschen, dat Dr. PescMce voorafging. ?Ia bet aastnkje trad ifevr. Coelingh-Vorderman, die van het gezelschap ' Vla Lier tot óns is gekomen, voor het eerst op. Hare rol was echter van te weinig beteekenis, dan dat wy reeds een oordeel over die actrice zouden kttnnen uitspreken. Pe Nieuwe Schouwburg begon zijn seizoen met het nieuwste blijspel van Moser, getiteld Schmoll-Kratzer & Cie. Daar echter beide schouw burgen op denzelfden avond hunne deuren openden, is het niet mogelijk óók dit «tuk heden te bespreken; wij hopen dit de volgende week te doen. ' 2l/9 1885. M. H. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. Het muzikale saisoon is in de hoofdstad geopend. De Orkestvereeniging heeft in de zaal van het gebouw voor den Werkenden Stand haar eerste ehtendooncert gegeven ea in Volksvlijt trekken de klassieke Donderdagen de voHe aandacht. Het Hoogduitsohe Operagezelschap uit Rotterdam gaf twee voorstellingen; het Franscho Operagezelschap uit 's Hage trad reeds , epkele: malen in den Parkseliouwburg op; de Maatschappij voor Toonkunst, afdeeUDg Amsterdam, noodigde haar werkende leden tot den aanvang der lepetitiën en houdt zooals gewoonlijk den sluier over het muzikale pro gramma van dezen winter; enkele kunstenaarsconcerten zijn in uitzicht gesteld. Felix Meritis en Kamermuziek zullen weldra leden, uitverkorenen of belangstellenden op vaste tijden een meer of minder welvoorzieuen schotel voorzetten; de Wagnervereeniging, die verleden jaar voor haar met zorg voorbereide concerten alleen in den kring harer leden waai'deéring zocht, zal zich in dit seizoen wel niet onbetuigd laten en haar uitvoeringen wellicht het oordeel der muzikale kritiek onderwerpen; mannenzangvereenigingen en dillettantenclubs oefenen zich vlijtig in samenspel en samenzang, nieuwe leden lokkend wier kunstgaven hun ten goede mogen komen. Kortom, Frau Musica" zal 't waarlijk aan vereerders niet ontbreken en 't kan zijn nut hebben te dezer plaatse in beknopten Vorm het een en ander op te teekenen van wat op muzikaal gebied in de hoofdstad belangstelling verdient. fie.'0rkestvereeniging onder leiding van den Heer Wedemeyer heeft in gehalte heel wat gewonnen, en het onlangs gegeven ochtendconcert droeg er de blijken van. Vooral de blaasinstrumenten trekken de aan dacht en by de eerste violen zijn ook goede krachten aanwezig. Indien w$ onzen lezers mededeelen, dat de H.H. Tak en Troostwijk bij de violen Zitten «n de hoeren Dahmen, Crüger, Endlicb, Breethoff Jr. o.a, thans hun talent op fluit, hobo, clarinet en hoorn aan den dag leggen, zal men met ons goede verwachtingen van de Orkest-Vereeniging vormen, die ook bjj de voorstellingen van het Haagsche Operagozelschap in den Parktchouwburg niet weinig het artistieke genot verhoogt. Op het programma van het'ochtendconceit stond niet meer of minder dan de 3e syniphonie van Brahms, die. zooal niet vlekkeloos, dan toch met goede schakeering en in het «Igemeen juist tempo werd ten gehoor* gebracht. Een Scherzo van Volkmann werd eveneens met bevallige losheid en schalksche inten tie* gespeeld en verwierf van het vrij talrijke publiek, waaronder wg tal van echte kunstliefhebbers opmerkten, heel wat toejuiching. Dat het ge raden is de Orkestvereeniging bij de moeilijke taak, die ze heeft ondernomen, ten krachtigste te steunen behoeft niet gezegd. Wie voor de kunst wat over heeft, zal wel doen aich het lidmaatschap dezer vereeniging te verschaften. In het Paléisorkest, dat onder de leiding van Joh. M. Coenen eene uit gebreide taak te vervullen heeft, zijn niet minder uitstekende elementen aanwezig. De H.H. Jozef Gramer en Henri Bosmans zijn kunstenaars van Jen ecbtea stempel en het is een werkelijk voorrecht na de uitvoering van' hét een of ander uitgebreid werk voor orkest eene solovoordraoht te hooreri van artfeten, wier spel ook voor het publiek in Volksvlijt eene opvoedende kracht bezit. Men vergunns ons dit epitheton, wijl, naar onze lüeebing, het hooren van kunstenaars als bovengonoemden langzamerhand den zin voor degelijke muziek bühet meerendeel dor leden zal openen en op de Vprming" van den kunstsmaak gelukkigen invloed moet oefenen. Wanneer daarenboven aan de voorbereiding der concerten met ernst de' hana" gehouden en déeerbied voor groote kunstwerken nimmer uit het oog verloren wordt, kan men er zeker van wezen, dat het Paleis in ledental zal winnen en ook de waardeering van het kleine getal dergenen cal behouden, wier oordeel, zooals Vondel 't zei, den algemeenen smaak bepaalt. . De opening van het óperaseizoen wordt in de hoofdstad altijd en terecht met belangstelling te gemoet gozien. Niet dat men in eenvoudigheid des geestes geloof slaat aan wat directie's omtrent hun grootsche plannen weten; voor te spiegelen. Promettre et tenir en font deux, is ook op operagezelschappen van toepassing. Werd voor eenige weken niet mede gedeeld, dat de heeren De Suiten en Granier voor het a. B. seizoen een forttanor hadden opgespoord, die met zijne ut de poitrine" wonderen zou uitwerken en na eenige minder gelukkige debuten, besloten de Haagsche kunstrechters den heer Viola niet aan te nemen. Il n'a fait que passer, il n'était déja plus!" Faust, Mignon, Les Suguenots en laJuive, werden re.eds te Amsterdam met meer of minder succes opgevoerd. Het personeel der artistes du chant", behoudens de koren, is bijna geheel gewijzigd e(n haast kwam men tot het vermoeden dat Mme Granier alleen nog den band met het verleden vasthield. De aanneming van de dames Vuillaume, Duvals en Clary is voor het succes der wintercampagne niet zonder beteekenis; slaagt men er in eene forte-chanteuse, een bariton en een fort-tenor te engageeren, die goeden indruk maken, dan kan het niet uitblijven of de voorstellingen in den Parksohouwburg zullen goed bezocht worden, temeer wijl debegeleidjng vele redenen van tevredenheid geeft. Maar geen Duitsche en Fransfhe ?voorstellingen op denzelfden avond, zooals thans nog het geval.is. Big de opvoering van der Freischütz" in het Paleis voor Volksvlijt en Lohengrin in den Stadsschouwburg bracht het Duitsche Oneragezelschap uit Rotterdam heel wat nieuwe artisten voor het voetlicht. Wy fiprek«n niet van de Koren, die wel is waar met enkele jeugdige krachten schenen aangevuld, doch van goede repetitien weinig getuigenis aflegden. Frau Mielke die als Elsa optrad nam al dadelijk de plaats in, waarop haar natuurlijke gaven en artistieke ontwikkeling haar aanspraak konden doen maken. Deze kunstenaresse heeft fraaie stemmiddelen, zingt met gevormden omaak, beeft goede dictie en ontwikkelt zeerveel dramatische kracht. Hare medewerking bij de voprstellingen van het Rotterdamsche Opera gezelschap zal wellicht the great attraction" worden. Doch der Trom-' peter von Sakkiogen" zal weldra het lied in de schouwburgzaal doen weerklinken: Das ist im Leben hasslioh eingeriohtet, Daes bei don Kosen gleich die Domen etehn, TJnd was das Arme Herz auch gehot und dichtet» Zum Sohlusse kommt das Vonei naudergehn". en met dat Abschiedslied zal ook Paul Haase wellicht zijne joyense entree' in de hoofdstad makan. H. C P. D, flET NIEUWE RIJKSMUSEUM TE AMSTERDAM. 1 V. (Slot). ' De criticus in de Nationale Zettung geeft ten slotte eene ontwikke lingsgeschiedenis der Nederlandsche kunst, welke als betoog dient voor z\jn stelling, dat zij de eerste op profanen grondslag is, welke de wereld had gezien. De antieke, de Middeleeuwsche, de Renaissance-knnst, had den alle tot hoofddoel en voorwerp het geloof en de kerkelijke voorstel lingen; de Nederlandsche kunst, na de beeldstormerij, wendde zich tot den mensch op zich zelven. De schrijver zet de bewijsvoering in eene reeks van -Interessante beschouwingen uiteen, en uit den wensch dat een bevoegde zich eens tot eene studie over de ontwikkeling van de Hollandscbe groep" zou zetten, en aantoonen hoe deze, ontstaan uit het portret, langzamerhand tot eene rij portretten, vervolgens tot een of meer rijen, met een gering voorwerp als voorwendsel en begin van groepeering, eindelijk de reusachtige en volmaakte Schuttersmaaltijden en Nachtwachts heeft gevormd, die haar hoogste punt vormen; hoe zy toen alle genres: landschap, architectuur, stilleven, historie in zich opnam en tot vasallen maakte, tot Rembrandt kwam en zijne individualiteit voor alle traditie en alle school in plaats stelde. In eene beschouwing, hieraan vastgeknoopt, roert de schrijver eenige punten van vergelijking tusschen het optreden van Rembrandt en dat van Shakespeare aan en betreurt het, dat zijne landgenooten nog niet, gelijk reeds in Engeland en Frankrijk het geval is, de kennis en waardeering der Hollandsche school als een noodzakelijk deel der beschaving, op ge lijken voet met de kunst der antieke of de Italiaanscbe Renaissance hebben opgenomen. Eene aanmoediging om het Museum te gaan zien, daar, wat er ook nog onvoltooid moge zijn, toch de Staalmeesters en de Nachtwacht en de overige beroemde meesterstukken reeds voorhanden ziju, sluit het artikel. Als Naschrift" meldt de bewerker dan nog: Eerst na het ter perse gaan van dit artikel werd nog een in het Cen* trol Elatt van 15 Augustus 1885 verschenen circulaire van den minister van openbare werken bekend, waarin ten behoeve eener zooveel moge lijk gelijkmatige en doelmatige handelwijs bij het voorbereiden, uitvoeren en afrekenen van de geheel of gedeeltelijk uit staatsmiddelen voltooide monumentale gebouwen", aan de autoriteit tot wier gebruik het gebouw bestemd is, met betrekking tot de afwerking en inrichting ervan, een ver strekkend recht van wijziging wordt verleend. Vooreerst heeft zij, alvorens aan het vervaardigen van het haar betreffende bouwplan wordt begonnen, en zoo mogelijk volledig programma van hare eischen in te dienen. Vervolgens heeft zy de afgewerkte plannen grondig te onder zoeken een goedtekeuren. Ook gedurende den bouw moet er een voort durende gedachtenwisseling bestaan tusschen de bouwdirectie en de autoriteit voor welke het gebouw bestemd is. BÜhet. overgaven van den voltooiden bouw moeten de overnemers gezamenlijk met de bonwdirectie eene nauwkeurige inspectie te houden. Eventueele veranderingen en aan vullingen, welke daarbij noodzakelijk blijken, moeten terstond geschieden. Gebreken, welke eerst na het in gebruiknemen aan den dag komen, wor den na aangifte binnen zes maanden na de oplevering nog uit het bouw fonds bestreden. Deze termijn wordt bij de verwarmingstoestellen, enz. naar gelang der omstandigheden nog tot vijftien maanden verlengd. Op de zeer practische beteekenis van deze bepalingen behoeft niet gewezen te worden. Ook de invloed ervan op het verspreiden van belang stelling en inzicht in architectuur in de ruimste kringen der beschaafden is niet gering te achten, terwijl ten slotte de vorming der bouwtypen, waarop in den aanvang dezer artikelen gewezen werd, langs dezen weg inderdaad wordt bespoedigd. De onderteekening dezer artikelen in de National Zeitung is k., een merk dat er meermalen onder artikelen over schilderkunst en verwante kunsten in aangetroffen werd. Daar het een zoo bij uitstek Nederlandsen en Amsterdamsch belang betrof, meenden wij met eenigszina uitgebreide aanhalingen den lezer genoegen te doen. UIT PARIJS.J XXXVII. . Waar het met Frankrijk heen| moest, als de periode van de algemeene verkiezingen zich eens, in plaats van enkele weken te duren, ge lukkig! tot een vol laar uitzette, dat weet ik niet. Maar zooals het tegenwoordig gaat, vrees ik werkelijk, dat er dan niet genoeg landgeuootfia

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl