Historisch Archief 1877-1940
Dg AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
t
i v
zonden overblijven om zitting te nemen in de Kamer en deze voltallig te
maken. . ' .
W$j koeren als we op de feiten van de afgeloopen week ten minste
mogen afgaan geleidelijk maar zeker tot de liefelijke dagen van het
Tuistrecht terug. Om dat te voorkomen zou ik lust hebben om bij
genoegzame ondersteuning een bond op te richten tot Totale onthouding van
Kiesrecht, op den eenigen maar af doenden grond van waarachtige broe
derliefde en menschenmin gevestigd, want in onze eeuw van Bevolverisme
schenen zelfs de candidaten en met hen de kiezers tot de onzinnige
meening gekomen te ajjn, dat het goed recht eener politieke geloofsbelij
denis of de voortreffelijkheid eener staatkundige richting met een kogel
ingeschoten of met een degenprik ingestoken behoort te worden.
Als het met den door mij voorgestelden bond' niet lukken wil, dan zou
ik willen voorstellen, dat ieder kiezer en lij gevolg ieder candidaat
moet zgn; meester op alle wapenen en voldoende bedreven in de behan
deling ~tan het pistool. )an zal men elkander althans nog volgens de
regelen van de kunst naar de andere wereld helpen. Nu wordt er een
houw-er-maar-op-in of hak-en-sla-er-maar-op-los methode gevolgd, die
ons in de oogen der beschaafde wereld moet verlagen tot een bende
kwajongens.
Is het geen schande gezwegen van al de rumoerige tooneelen, de
vele duels, elders reeds voorgevallen dat het steeds voor zijn fijne be
schaving BOO hoog geprezen Parijs getuige moest wezen van een wilden»
vergadering als die, eergisteren in de Beurs gehouden, waar revolvers
werden afgevuurd en door bet werpen van allerlei andere projectielen niet
minder dan zestien personen gewond werden?
We worden gaandeweg meer kitteloorig en prikkelbaar en zóó komt
net dat we ons warm maken en in allen ernst iet harnas aantrekken ook
over dingen, die waarlijk zooveel drukte en opwinding niet waard zijn. Nog
zeer onlangs schrijft de geestige kroniekschrijver van den Figaro A. Wolff
een gelaarsd en gespoord artikel vol bitterheid en woede, waarin hij op
hoogen toon de les leest aan zekeren tenor Masini, die tienduizend francs
honorarium voor iederen urond, dat bij te Parijs zou optreden, heeft
durven vragen.
Aan het slot van zijn philippica, die onder ons gezegd wel wat veel in
herhaling vervalt, barst hij nog eens aldus los:
i,Alken tenoren en andere sterren schijnen geen flauw vermoeden te
hebben, dat er ergens een stad is als de onze, die met het contant geld
van roem en vermaardheid het genot betaalt, dat een zanger haar doet
genieten. Deze beeren behandelen ons werkelijk wat al te zeer uit de
hoogte: >g vragen ons pryzen alsof wij trappers van Arkansas waren,
onbeteekenda lieden, die niets kunnen doen voor de beroemdheid van een
artist en daarom maar flink hebben te betalen.
Wat er dan gedaan moet worden? O, er zou een dood eenvoudig mid
del z<jn om zpo'n zaakje in 't reine te brengen. löParijs er dan op gesteld
om zich aan de eischen van die sterren te onderwerpen, kan het 't niet
afdoen met zijn eigen krachten en artisten, dan geen loven en bieden.
Laat men dan vijf, tien, twintig, honderdduizend francs voor n avond
betalen. Laten we honderd francs geven voor onze stalle en deze ver
tooning maar beschouwen als een soort van sport, door de mode ons op
gelegd. Maar 6y' God! (sic!) deze heeren en dames moeten ons op den
koop 'toe niet langer een eeuwige dankbaarheid vragen. Laten we nog
mér geren dan het geëischte maximum, laten wij een tenor, voor twee
nr.en, de appoiutemeuten zijner droomen aanbieden, maar doen we hem
tevens duidelijk bujken, dat we dan ook niets meer met hem hebben
oittestaan.
En als de ster, boven en behalve de vijfhonderd lonis, ook nog zes
terugroepingen na «iedere akte en bloemen aan het einde van het stuk
van ons eischt, dan moeten we hem dat kortweg weigeren. Als de tenor
by ons slechts voor en om het geld zingt, goed, dan geven wij hom wat
hy vraagt, maar ook niets meer.
En den eersten den besten avond, dat zoo'n heer het tooneel zal ver
laten zonder eenig applaudissement te hoorcn, dan zal hij bet hem gege
ven lesje wel begrijpen en anderen na hem zullen daarmede hun voordeel
doen.'.;., .
In ieder: geval zon dat een bewijs, voor hem zijn, dat de Parijzen aar 3
nog niet zóó dom zyn als men in de wereld der.sterren wel schijnt te
denken. We moeten een duidelijk onderscheid maken tnsschen den artist,
die van ons naam en roem vraagt en den artist, wien het alleen om ons
geld te doen is. Met dezen laatste hebben wij voor goed afgerekend, als
wij zrjn rekening betaald hebben."
Parijs is niet rustig. Het kleinste gerucht maakt het vervaard. Getuige
tiet geheim van de mie Vivienne. Alles wordt geheimzinnig op het
oogenblik, maar dit geheim was al een van de vermakelijkste soort. De burgers,
die in de rue Vivienne wonen, worden des nachts uit hun slaap gewekt
door akelige geluiden: brullen, loeien, men weet niet wat het is, hoe het
te'noemen,' maar men'hoort steeds iets heel akeligs en kan niet ontdek
ken, waar dat geluid van daan komt. De geheele straat raakt in opschud
ding, men gist en vertelt elkander de vreeselijkste dingen.... Natuurlijk
wordt de politie gewaarschuwd; deze haast zich niet met het onderzoek,
. dat is tegenwoordig zoo hare manier maar eindelyk komt zij dan
toch tot de ontdekking, dat die akelige geluiden niets akeligs om het
lyf hadden. Men was een paar nachten lang onder de rue Vivienne aan
het werk geweest in de riolen en wat men gehoord had, dat was het
spreken en roepen geweest van de menschen, die in die onderaardsche
atraten hun nachtelijken arbeid verrichtten l
Ziedaar hoe op dit benedenrond het comische meestal het verschrik
kelijke vergezelt en hoe het leven van het begin tot het einde niets anders
is.dan een drama-vaudevüle!
r- Wilt ge daarvan, althans tot op zekere hoogte, nog een ander bewijs
en nu niet aan de verbeelding maar aan de werkelijkheid ontleend?
ziehier:
In het Théatre-Prangais wordt tegenwoordig Don Juan cTAutriche
elwégtw ongexoexd. Ia het eerste bedrvïf komt klokgelui voor.
Welnn, dat klokje hetwelk men daar nu kan hooren luiden op het tooneel, ia
een van het drietal, dat in het jaar 1572, het sein gaf tot het begin van
de gruwelen van den Bartholomeus-nacht! .
De kerk van Saint-Germain l'Auxerrois bezat drie klokken van ver
schillend kaliber, die stemden met bet geluid der klok van het naburig
paleis. Tijdens de Revolutie werden die klokken in veiling gebracht en
aangekocht door een gieter met name Flaubon. Deze stond de kleinste af
aan de tooneelspelers, voor de eerste opvoering van Edouard en Ecosse
van Alexandre D u val (1801).
Om bij het tooneel, ten minste bij de tooneelisten te blijven. Eëa
eerste rol van onheuglijken tijd geleden, Saint-Oscar, die een vreemde
ling Parijs laat zien, komt op de Place Vendame en met een deftigen
zwaai van den arm op Napoleon wijzend boven op de zuil, zegt hjj, ter
wijl hij zijn hoed afneemt: .dat was de vriend van Talma!"
A. B,
LETTERKUNDE.
PARADOXE VAN MAX NORDAÜ,
door Mr. H. Coaman.
Nauwelijks is men bekomen van de door Nordau's Gonventionellen
Lügen der Kulturmenschheit" opgewekte emoties, die bjj velen oorzaak
waren van een even groote afkeuring als zjj bij anderen goedkeuring in
het leven riepen, of wederom zendt die auteur een boek in de.waereld,
dat een diepgeprent merk van oorspronkelijkheid, denkkracht en bele
zenheid draagt. .
Paradoxe heeft hij het genoemd en het draagt dien titel met eere.
Hij verdedigt er vele stellingen, die zeer paradoxaal klieken en de meeste
daarvan bewijst bij. Juist daarom is het boek gevaarlijke lectuur, want
Nordau is niet altijd even goed geslaagd. Men is geneigd voor bewezen
aan te nemen wat niet bewezen is, zoo sterk dringt hij zijn stellingen
aan, zoo schijnbaar helder is zijn betoogtrant-. Want helder en bevattelijk
is hij overal, ook waar zijn bewijs te kort schiet. Daarby komt een
geestige behandeling, die meer dan iets anders de macht heeft een aopbisme
te verbergen. ''
Zijn eerste hoofdstuk handelt over pessimisme en optimisme. Het komt
mij niet onwaarschijnlijk voor, dat Nordan die bladzijden heeft geschreven
in een vroegere levensperiode, toen zijn denkkracht nog niet die hoogte
had bereikt waarvan de overige hoofdstukken getuigen.
Twee soorten van pessimisme onderscheidt de auteur, twee soorten die
alleen recht hebben op bespreking: het wetenschappelijke en het
practische pessimisme.
Het wetenschappelijk pessimisme schrijft boeken, waarin het systemen
van zijn levensbeschouwing neerlegt, waarin het vraagt, onderzoekt, com
bineert, concludeert; het practiscbe pessimisme vraagt niet, redeneert
niet, het ondervindt duister, dat al wat bestaat niet goed is.
Tegen deze laatste soort zegt Nordau is niet te r edeneer en, men kan
haar alleen, analyseeren. En door analyse komt bij dan tot de overtui
ging dat deze soort van pessimisme eigenlijk een begin van waanzin is.
Alle groszen Dichter des Weltschmerzes waren zerrüttete Organismen",
En dan noemt hij o. a. Heine en Byron. Dit is niet nieuw, maar nog
paradoxaal. In allen gevalle heeft dan toch de ziekte dier zerrüttete
Organismen" evenals de parelziekte der oesters kleinoodiënvoortgebracht.
Het wetenschappelijke pessimisme wordt door Nordan op erbarmelijke
wijze afgemaakt. Hij laat er geen stuk aan heel, hjjj zou het van den
aardbodem willen wegvagen en dat in tien bladzijden druks, waarin hij
ridiculiseert, niet argumenteert. Dit is zoo sterk, dat ik mij na de lezing
afvroeg: is dit ironie of niet ? Ik heb die bladzijden herlezen en weer
herlezen en ben tot de overtuiging gekomen, dat Nordon volstrekt niet
schertst, dat hij in vollen ernst tegen de leer van een Schopenhauer en
een Hartman argumenten aanvoert, die veel van zwartmakerij hebben,
Hij zegt n.l. aan het slot zijner tirade, dat hij met vreugde kan getuigen
hoe de systematische pessimisten gewoonlijk nogal van lekker eten en
drinken houden, dasz sie sioh nach gefiihlvoller Werbung in den
bewarthen Formen schwunghaft beweiben und für alles angenehme im Leben
einen entwickelten Sinn haben." Zulk een,argument is ergerlijk en zeker
uit den mond van een man, die zoo goed blijkt te weten wat argumen
teeren is en andermans bewijzen zoo scherp ontleedt.
Wanneer ik hier een zijner argumenten tegen pessimisme aanhaalde is
het niet meer dan billijk, dat ook een zijner argumenten voor optimisme
een plaats vinden. Kritiek, zegt. Nordau en niemand zal er aan
twjjfelen is een vergelijking tusschen het bestaande en het ideale. Uit het
feit echter dat men zulk een kritiek uitoefent, blgkt dat men het
besaande voor verbetering vatbaar houdt en dieser Gedanke wird doch
woll ein optimistischer genannt werden mussen". Maar wat verstaat Nor
dau dan toch onder pessimisme? Ik voor mij versta er onder die levens
beschouwing, welk leed als positief, genot en geluk als negatief opvat en
dus genot en geluk definieert als absentie van leed. In deze opvatting ia
dus leed en smart een noodzakelijk element, zonder leed is zij onbestaan
baar. En wat zegt Nordau, de optimist? Wenn der Scbmerz nicht
bestande, so muszte man ihn erfinden". En dan wijdt hij eenige bladzijden
aan de noodzakelijkheid van het bestaan der smart. Hij doet dit om de
pessimisten te overtuigen, dat ze dwaas zijn, zich zoo te bekommeren
over het bestaan der smart, de pessimisten, wier geheele opvatting be
rust op smart. Ik vindt zulke argumenteering nogal naïef.
De grondoorzaak van het bestaan van pessimisme zoekt Nordau in de
ontevredenheid van den mensch, ontstaande uit zijn machteloosheid om
het doel des Heelals te begrijpen. Zeker is het dat het niet begrijpen van
iets bij den menscb. het denkdier zooals Multatuli hem eigenaardig
noemt een gevoel vau onvoldaanheid van ontevredenheid achterlaat,
maar of daarin de oorsprong van het pessimisme is te zoeken, dat is toch
nog te betwijfelen. Ik ken verscheidene pessimisten, gemoedelijke mensehen,
die volstrekt niet. met hun opvatting te pronk loopen of het interessant