Historisch Archief 1877-1940
Ho. 482,
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
11
i
wist hoe het er mee kan afloopen; of door het te beleggen in land,
waarbij men zoo afhankelijk was van alle weer en wind, of door
den pachter werd beetgenomen. Men hield hen algemeen voor zeer
vermogend en het gerucht ging, dat zij in alle hoekjes en gaten
van hun huis, hunne schatten verstopt hielden. Er waren velen,
die verzekerden dat zij sliepen op een bed, volgestopt met gouden
munten, en als men dat in twijfel trok of zei, dat zij daar dan
toch niet zacht op zouden liggen, antwoordden de dorpelingen,
dat menigeen zich. die harde ligging wel zou willen getroosten,
om het genot van het bezit van dat gouden dons.
, Zij hadden* maar ne dienstbode en die hielden zij nooit lang,
want zij aten als de kippen en zij gaven dus ook de gedienstige
niet -wat haar toekwam. Zij konden niet begrijpen, dat een deern
van achttien jaar of daaromtrent, frisch, gezond en hard werkende,
meer behoefte aan voedsel heeft dan een paar oude vrijsters, van
bij de zestig jaar, vervallen, verdroogd en die niet veel meer
beweging namen, dan juist genoeg was, om hunne stramme lede
maten voor 'Jeen geheele verstijving te bewaren. Maar schoon zij
weinig of niets van eenige beteekenis meer uitvoerden, en alleen
den ganschen dag grommende en brommende door het huis heen
en weer drentelden, hadden zij voor alles nog een scherp oog en
geen minder, scherpe tong, zoodat de kleinste fout werd opgemerkt
en over en weer besproken werd alsof het een groot misdrijf betrof.
Het was niet makkelijk om met hen om te gaan en zij waren
daarvoor in den ganschen omtrek zoo bekend geraakt, dat
geen enkele moedei' aan hare dochter wilde toestaan, om bij de
Sinclairs dienst ta nemen en zelfs het armbestuur weigerde ten
laatste, om een meisje aan hen af te staan, als zij iemand
noodighadden, want men kan er zeker van zijn, dat die als eene zieke
in het armhuis zou terug komen, en dus daardoor oog meer kos
ten veroorzaken, dan nien bespaard had,- door haar daar in den
kost te doen. Dat was dan ook de reden waarom de dames Sin
clair besloten onv Madge Bernard een verre nicht, die in ar
moedige omstandigheden verkeerde voor te stellen, om bij hen,
op de heide van Mallby, in het laantje van de drie esschen te
komen wonen, onder .voorwaarde, dat zij voor het genot van kost
ea inwoning, »en een kleinigheid voor kleêren en zakgeld," zich
beijveren zou om in het huisgezin nuttig bezig te zijn, zooals de
dames in een brief aan hare moeder, eene weduwe meldden, waar
bij zij nog eenige welwillende woordjes voegden.
De eerste week .van Madge's verblijf aldaar deed zij niets dan
huilen; de tweede week bleef zij pruilen, de derde week was zij
onbeschaamd, maar in de vierde week was zij omgekeerd, als
het blad van'een boom, verklaarde Miss Priscella. de jongste van
de twee oude dames, met een zucht van voldoening, het scheen
of zij zich naar hen voegen zou, en besloten was om er zich ver
der in te schikken. Zij schreef die week verscheidene brieven,
waaronder drie aan zekeren heer John Collette, drie lange brieven,
vol en kruiselings beschreven, dit hadden de dames Sinclairs ge
zien, maar meer wisten zij er niet van. Zij waren wel scherp
van gezicht, maar Madge was even scherp van begrip, zij waren
wei geleerd in het begluren, maar Madge even handig in het
ver.bergen.' Maar drie brieven in ne week aan dien mijnheer
John Collette te schrijven, dat was in het oog der zusters niét
aljeen eene schandelijke verkwisting van haar tijd, die eigenlijk
aan hen behoorde, maar evenzeer iets dat vrijpostig en onpassend
was. Zij beroemden er zich dikwerf op tegen Madge, dat in hun
tijd, toen zij jong. w.aren, geen man het zou gewaagd hebben
tegen hen over liefde te spreken; zij waren niet geweest, zóó
als do meisjes van deze dagen, met meer haar óp, dan hersens
ia hun hoofd, en die zoo gek op de jongens waren, als de vlie
gen op de stroop.
Madge gaf niet om al die wenken of toespelingen. Zij had »l
gauw bemerkt dat de dames haar niet konden missen, en hoe
wel zij daar niet van daan konde gaan, zonder eene andere
betrekking te hebben, waarnaar zij zeer verlangde, toch begreep
zij, dat men haar niet zou wegzenden, ondanks al die aanmer
kingen op haar gedrag.
Het was reeds in het laatst van den herfst, toen Madge Bernaró'j
met een gloed vol blozende gezondheid en een aantal doozen,
waarin, niet veel schats te vinden was, op het kleine huisje kwam
waar de twee oude vrijsters woonden; zij had zich voorgesteld,
dat het een aangenaam verblijf zou- zijn bij een paar goede oudjes
die haar hartelijk welkom zouden heeten, en een boel aardige
geschenken geven, maar in plaats daarvan bleek het haar weldra
dat zij niet veel anders was, dan een losse dienstbode, zonder
recht op loon of verval. Het was nu winter geworden, en toch
bleef Madge, zonder eenige poging in het werk te stellen, om
daarin eenige verbetering te brengen, wat zij toch had kunnen
beproeven. Had ze zich werkelijk al verzoend met en was zij
reeds gewend aan dat schrale en ongezellige leven, of was zij
steeds wachtende? waarop? In afwachting? waarvan? Wie kan
dat zeggen? Zeker niet de twee oude zusters ondanks al hare
scherpzinnigheid. Zoo iemand het kon, dan was het alleen Madge
eelve... en de heer Jobn Collette.
De winter was scherp en hard; het was een van de ruwste en
stormachtigste, die men zich sinds lang kon herinneren en daar
door werd het leven in het huisje aan het laantje van de drie
esschen, nog droeviger en zwaarmoediger. Meer dan verkleumd
door de koude en half verhongerd door het weinige voedsel, was
het Madge Bernard of de lange, sombere avonden niet om wilden
gaan. Binnenshuis vond zij niets dan een haard, waarin bijna niet
gestookt werd, een provisiekamer die slecht voorzien was, de
vloeren zonder tapijt, de vensters zonder gordijnen, een bed van
hard, muf stroo en geen ander gezelschap dan dat van twee
magere, smerige, vrekkige, oude dames, zeker dus niets, dat
eenigszins geschikt was om te voldoen aan de wensphen en ver
langens van een frissche en naar genot hakende deern. Buitenshuis
gierde de wind, koud en snijdend met hagel en sneeuwbuien,
was het mistig of viel de regen bij stroomen, zoodat er voor het
meisje geen denken was om over de heide in eenzaamheid rond
te loopen, het eenige waardoor zij nog wat afleiding verkreeg en
dat haar tot een gewoonte en een .soort van genoegen was ge
worden. Het was een droevige tijd voor haar n zij werd alleen
wat opgebeurd en getroost als de besteller uit Maltby, die tevens
de betrekking van postbode bekleedde, zijn karretje aan het eind
van de laan deed stilhouden en door de sneeuw heen wadende,
op het huisje aankwam om haar een brief te brengen, voorzien van
het postmerk Londen en met een nette, duidelijke hand dicht be
schreven, soms meer dan vier of vijf pagina's lang. Wat er in die
brieven stond, daar zou niemand licht achter komen, want Madge
handelde met hare minnebrieven het konden natuurlijk niet
anders dan minnebrieven zijn, meenden de zusters heel anders
dan andere meisjes; zij verbrandde die dadelijk nadat zij die had
gelezen en zij zorgde er goed voor, dat er geen enkel stukje van
overbleef. Het was duidelijk, dat de ontvangst dier brieven haar
zeer welkom was,maar toch ook dat zij er eenigzins door beangst werd.
Miss Priscilla, die de slimste en wantrouwendste van de twee
zusters was, had dit reeds lang bespeurd, maar zij kon er zich
geen verklaring van geven. Zij had nog iets anders opgemerkt,
dat haar even vreemd en onbegrijpelijk voorkwam, namelijk, dat
Madge veel meer dan vroeger overal door het huis rondzwierf
en alles besnuffelde. Zij had haar midden in den nacht als toch
ieder behoorlijk in bed moest liggen en gerust in slaap moest
zyn _ gevonden, in dat donkere hol, dat zij de keuken beliefde
te noemen, waar zij bezig was alles na te kijken. Nog vertelde
Miss Priscella fluisterend en verschrikt aan hare zuster, Miss
Agatha, dat zij gezien had, hoe ze hare vingers in alle hoekjes
en gaten gestopt had; waarop de beide zusters zeer vervaard, de
handen wrongen, en het eens waren, dat, als zij iets mocht ge
merkt hebben., zij op staanden voet moest verhuizen, daar was
geen bidden voor. Maar het gebeurde niet, zij zonden haar niet
weg, en Madge begon ijveriger dan ooit overal rond te kijken,
«lies te betasten en te bevoelen en schreef nog langere brieven
aan den heer John Collette te Londen.
De avond was gevallen, stormachtig en woest; de wind stormde
door de boomén en loeide om het huis, alsof een troep
helsche geesten elkaar vervolgden en toeschreeuwden; allerlei soort
van geluid meende men verward dooreen te hooren. Gezucht
en gesteun, woeste kreten, en klagend kermen! Soms- was het
alsof er in ijlende vaart een dolle menigte langs de vensters
vloog, dan weer of een ruiterbende met donderend geweld over
de heide rende. Het was of de gansche natuur ontstemd en ver
toornd was, en hare boosheid en woede op de menschen wilde
verhalen..
»Welk een weer J" zuchtte Miss Priscella huiverend en trok
de sjofele kleeding dichter om zich heen, terwijl zij onrustig
de eenige kaars, die het heele vertrek moest verlichten, over de
leege tafel heen en weer schoof.
»Gij stookt ook zoo slecht," merkte Madge Bernard bedaard op;
7ij had zich in de laatste dagen zeer rustig en gezeglijk voorge
daan. »Met zoo'n paar turfjes kan 't niet warm worden; men
moet hier wel zitten te huiveren en te rillen.''
?Huiveren en rillen! 't is wat moois! Als ik en mijne zuster,
die zoo veel ouder zijn dan jij, niet over de koude klagen, dan
moest jij, zoo'n jong ding, je schamen om er over te spreken*!"
zei Miss Agatha vinnig.
i Ik klaag er niet over, ik zeg het maar voor u zelve," zei
?te...