De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 4 oktober pagina 13

4 oktober 1885 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

No. 432 DE AMSTERDAMMER, WEESBLAD VOOR NEDERLAND. 13 D. (kort}. Wél zeker. Sir O. (denkt, na). Wat is ze op een's koel geworden. Ze is zeker boos 6p aicnzelve, dït zémét mïj heeft gesproken. Wat is het een re ooi meisje! da't glafizigé, korte' haar ia bekoorlijk. Zij opieert niet een jjvér, alsof ftaaf léve'n Ir a'üti' Hing. Misschien hangt Haar brood er wél van af, arm JciiuÏ! Ik fa li?M Se1 Siidéfe kamer opnïetirigen döeu. Als ik terugkom, is Zfi misschien wat ontdooid. Wat ter wereld zou haar familie zijn, dat ze naar hier zoo alleen opgesloten laten ? Mij dunkt, ze is zeker een Bngelsche. Geen ander dan een Engelse!^ meisje zou zoo geljeel alleen durven' zijn. mot een Vennshoofd. op haar schouders. Er is toch iets heel ?verkeerds in, dat zoo'n mooi kind voor haar brood moet schilderen, terwijl ik hier, diöbest in mijn eigen onderhoud zou kunnen voorzien, aio heémoest; meer la-rid en geld heb dan ik kan gebruiken, 't Lot is wel een' ffrillige' dame, hoor; haar vette kuikens geeft, ze altijd meer en (te mngérélaat zs hoTiger lijden (gnat In de kamer ernaast enWyftdaar tien minuten; Kond dan terug*). Deze kamer "Is toch wol de mooiste, vind' u niet ? I), (koel). Volstrekt niet; er zijn andere, die veel rijker zijn, bij voorbeeld de.Sala dei Stucchi. S i r O. O, ja; maar dat heb ik hu niet noodig. Het is wel prachtig; maar die sneeuwwitte kolossale massa's zouden niet passen bij een donkerkleurig Engelsch landhuis. Uit beeldhouwwerk met de donkere be hangsels en hét doffe goud passen er volmaakt bij. Is u, misschien in Engeland bekend? Mij dunkt, ik vergis mij niet, als ik denk, uat u ecne landgenoote van mij is. D. (Koel). Ja; iÊben een Engelscue. Sïrö. Maai- iïwóoat in Italië? 1). Ik woon in Italië. Sir O. (tot ich lel f). Ik ben overtuigd, dat zij mij een akelige, onbeschaamde iemand vindt. Mag men niet wat praten in de oude zalen ? Dékunst is toch eéu beste chaperonne. Zij is op eens zoo schuw gewor den. Zei ik. iets onbeschaamds? Toch zeker niet. Ik zal wat gaan schetsen, óf zij denkt, dat ik hét in.'t geheel niet ken. (Gedurende twintig minuten is b ij aan liet meten en teekent omtrekken; lijkt tersluiks van tijd tot tijd raar de jonge dame). Wat is ze as-;idu bezig met dat linnen en die verf! Ze kijkt in 't geheel riet op. Wat aardige vorm van hoofd, die losse jongensachtige krulletjes zijn allerliefst. Ze is zeker nogal lang; boe Jsan ik haar toch aan de praat krijgen? Wat is dat goed bedacht, om iemand, |ils men hem ousluit, zoo iets tot troost te geven. (luid). Pardon, ik geloof, dat de zon op nw doek schijnt. Ik zal 't gordijn wat verschui ven. (Hii verschuift het, si] spreekt niet). Is hot zoo niet beter? Het wordt alleraksligst warm; en dan te denken, dat die domooren de vensters dicht homten! (Zij anticoordt niet; hij loopt rond en llylt ar. liter haar staan}. Wat zijn al deze gobelins toch prachtig! Iloa bekoorlijk is dat landschap d;iar op nw sofa,! een volmaakte schilderij. I). Op een sofa is dat anders niet, zoo erg geschikt. Sir O. O, u ia hypercriti seh! Ia aesthetischen zin hooft u natuurlijk gelijk. Men moet niet leunen tegen een zecstrand en een biauwo lueht. D. (koel). De Dolce-schilderijen en allerlei oude meubelen zijn in da pp deze volgende zalen. 3 i r O. Ik vreas, dat ik u hinder, als ik hier zit te leekenen ? Wil u liever, fiat fk heenga? D. (bdeekcnisvöl) O, als u teelent u heeft hier evenveel recht ala ik. Sir O. (die de bwisping voel/). Maar ik teoken wel! Als ik maar zoo nu en clan eens een woordje mag zeggen ik kan al pratende zooveel beier wcrlfcn. D. Ik niet. Sir O. (lewiist, afgedankt te zijn, gaat naar eijn plaats en tceltcnt vlijtig h diepe s^'Wè). Wat een alleraardigst tneisjo! Vi at zet ze iemand flink op zijn plaats! Ze weet ook volstrekt niets van mij. Het is zeker bok niet beleefd, om een dame aan 't praten te brengen, terwijl men zelf haar onbekend is. Hoe kan ik haar mijn naam te weten doen komen ? Ik wil haar niet tiit het oog verliezen; ze is al te bekoorlijk, ik moet nog wachten, voor ik 't gesprek weer begia. (Schetst gorgvnidig een uur lang,- maar .schetst liet profiel van sijn vis-a-vis in plaats Van de decoraties. Zij is in haar werk verdiept.) Sir O. (üy eïchself). Nu, met een paar toetsjes kleur zal dat, een volmaakt kopje zijn. En ze heeft geen flauw denkbeeld van wat ik ge3aan' hel), 't Is 'èa zeer fijn profiel; zij moet van goede familie zijn. Vrouwen zijn altijd zoo vriendelijk tegen mij! 'k begrijp niet, waarom zij ?oo onbeleefd moet zijn. Ik denk, dat het iemand knorrig maakt, om hier ta worden aangestaard door al die leegloopende idioten met hun Murray. Ik zal haar alleen laten, tot het tijd is om heen te gaan en dan (Ittiil). Vergeef mij, als ik het nog eenmaal waag, u te storen, vóór ik heen ga; het is na n unr; de man zal voor mij de deur open doen. Mag ik zoo vrrj zijn* te vragé, verstond ik góéd, Zei u wezenlyk, da$ u deze bekleedsels schilderde voor . voor iemand ? D. Voor den fabrikant, die ze, heeft besteld ja. Sir O. Zou ik u dan een zeer groote gunst mogen vragen? Zou n voor nuj een stel van deze meubels willen schilderen? Zooals ik u zei, wou ik een paar kamers in mijn huis op deze manier laten inrichten niet eha'ngeil, diéi6 itf Vialfadéren ergens zagen U als de oneindige goed heid zoudt willen hebben, om D. Er tó gén sprake Van goedheid ilc copieer voor ieder, die mij bestellingen geeft. Sir O, (uit het veld geslagen). Ja, juist, maar toch, u begrijpt, het zal voor mij een groötégunst zijp, als u mij wil veroorloven te behooren tot uwe D. Beschermers. Als ik dit af heb, zal ik bltf zijn, \oor u te mogen werken. .Het is mijn broodwinning. S i f O. ÓcK noem het zoo niet! D. Men kau het toch geen kunst noemen. Sfr O. Dat is het tocK inderdaad wel, op de wijze, waarop u het doet. U heeft mij zeer gelukkig gemaakt. Mag ik u morgen weer komen D. Ik werk hier geregeld. Maar er is geen reden, mij te komen als u nu uw bevelen wilt geven en mij zeggen, waar ik de stukken, als ze klaar zijn, moet zenden. , ? Sir O. Dit .is mijn kaartje. Ik logeer in het hotel dell'Arno, maar de schilderstukken moeten natuurlijk verzonden worden naar Rivaux, mijn landgoed. Een vleugel er van is verleden najaar afgebrand en, daar die dus nieuw most v/orden opgebouwd, dacht ik er eene navolging van dit deel van 't paleis Pitti van te maken. D. (naar zijn kaartje kijkende). Nu u rijk genoeg is, om dat te doen, moest u geen imitatie-bekleedsels op uw sofa's en stoelen hebben. Ga naar de School of Art in Kensington. Men zegt, dat de daar vervaardigde borduursels zeer mooi moeten zijn. Sir O- O, dank u wel; maar ik wilde liever, dat u deze zelfde stoelen vcor mij namaakte. , D. Met veel genoegen. Als u uwe aanwijzingen wilt opschrijven, zal ik ermee beginnen, zoo gauw deze bestelling af is. S i r O. (in zichzelf). Ze wil me toch wezenlijk kwijt raken, (luid) Waar mag ik ze zenden? D. U zou ze op dat tafeltje kunnen leggen. S i r O. Ik zal morgen terug komen. Ik zal ze meebrengen. De man zal toch niet vergeten de deur open te doen? D. Waarschijnlijk niet. Eens ben ik bier tot zonsondergang vergeten geworden. . Sir O. (zachtjes). Ik wilde, dat mij dat vandaag overkwam, als zij ook vergeten werd! Wat is het een koele jonge dame! Ze weet nu wie ik bon en het maakt volstrekt geen onderscheid. (Kyld op zijn horloge), Hemel, het is half drie! Pardon, hoe lang blijft u hier? D. Tot vier uur. Sir O. Zonder iets te gebruiken? D. Ik heb ontbeten, vóór ik ging. Sir O. Ik ook. Maar toch, als de tijd van de lunch komt niet, dat ik er zoo heel veel aan hecht, wat ik eet, maar men moet toch iets gebruiken. D. Ja; de menschheid is maar treurig georganizeerd. Sir O. Wij zouden toch veel genoegens missen, als wij niet aten. I). Meent u? Ik vind het nog al tijdverspilling. Sir O. Niet meer dan 't werk van den stoker; zonder kolen zou de trein niet vooruit komen. Maar ik denk, dat u op uw leeftijd gelooft, dat u wel van do lucht kan leven. D. (in sichself) Wat heeft hij met mijn lesftyd te maken? Zoo oud is hij toch zelf ook niet. Sir O. Zou u mij uw adres willen opgeven, in geval in geval ik verhinderd werd, om hier morgen terug te komen ? D. Zeker. Mtin naam is Claremout en ik woon in de Colombaia, Via di Petiarca. S i r O. (schrijft het op). Dank u zeer. De Duiventil wat een aardige naam! En zijn daar nog meer duitjes buiten u? D. (koel). Ik woon met mijn moeder. Het is geen rijke buurt. Wjfzjjn ook arm. Sir O. (in da verzoeking om te zeggen, dat ieder met een gelaat als het hare ryJc genoeg is, maar zicli Ichecmchcnde). Miar wordt uw moe der niet ongerust over u, als u zoo lang uit ia. I). O, neen; zij weet, dat ik sterk on gözoud ben. Sir O. (dsntüna). Het is volkomen naïveteit of handig kome3iespcl. Ik kan er niet uit wijs worden. Ze weet zeker, dat ze zoo rnoói is. (luid). Het is ontzettend warm, vindt u niet ? Ik moet wezenlijk dat venster open zetten. , , x (Wordt vervolgd.) GUSTAF BERNDAL. DÜSSEI.DOR?, 8 Augustus 1835. (Particuliere Correspondentie.) 5» De laatste geniale vertegenwoordiger der klassieke richting op het Duitsc'ne toonoel, Gustav Berndal, te plotseling ts Gastein ten grave gedaald. Daar hij principieel liet geven van gastrollen veroordeelde en niobs met da heerschonda virtuosen-methode dor hedendaagscua toonoclhe'.den to maken wilde hebben, is zijn caam buiten do grenzen van xijn vaderland zelden genoemd. Vv'ie echter geen vreemdeling op het gebied der dramatische» kunst gebleven is, moot dezen kunstenaar ken nen, want jaronlang speelde hij in denrBerlijmschen koninklijken schousvburg een gewichtige rol en behoorde hij tot de degelijkste en talentvolsta leerkrachten van de koninklijke hoogeschool voor muziok en rhetorisehdramaiische kunst. In Berlijn -was Borndal een man van invloed en naam, die op de algemeene vereering aanspraak kon maken. Z|jn karakter was echter te ideaal en zijn optreden te aristocratisch om hem populair te doen zijn, maar hoe zeer hij eok op don bijval der beschaafden prijs stelde, nooit offerde hij voor dien bijval de hooge roeping zijner knust, tot wier beste en edelste jongeren hij bahoorde. De keizer gaf een bewijs van zijne waardeering door het stoffelijk overschot van den acteur op kosten der koninklijke kas naar Berlijn te laten transporteeren; de opporhofpredikant, ds. Kügel, leidde te Gastein de plechtige inzegening van het lijk en het mag een prijzenswaardig verschijnsel genoemd worden, dat het kerkelijk gezag vrijwillig en op waardige wijze aan de dramatische kunst de hand reikte. Gustav Berndal werd in 1830 te Berlijn geboren en genoot In zijn» vaderstad zoowel het onderwijs der hoogere burgerschool als dat. vad het gymnasium. Op z\jn uitdrukkelijk verzoek kreeg hij de toestem ming zijner ouders om zich aan het tooneel te mogen wijden. De eerste opleiding ontving hij van Hoppe en zoo spoedig hij kon trad hij in do voetstappen van Emil Devrient, wiens ideale opvatting hij deelde. Zyn eerste debuut aau den Koninklijken schouwburg was niet gelukkig,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl