De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 11 oktober pagina 12

11 oktober 1885 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 433 sik wilde wel dat jullie daarover zwegen," viel Miss Agalha kier in. »Gij maakt mij doodeltjk beangst. Ik zal door al die akeiigheid vannacht geen oog kunnen toedoen, en dat nu nog wel ia zölk een weer, zooals je daar straks zelf zei, Priscella!" >Hoör eens, wat was dat?" riep Madge op eens, en hield zich met een verschrikt gezicht aan de tafel vast. Duidelijk vernamen allen, een woest, dol paardengetrappel op den weg, en daarboven uit, ondanks het rumoerige weer, een ruw geschreeuw, dat meer had van een stervenskreet van een wild dier, of het angstgeschrei van een verdoemde, dan van de stem van een menschelijk wezen. »God behoede ons!" kreet Miss Pascilla, terwijl zij opsprong en de handen vouwde. »Wat zullen wij doen V O! zuster, wat moéten wij doen ? het is hollende Dick! ons uurtje heeft geslagen!" Zuster Agatha die nog zenuwachtiger van gestel was dan Priscilla, viel voorover op de tafel, half wezenloos van schrik. Madge was van haar stoel opgestaan met een kleur als vuur, bevende lippen en een kloppend hart VSfigs Priscella!" stamelde zij, met flauwe stem, > luister toch, wat zou'dat zijn? Zou dat waarlijk hollende Dick wezen?', >Houd u stil" zei Priscella. »Geen woord meer daarvan! \vijhebben er al reeds te veel over gesproken!" »0l" schreeuwde Madge luid. »Daar heb je 't weer l" En wer kelijk klonken de daverende hoefslagen weder langs het huis, vlak voor de deur en nog eens drong dat angstige geschreeuw door het gansche huis en folterde al de vrouwen, die in den hevigslen angst er naar bleven luisteren. Toen verstomde het plotseling en scheen de wind nog woedender dan vroeger op te steken. Kort daarna werd er hard aan de deur geklopt en hoorde men een mannenstem klagend roepen: »hulp, hulp! in's hemelsnaam, help mij en laat mij binnen!" De vrouwen voelden zich op nieuw doodèlijlc onthutst, niet alleen door den storm daarbuiten en de gedachte aan het gierende spook, maar ook nog door de gevaren die hen van de wereld zouden kunnen bedreigen. »Neen, neen" gilde Priscella.»Wij kunnen niemand binnen laten!'! »0! Miss Priscella! dat zou toch te hard zijn, denk er eens aan, in dit stormweer, en dan nu dat akelige wezen daar buiten spookt! Laat hem toch binnen, dat arme verdwaalde wezen! waarom zouden wij dat niet doen? welk kwaad zou daaruit kun nen komen?" ijverde Madge. »Ik wil niet" hernam de andere driftig. »Hem binnenlaten! Het zal niet gebeuren! Wie weet of hij niet komt, om ons allen te vermoorden! het zou hollende Dick zelf wel kunnen wezen!" »Weêr werd er hard op de deur gebonsd. » Help mij" smeekte de stem. »Als gij ware christenen zijt, red mij, en help mij dan toch!" »Schaam u," riep Madge, ten zeerste bewogen. Gij zijt geene vrouwen, »als gij nog langer weigert; en als gij niet wilt, dan zal ik het doen!" voegde zij er bij, en voor Miss Priscella het haar had kunuen beletten, was zij naar de deur toe geloopen, deed die wagenwijd open, en stond de vreemdeling daar vlak voor. De man tuimelde naar binnen en zonk uitgeput op den stoel, die het dichtste bij hem stond. Hij zag er bleek en uitgeteerd uit; zoo bleek, dat het was alsof zijn gezicht met krijt was be streken. Het lange zwarte haar hing nat en vochtig over zijne schouders; langs zijn zwaren baard en knevel, die zijn gezicht grootendeels verborgen, droop eveneens het water en zijn gansche voorkomen was dat van iemand, overvallen door angst en schrik. Toch was er in dat onheilspellende gelaat met de kleine grijze oogen, en een krommen neus, iets meer gluipends en achterdochtigs te bespeuren dan men verwachten kon bij iemand met zulk vermoeid uiterlijk; en een nauwlettend opmerker zou het niet ontgaan zijn, dat er tusschen hem en Madge een blik werd gewis seld, die deed vermoeden, dat die twee voor elkaar geen vreem delingen waren. s Water," hijgde de vreemdeling. » Water, ik sterf!" »Wat scheelt er aan?" vroeg Madge, die opeens een toon van gezag had aangenomen, »Wat deert u? Wie heeft u overvallen?" Geen levend schepsel," steunde de man. s Iets te vreeselijk om het te zien en dit te overleven." Hij sidderde en beefde zoo hevig dat Madge gedwongen werd om de kom met water aan zijn mond te brengen, daar zijn handen, die hij op hare armen liet rusten, niet in slaat waren, om die kom te pakken. «Hebt gij het gezien?" snikte Miss Priscella nauw hoorbaar, terwijl zij naast hare zuster stond. »lk heb het gezien," steunde de vreemdeling en liet het hoofd zinken op de schouders van Madge. »Ilij is half dood van angst en kou," zei Madge, »wij moeten hem hier houden tot hij wat hersteld is." Bedaard lei zij hem tegen den rug van den stoel, en als Miss Priscella niet al te zeer onsteld was geweest door al het gebeurde zou het haar zeker niet ontgaan zijn, hoe Madge zich haastte om een tweede witte streep van haar mouw af te vegen, op de plek, waar hij met zijn voorhoofd gelegen had. Zonder verder een woord te spreken greep Madge den stoel, die door niemand anders dan Miss Agatha gebruikt mocht worden en plaatste dien vlak bij den haard, dien zij met een goeden hoop kolen en turf vulde. Daarop begaf zij zich naar de kast, waarin, zooals zij wist, de lekkernijen van de dames bewaard werden; zonder verlof te vragen rukte zij met geweld het oude verroeste slot open en haalde daaruit een flesch brandewijn voor den dag. »Madge" riep Miss Priscella verstomd. »Houd u maar stil," antwoordde Madge en keek haar kwaad aan. »Meent gij, dat ik mij door uwe vrekkigheid zal laten weerhouden en dezen man voor mijne oogen wil zien sterven?" »0! wat zijt gij goed!"- stamelde de vreemdeling. »Wat ben ik u dankbaar!" Miss Agatha was weer tot zich zelve gekomen en keek verwon derd op, bevende over al hare leden, maar zij, zoowel als Miss Priscilla, schenen geheel onthutst en verbijsterd te zijo. Dat Madge zich zoo op eens het gezag had toegeëigend en daarbij zooveel wilskracht, ja bijna woestheid vertoonde, zou reeds op zich zelve genoeg geweest zijn om hen ten uiterst te doen verbazen, maar toen daar nog bijkwam de vrees van die akelige spookverschijning en de angst die hen door den vreemdeling werd ingeboezemd, verloven de oude dames alle zelfstandigheid, en bleven zij ver stomd zitten, als vreemdelingen in haar eigene woning, zonder iets tegen dat alles te durven inbrengen en toch zeer ongezind om het goed te keuren. Zoo verging de tijd en was het reeds nacht geworden, zonder dat iemand zich bewoog; stil waren zij bij elkaar blijven zitten en zelfs had in het laatste uur niemand een woord gesproken. De vreemdeling zat half duttende voor het vuur, maar toch gluur den zijne oogen door de halfgeopende oogen bespiedend hier en daar heen. Madge was druk bezig, om op den vloer plaats voor een kermisbed te maken en ruimde daarvoor uit alle hoeken en gaten, de zakken, en doosjas en wonderlijke pakjes op, waarin zij wist, dal de beide zusters alles van waarde verstopt hadden en lag die in een hoop bijeen, alsof het zaken waren zonder eenig belang, terwiji zij geen acht scheen te slaan, op de wanhopige blikken van de twee oude dames. Toen zij daar mee klaar was, maakte zij den vreemdeling wakker, Hel hern zien, wat zij voor hem gereed gemaakt had, nam de kaars op, en gaf de zusters te kennen, dat het hun tijd was, om naar bed te gaan. »Naar bed en disu man hier alleen achter laten ? Neen, dat nooit!" zei Miss Priscella, den in haar wanhoop eenigszins moediger was geworden. sik zou het u toch raden, gij kunt niets beter doen," zei Madge, haar scherp aanziende, met een paar oogen, die niet veel goeds voorspelden. »Wie heeft hier iets te zeggen, ik of gij?" stotterde Priscella. «Vroeger gij, maar thans ik!" hernam Madge. »Wilt gij gaan of niet ?" De duttende rnan deed zijne oogen een beetje wijder open. Als zijn zware baard zijn mond niet te veel bedekt had, dan zou men gewaar geworden zijn, dat er een glimlach om speelde, tq|n hij in zichzelve zei »Bravo, kleine bulhond!'' »Ben je gek meid?" gilde Miss Priscella. »Nu niet, maar dat was ik, toen ik naar dit oude hol kwam," hernam Madge koeltjes. sMaar daar hoelt nu geen spraak van te zijn. Ga je nu naar bed of niet?" >Neen, ik wil niet," zei de oude dame. »Gij bedoelt zeker niets goeds daarmee, dat gij ons hier vandaan wilt hebben. Wie zijt gij ? en waarom hebt gij dien man hier naar toe gevoerd ?'' »Ja, als gij dan niet naar goeden raad wilt luisteren, dan zult ge de kwade gevolgen moeten ondervinden" hernam Madge bedaard. s Gij en uwe zuster ook!" »Gij handelt, als een paar dwazen. Ik had u willen sparen, maar gij zult nu alles aan u zelve te wijten hebben, mij moet gij niet beschuldigen !" De vreemdeling hief het hoofd op, zijne oogen waren nu heelemaal geopend. Ben je klaar Madge?" vroeg hij haar. Jawel", luidde haar antwoord »alles is klaar. Ge zult er niet veel moeite mee hebben!" Den anderen ochtend was het weer bedaard, de storm was over, de lucht helder en frisch; een arbeider, die zich naar zijn werk begaf, ging voorbij het huisje, aan het laantje van de drie esschen; de deur stond wijd open, en bij den drempel waren zonderlinge dingen te zien; sporen van paardenhoeven, stukken van gebroken

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl