Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 433
sik wilde wel dat jullie daarover zwegen," viel Miss Agalha
kier in. »Gij maakt mij doodeltjk beangst. Ik zal door al die
akeiigheid vannacht geen oog kunnen toedoen, en dat nu nog wel
ia zölk een weer, zooals je daar straks zelf zei, Priscella!"
>Hoör eens, wat was dat?" riep Madge op eens, en hield zich
met een verschrikt gezicht aan de tafel vast. Duidelijk vernamen
allen, een woest, dol paardengetrappel op den weg, en daarboven
uit, ondanks het rumoerige weer, een ruw geschreeuw, dat meer
had van een stervenskreet van een wild dier, of het angstgeschrei
van een verdoemde, dan van de stem van een menschelijk wezen.
»God behoede ons!" kreet Miss Pascilla, terwijl zij opsprong
en de handen vouwde. »Wat zullen wij doen V O! zuster, wat
moéten wij doen ? het is hollende Dick! ons uurtje heeft geslagen!"
Zuster Agatha die nog zenuwachtiger van gestel was dan Priscilla,
viel voorover op de tafel, half wezenloos van schrik. Madge was
van haar stoel opgestaan met een kleur als vuur, bevende lippen
en een kloppend hart VSfigs Priscella!" stamelde zij, met flauwe
stem, > luister toch, wat zou'dat zijn? Zou dat waarlijk hollende
Dick wezen?',
>Houd u stil" zei Priscella. »Geen woord meer daarvan!
\vijhebben er al reeds te veel over gesproken!"
»0l" schreeuwde Madge luid. »Daar heb je 't weer l" En wer
kelijk klonken de daverende hoefslagen weder langs het huis, vlak
voor de deur en nog eens drong dat angstige geschreeuw door het
gansche huis en folterde al de vrouwen, die in den hevigslen angst
er naar bleven luisteren. Toen verstomde het plotseling en scheen
de wind nog woedender dan vroeger op te steken.
Kort daarna werd er hard aan de deur geklopt en hoorde men
een mannenstem klagend roepen: »hulp, hulp! in's hemelsnaam,
help mij en laat mij binnen!" De vrouwen voelden zich op nieuw
doodèlijlc onthutst, niet alleen door den storm daarbuiten en de
gedachte aan het gierende spook, maar ook nog door de gevaren
die hen van de wereld zouden kunnen bedreigen.
»Neen, neen" gilde Priscella.»Wij kunnen niemand binnen laten!'!
»0! Miss Priscella! dat zou toch te hard zijn, denk er eens
aan, in dit stormweer, en dan nu dat akelige wezen daar buiten
spookt! Laat hem toch binnen, dat arme verdwaalde wezen!
waarom zouden wij dat niet doen? welk kwaad zou daaruit kun
nen komen?" ijverde Madge.
»Ik wil niet" hernam de andere driftig. »Hem binnenlaten!
Het zal niet gebeuren! Wie weet of hij niet komt, om ons
allen te vermoorden! het zou hollende Dick zelf wel kunnen wezen!"
»Weêr werd er hard op de deur gebonsd. » Help mij" smeekte
de stem. »Als gij ware christenen zijt, red mij, en help mij dan
toch!"
»Schaam u," riep Madge, ten zeerste bewogen. Gij zijt geene
vrouwen, »als gij nog langer weigert; en als gij niet wilt, dan
zal ik het doen!" voegde zij er bij, en voor Miss Priscella het
haar had kunuen beletten, was zij naar de deur toe geloopen,
deed die wagenwijd open, en stond de vreemdeling daar vlak voor.
De man tuimelde naar binnen en zonk uitgeput op den stoel,
die het dichtste bij hem stond. Hij zag er bleek en uitgeteerd
uit; zoo bleek, dat het was alsof zijn gezicht met krijt was be
streken. Het lange zwarte haar hing nat en vochtig over zijne
schouders; langs zijn zwaren baard en knevel, die zijn gezicht
grootendeels verborgen, droop eveneens het water en zijn gansche
voorkomen was dat van iemand, overvallen door angst en schrik.
Toch was er in dat onheilspellende gelaat met de kleine grijze
oogen, en een krommen neus, iets meer gluipends en
achterdochtigs te bespeuren dan men verwachten kon bij iemand met zulk
vermoeid uiterlijk; en een nauwlettend opmerker zou het niet
ontgaan zijn, dat er tusschen hem en Madge een blik werd gewis
seld, die deed vermoeden, dat die twee voor elkaar geen vreem
delingen waren.
s Water," hijgde de vreemdeling. » Water, ik sterf!"
»Wat scheelt er aan?" vroeg Madge, die opeens een toon van
gezag had aangenomen, »Wat deert u? Wie heeft u overvallen?"
Geen levend schepsel," steunde de man. s Iets te vreeselijk om
het te zien en dit te overleven." Hij sidderde en beefde zoo
hevig dat Madge gedwongen werd om de kom met water aan zijn
mond te brengen, daar zijn handen, die hij op hare armen liet
rusten, niet in slaat waren, om die kom te pakken.
«Hebt gij het gezien?" snikte Miss Priscella nauw hoorbaar,
terwijl zij naast hare zuster stond.
»lk heb het gezien," steunde de vreemdeling en liet het hoofd
zinken op de schouders van Madge.
»Ilij is half dood van angst en kou," zei Madge, »wij moeten
hem hier houden tot hij wat hersteld is."
Bedaard lei zij hem tegen den rug van den stoel, en als Miss
Priscella niet al te zeer onsteld was geweest door al het gebeurde
zou het haar zeker niet ontgaan zijn, hoe Madge zich haastte
om een tweede witte streep van haar mouw af te vegen, op de
plek, waar hij met zijn voorhoofd gelegen had. Zonder verder
een woord te spreken greep Madge den stoel, die door niemand
anders dan Miss Agatha gebruikt mocht worden en plaatste dien vlak
bij den haard, dien zij met een goeden hoop kolen en turf vulde.
Daarop begaf zij zich naar de kast, waarin, zooals zij wist, de
lekkernijen van de dames bewaard werden; zonder verlof te vragen
rukte zij met geweld het oude verroeste slot open en haalde
daaruit een flesch brandewijn voor den dag. »Madge" riep Miss
Priscella verstomd.
»Houd u maar stil," antwoordde Madge en keek haar kwaad aan.
»Meent gij, dat ik mij door uwe vrekkigheid zal laten weerhouden
en dezen man voor mijne oogen wil zien sterven?"
»0! wat zijt gij goed!"- stamelde de vreemdeling. »Wat ben
ik u dankbaar!"
Miss Agatha was weer tot zich zelve gekomen en keek verwon
derd op, bevende over al hare leden, maar zij, zoowel als Miss
Priscilla, schenen geheel onthutst en verbijsterd te zijo. Dat Madge
zich zoo op eens het gezag had toegeëigend en daarbij zooveel
wilskracht, ja bijna woestheid vertoonde, zou reeds op zich zelve
genoeg geweest zijn om hen ten uiterst te doen verbazen, maar
toen daar nog bijkwam de vrees van die akelige spookverschijning
en de angst die hen door den vreemdeling werd ingeboezemd,
verloven de oude dames alle zelfstandigheid, en bleven zij ver
stomd zitten, als vreemdelingen in haar eigene woning, zonder
iets tegen dat alles te durven inbrengen en toch zeer ongezind
om het goed te keuren.
Zoo verging de tijd en was het reeds nacht geworden, zonder
dat iemand zich bewoog; stil waren zij bij elkaar blijven zitten
en zelfs had in het laatste uur niemand een woord gesproken.
De vreemdeling zat half duttende voor het vuur, maar toch gluur
den zijne oogen door de halfgeopende oogen bespiedend hier en
daar heen. Madge was druk bezig, om op den vloer plaats voor
een kermisbed te maken en ruimde daarvoor uit alle hoeken en
gaten, de zakken, en doosjas en wonderlijke pakjes op, waarin
zij wist, dal de beide zusters alles van waarde verstopt
hadden en lag die in een hoop bijeen, alsof het zaken
waren zonder eenig belang, terwiji zij geen acht scheen te slaan,
op de wanhopige blikken van de twee oude dames. Toen zij daar
mee klaar was, maakte zij den vreemdeling wakker, Hel hern zien,
wat zij voor hem gereed gemaakt had, nam de kaars op, en gaf
de zusters te kennen, dat het hun tijd was, om naar bed te gaan.
»Naar bed en disu man hier alleen achter laten ? Neen, dat nooit!"
zei Miss Priscella, den in haar wanhoop eenigszins moediger was
geworden.
sik zou het u toch raden, gij kunt niets beter doen," zei
Madge, haar scherp aanziende, met een paar oogen, die niet veel
goeds voorspelden.
»Wie heeft hier iets te zeggen, ik of gij?" stotterde Priscella.
«Vroeger gij, maar thans ik!" hernam Madge. »Wilt gij gaan of
niet ?"
De duttende rnan deed zijne oogen een beetje wijder open.
Als zijn zware baard zijn mond niet te veel bedekt had, dan zou
men gewaar geworden zijn, dat er een glimlach om speelde, tq|n
hij in zichzelve zei »Bravo, kleine bulhond!''
»Ben je gek meid?" gilde Miss Priscella.
»Nu niet, maar dat was ik, toen ik naar dit oude hol kwam,"
hernam Madge koeltjes. sMaar daar hoelt nu geen spraak van te
zijn. Ga je nu naar bed of niet?"
>Neen, ik wil niet," zei de oude dame. »Gij bedoelt zeker niets
goeds daarmee, dat gij ons hier vandaan wilt hebben. Wie zijt
gij ? en waarom hebt gij dien man hier naar toe gevoerd ?''
»Ja, als gij dan niet naar goeden raad wilt luisteren, dan zult
ge de kwade gevolgen moeten ondervinden" hernam Madge bedaard.
s Gij en uwe zuster ook!"
»Gij handelt, als een paar dwazen. Ik had u willen sparen,
maar gij zult nu alles aan u zelve te wijten hebben, mij moet gij
niet beschuldigen !"
De vreemdeling hief het hoofd op, zijne oogen waren nu
heelemaal geopend. Ben je klaar Madge?" vroeg hij haar. Jawel",
luidde haar antwoord »alles is klaar. Ge zult er niet veel moeite
mee hebben!"
Den anderen ochtend was het weer bedaard, de storm was over,
de lucht helder en frisch; een arbeider, die zich naar zijn werk
begaf, ging voorbij het huisje, aan het laantje van de drie esschen;
de deur stond wijd open, en bij den drempel waren zonderlinge
dingen te zien; sporen van paardenhoeven, stukken van gebroken