Historisch Archief 1877-1940
No. 483
DE AMBTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
aardewerk, en allerlei verscheurde en vernielde vodderijen. Het
scheen wel.dat er in die woning iets bijzonders Was voorgevallen en halt
uit belangstelling, als een van de buren, half uit nieuwsgierigheid
klopte bij aan de deur, en toen er geen antwoord volgde, stapte
hij,naar binnen. Hij vond de oude dames Sinclairs vastgebonden
op hunne stoelen, den mond toegestopt. In den haard lagen nog
enkele uitgebrande kolen, en wat heete asch en op tafel stond
een ledige brandewijnflesch. De vloer was, evenals de drempel,
overdekt met brokken van aardewerk en stukken en vodden van
doeken en linnen en er was in het geheele huis geen kast, noch
kist, noch lade, die niet was opengebroken en doorsnuffeld. Onder
al dien rommel, op den vloer, glinsterde hier en daar tusschen de
prullen nog enkele gouden ot zilveren munten, zoodat de buit wel
ruim en zwaar moest geweest zijn, dat de dieven het niet de
moeite waard geacht hadden om die ook nog op te rapen en mee
te nemen.
De man, die ook menige reden gehad had om zich over dames
te beklagen, maakte meewarig hunne banden los, en zette hen op
de stoelen. Agalha hield hij, als een lijk in zijne armen, Miss
PriscelJa was verlamd en van haar verstand beroofd. Toen men
haar kis gemaakt had van die knellende koorden, kon zij niets
meer voor den dag brengen dan »hollende Dick" en daarbij wees
zij steeds naar de deur; doch welke vragen men haar ook verder
deed, z(j kon nergens meer op antwoorden en door haar was
dus geene opheldering te verkrijgen. Maar waar zou Madge
Bernard gebleven zijn, het goedige bruinlokkige meisje, dat de buren
zoo dikwerf beklaagd hadden zoo vaak zij haar tegenkwamen, en
dat waarlijk een veel beter lot verdiende? De geheele buurt
kwam in opschudding, en al de dorpelingen zochten heinde en
ver, naar het vermiste meisje. Het was duidelijk, dat er roof en
plundering had plaats gegrepen en die eenvoudige zielen vreesden,
dat man tegen de eenige die zich had kunnen verdedigen,
wellicht gruwelijk zou te werk zijn gegaan; zij zou zich zeker
dapper hebben te weer gesteld, en wie weet of men haar niet
vermoord had. Dagen achtereen bleef men aan het zoeken in het
bosch en op de beide, en men onderzocht een paar plekken, waar
het scheen dat de grond pas was omgewoeld en waar men ver
moedde dat men haar had weggestopt. Maar welke moeite men
zich gaf hoe ijverig men ook zocht, geen spoor werd er van haar
gevonden; zij was voor goed verdwenen en nimmer werd er iets
meer van haar vernomen.
De eenige personen, die iets van haar zouden hebben kunnen
vertellen waren eene jonge man en vrouw, die in een gering
koffiehuis te Liverpool zaten te wachten op het uur van vertrek
van een der stoomschepen.
Hij was een kort, gezet persoon, met lang zwart haar, een
glad gezicht, kleine grijze oogen en een krommen neus. Zij was
een mollige aardige meid, met bruine lokken en verbrand gelaat,
zoo iets als van een heiden. Zij spraken niet tegen elkaar, maar
zij lazen te zamen, in dezelfde courant, het verslag van het treu
rige voorval, dat op de heide van Maltby had plaats gegrepen en
dat door de boeren uit dien omtrek, in verband werd gebracht
met bollenden Dick, dien men op dat vreeselijk stormachtige weder
had zien en hooren rondspoken. Sommigen waren nog van mee
ning, dat als de dooden maar konden spreken, het wel zou uit
komen, dat het spook er meer schuld aan had, dan menigeen
wiide erkennen, maar de llfkschouwer wilde daar niets van weten,
en beweerde dat het veeleer zou kunnen zijn, dat Madge in het
geheel niet dood was, en zij het met het spook best had kunnen
vinden. Doch voordat men over deze gissing nader onderzoek
ad kunnen instellen, hadden diéjonge man en vrouw zich reeds
ingescheept en waren met het stoomschip in zee gegaan. De
gelegenheid om het raadsel op te lossen ging dus verloren, en
de zaak bleef immer in het duister.
Dat jonge paar kwam behouden in Australiëaan, maar na zulk
een gevaarvollen overtocht, dat een oude matroos uit
Devonshire afkomstig dikwerf op het dek liep te brommen t Zoo
zeker als er een duivel is, zoo zeker is er hier aan boord een
moordenaar!" Doch de stormen bedaarden, het schip zette on
gehinderd de reis voort, en liep de haven binnen, alsof er geen
sprake van kon wezen, dat het zulk een zondaar had overge
bracht, en die jonge man en vrouw, die vrij goed van geld
schenen voorzien te zijn, huurden eene groote hoeve en kochten
eene groote kudde schapen, terwijl zij op onbekrompene wijze
hunne huishouding inrichtten. Maar zij hadden er geen zegen op;
alles liep hen tegen, het een zoowel als het ander.
De jonge vrouw stierf spoedig, nadat zij hare laatste levensjaren
had moeten doorzwoegen, als de slavin van haren verliederlijkten
echtgenoot, een volslagen dronkaard. Zij stierf met een vreemd,
zonderling lidteeken aan haar hals, en hare laatste woorden waren
dezelfde, die Miss Priscilla gedurig had herhaald: »Hollende
Dick. Maar zij voegde er nog bij, wat Miss Priscilla nooit had
gedaan. »lk heb het ten volle verdiend."
SCHAAKSPEL.
No. 41.
Van F. VAN DEN BERG, te Amstelveen.
ZWART.
<7it speelt voor tn geeft in 3 zetten out.
(Wit 6 en Zwart 8 mat E. G 6).
£I?I<OSSING VAN SCHAAKPROBLEEM No. S».
l PJ. C 3! Koning nt £ S f»
2 Bh. C 7 mat.
(»)
l E. nt Ju a (b
2 Pd. D & mat.
(b)
l E 4 nt C 3 (o
2 Dame F 2 mat.
(c)
l F S ot Bh. nt E 3 d
a Pd.?E 2 mat.
(<*)
l D 4 nt O 3, <e
2 E 5 D 8 mat.
(e)
l G 4 - O 3 a
2 Toren nt £ i mat.
W
l Zwart anders,
{g Eet Paard geeft mat.
INGEZONDEN OPLOSSINGEN.
Juist is no. 39 en 40 opgelost door W. v. H. te Delft; Mei" te Atn»teidam; no.8»
G. te L.; Prouti Quartet te Amsterdam. Voorts no. 40 door V. <3. M. te N.N. «u
Flenugated te Kaatsheuvel.
BBIEFWISSELING.
«Hoi" te A, Veel dank! Bet zal getoetst wordeik
MEDEDEELÏNGEN.
Aan het Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad ontleenen
wij het aangename bericht: »Met genoegen kunnen
wiimededeelen dat de afdeeling Utrecht van den Nederlandschen Schaakbond
geconstitueerd is. Op dit oogenblik verheugt zij zich reeds ineen
aantal van 15 leden. De Secretaris-Thesaurier der afdeeling is de
heer A. J. A. Prange, \Vesterstraat no. l, alhier, aan wien men
zich voortaan voor het lidmaatschap gelieve op te geven. De
contributie bedraagt ?2.50 'sjaars waarvoor ieder lid het recht
verkrijgt de plaatselijke en nationale bijeenkomsten of wedstrijden,
het zij als toeschouwer, het zij als medestrijder bij te wonen."
In het 6de probleemtournooi der Nuova Rivista is aan de drie
problema's van den heer Victor Mieses te Leipzig den .1 sten prijs
toegewezen, \\eldra zullen wij onze lezers er mede bekend maken.
Een probleem van J. Drtina te Praag: Wit K. P l, D. A 3,
Rh. G 2 en H 6. Zwart: K. E 5, Pd. B 8, P. H 5 en H 3 met
K ... E 5. Wit geeft in 3 zetten mat.
UIT OUIDA'S JONGSTEN BUNDEL
D. De Custos heeft a vergeten.
S ir O. (galant). Zeer gelukkig voor m?j.
D. Wat, nu u geen lunch hebt gehad? Ik heb hier twee broodje* ;ma»r
ik ben wel bang, dat u daar niet veel troost in zult vinden.
Sir O. Wezenlijk; ik heb niets noodig. Men kan eiken dag lunchen,
maar niet eiken dag het genoegen hebben, om te praten.
D. En dat nog wel opgesloten! Nu, u zal tijd hebben, uw teekeningea
af te maken.
S i r O. Wie leerde o toch, de menscben zoo hardvochtig te bejegenen?
D. Vreemdelingen, die mij maar aanspreken, terwql ik in het paleia
zit te copiëeren en door mij wat afleiding wenschen te hebben.
Si». O (wet een kleur) O, nu ia u toch erg streng! Ik verzeker o, dat