De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 11 oktober pagina 13

11 oktober 1885 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

No. 483 DE AMBTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. aardewerk, en allerlei verscheurde en vernielde vodderijen. Het scheen wel.dat er in die woning iets bijzonders Was voorgevallen en halt uit belangstelling, als een van de buren, half uit nieuwsgierigheid klopte bij aan de deur, en toen er geen antwoord volgde, stapte hij,naar binnen. Hij vond de oude dames Sinclairs vastgebonden op hunne stoelen, den mond toegestopt. In den haard lagen nog enkele uitgebrande kolen, en wat heete asch en op tafel stond een ledige brandewijnflesch. De vloer was, evenals de drempel, overdekt met brokken van aardewerk en stukken en vodden van doeken en linnen en er was in het geheele huis geen kast, noch kist, noch lade, die niet was opengebroken en doorsnuffeld. Onder al dien rommel, op den vloer, glinsterde hier en daar tusschen de prullen nog enkele gouden ot zilveren munten, zoodat de buit wel ruim en zwaar moest geweest zijn, dat de dieven het niet de moeite waard geacht hadden om die ook nog op te rapen en mee te nemen. De man, die ook menige reden gehad had om zich over dames te beklagen, maakte meewarig hunne banden los, en zette hen op de stoelen. Agalha hield hij, als een lijk in zijne armen, Miss PriscelJa was verlamd en van haar verstand beroofd. Toen men haar kis gemaakt had van die knellende koorden, kon zij niets meer voor den dag brengen dan »hollende Dick" en daarbij wees zij steeds naar de deur; doch welke vragen men haar ook verder deed, z(j kon nergens meer op antwoorden en door haar was dus geene opheldering te verkrijgen. Maar waar zou Madge Bernard gebleven zijn, het goedige bruinlokkige meisje, dat de buren zoo dikwerf beklaagd hadden zoo vaak zij haar tegenkwamen, en dat waarlijk een veel beter lot verdiende? De geheele buurt kwam in opschudding, en al de dorpelingen zochten heinde en ver, naar het vermiste meisje. Het was duidelijk, dat er roof en plundering had plaats gegrepen en die eenvoudige zielen vreesden, dat man tegen de eenige die zich had kunnen verdedigen, wellicht gruwelijk zou te werk zijn gegaan; zij zou zich zeker dapper hebben te weer gesteld, en wie weet of men haar niet vermoord had. Dagen achtereen bleef men aan het zoeken in het bosch en op de beide, en men onderzocht een paar plekken, waar het scheen dat de grond pas was omgewoeld en waar men ver moedde dat men haar had weggestopt. Maar welke moeite men zich gaf hoe ijverig men ook zocht, geen spoor werd er van haar gevonden; zij was voor goed verdwenen en nimmer werd er iets meer van haar vernomen. De eenige personen, die iets van haar zouden hebben kunnen vertellen waren eene jonge man en vrouw, die in een gering koffiehuis te Liverpool zaten te wachten op het uur van vertrek van een der stoomschepen. Hij was een kort, gezet persoon, met lang zwart haar, een glad gezicht, kleine grijze oogen en een krommen neus. Zij was een mollige aardige meid, met bruine lokken en verbrand gelaat, zoo iets als van een heiden. Zij spraken niet tegen elkaar, maar zij lazen te zamen, in dezelfde courant, het verslag van het treu rige voorval, dat op de heide van Maltby had plaats gegrepen en dat door de boeren uit dien omtrek, in verband werd gebracht met bollenden Dick, dien men op dat vreeselijk stormachtige weder had zien en hooren rondspoken. Sommigen waren nog van mee ning, dat als de dooden maar konden spreken, het wel zou uit komen, dat het spook er meer schuld aan had, dan menigeen wiide erkennen, maar de llfkschouwer wilde daar niets van weten, en beweerde dat het veeleer zou kunnen zijn, dat Madge in het geheel niet dood was, en zij het met het spook best had kunnen vinden. Doch voordat men over deze gissing nader onderzoek ad kunnen instellen, hadden diéjonge man en vrouw zich reeds ingescheept en waren met het stoomschip in zee gegaan. De gelegenheid om het raadsel op te lossen ging dus verloren, en de zaak bleef immer in het duister. Dat jonge paar kwam behouden in Australiëaan, maar na zulk een gevaarvollen overtocht, dat een oude matroos uit Devonshire afkomstig dikwerf op het dek liep te brommen t Zoo zeker als er een duivel is, zoo zeker is er hier aan boord een moordenaar!" Doch de stormen bedaarden, het schip zette on gehinderd de reis voort, en liep de haven binnen, alsof er geen sprake van kon wezen, dat het zulk een zondaar had overge bracht, en die jonge man en vrouw, die vrij goed van geld schenen voorzien te zijn, huurden eene groote hoeve en kochten eene groote kudde schapen, terwijl zij op onbekrompene wijze hunne huishouding inrichtten. Maar zij hadden er geen zegen op; alles liep hen tegen, het een zoowel als het ander. De jonge vrouw stierf spoedig, nadat zij hare laatste levensjaren had moeten doorzwoegen, als de slavin van haren verliederlijkten echtgenoot, een volslagen dronkaard. Zij stierf met een vreemd, zonderling lidteeken aan haar hals, en hare laatste woorden waren dezelfde, die Miss Priscilla gedurig had herhaald: »Hollende Dick. Maar zij voegde er nog bij, wat Miss Priscilla nooit had gedaan. »lk heb het ten volle verdiend." SCHAAKSPEL. No. 41. Van F. VAN DEN BERG, te Amstelveen. ZWART. <7it speelt voor tn geeft in 3 zetten out. (Wit 6 en Zwart 8 mat E. G 6). £I?I<OSSING VAN SCHAAKPROBLEEM No. S». l PJ. C 3! Koning nt £ S f» 2 Bh. C 7 mat. (») l E. nt Ju a (b 2 Pd. D & mat. (b) l E 4 nt C 3 (o 2 Dame F 2 mat. (c) l F S ot Bh. nt E 3 d a Pd.?E 2 mat. (<*) l D 4 nt O 3, <e 2 E 5 D 8 mat. (e) l G 4 - O 3 a 2 Toren nt £ i mat. W l Zwart anders, {g Eet Paard geeft mat. INGEZONDEN OPLOSSINGEN. Juist is no. 39 en 40 opgelost door W. v. H. te Delft; Mei" te Atn»teidam; no.8» G. te L.; Prouti Quartet te Amsterdam. Voorts no. 40 door V. <3. M. te N.N. «u Flenugated te Kaatsheuvel. BBIEFWISSELING. «Hoi" te A, Veel dank! Bet zal getoetst wordeik MEDEDEELÏNGEN. Aan het Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad ontleenen wij het aangename bericht: »Met genoegen kunnen wiimededeelen dat de afdeeling Utrecht van den Nederlandschen Schaakbond geconstitueerd is. Op dit oogenblik verheugt zij zich reeds ineen aantal van 15 leden. De Secretaris-Thesaurier der afdeeling is de heer A. J. A. Prange, \Vesterstraat no. l, alhier, aan wien men zich voortaan voor het lidmaatschap gelieve op te geven. De contributie bedraagt ?2.50 'sjaars waarvoor ieder lid het recht verkrijgt de plaatselijke en nationale bijeenkomsten of wedstrijden, het zij als toeschouwer, het zij als medestrijder bij te wonen." In het 6de probleemtournooi der Nuova Rivista is aan de drie problema's van den heer Victor Mieses te Leipzig den .1 sten prijs toegewezen, \\eldra zullen wij onze lezers er mede bekend maken. Een probleem van J. Drtina te Praag: Wit K. P l, D. A 3, Rh. G 2 en H 6. Zwart: K. E 5, Pd. B 8, P. H 5 en H 3 met K ... E 5. Wit geeft in 3 zetten mat. UIT OUIDA'S JONGSTEN BUNDEL D. De Custos heeft a vergeten. S ir O. (galant). Zeer gelukkig voor m?j. D. Wat, nu u geen lunch hebt gehad? Ik heb hier twee broodje* ;ma»r ik ben wel bang, dat u daar niet veel troost in zult vinden. Sir O. Wezenlijk; ik heb niets noodig. Men kan eiken dag lunchen, maar niet eiken dag het genoegen hebben, om te praten. D. En dat nog wel opgesloten! Nu, u zal tijd hebben, uw teekeningea af te maken. S i r O. Wie leerde o toch, de menscben zoo hardvochtig te bejegenen? D. Vreemdelingen, die mij maar aanspreken, terwql ik in het paleia zit te copiëeren en door mij wat afleiding wenschen te hebben. Si». O (wet een kleur) O, nu ia u toch erg streng! Ik verzeker o, dat

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl