Historisch Archief 1877-1940
F, l
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 433
s
I
ik er niet aan dacht, om onbeschaamd te zijn; ik zon dat voor u iets ter
werfcld willen z\jn; niemand zou het tegen u kannen wezen.
D. Ik zal daar stelliger van overtuigd zijn, ala u zoo vriendelijk wilt
stil te laten doorwerken.
O. Welja, natuurlijk! Ik vraag u wel om vergeving, (gaat in de
naaste kamer en begint te teekenen) \Vatis dat een streng katje! Misschien
heeft ze wel gelijk. Het ia niet bepaald in den vorm, om menschen lastig
te vallen, die aan hun schildersezels gebonden zijn; zij zijn zeker dag op
dag aangestaard, tot zij er wat kitteloorig onder worden. Die man heeft
mij stellig vergeten. Als ik met dat meisje mocht praten, zou ik er niets
om 'geven, maar om geheel alleen bouwkundige schetsen te maken met
n leege maag is niet bepaald opvroolijkend.
Wat zit ze ijverig door te werken! Zij maakt iemand beschaamd. Als
ik nu eens denk, dat ik mijn leven lang nooit iets gedaan heb, wat ik
vervelend vond en dat lieve kind moet maar sloven voor haar brood in
een benauwde kamer op een leeftijd, waarop zij zich met niets andeva
moest bezig houden dan lawn-tennis, buitenpartijeu en cotillons. Als ik
toch maar een woordje mocht zeggen! Het zal zoo vreeselijk onbeleefd
z^jn na haar directe afwijzing.
(Sij aarzelt- gaat dan weer ty) gijn plannen eittcn; een uur gaat
(ftoritfT: het slaat vier uuf.)
S ir O. (op eijn^-hofloge ziende), J», vier uur, zoo Vaar als ik leef.
Wel, nu zullen w^ er uitgelaten woidcn. Nu "mag ik. zeker wel een
"Woordje zeggen. Zij pakt haar verf in. (luid). ? Wij zullen nu zeker
spoedig de deur zien opengaan, niet waar? Wat is het warm! Is u niet
rg,vermoeid? Krijgt u nooit hoofdpijn of zoo iets.
D* (opstaande) Ja, ik krijg vaak hoofdpijn in deze warme zalen. De
custos zal binnen een oogenblik hier zijn. Alle nienschen gaan gewoon
lijk om vier uur naar huis.
. Si r O. Da man heeft een extra dosis knoflook en zuren wijn
gebrnikt en ligt zeker hier of daar te slapen. Hij zal, zooals u zei,
waarflcliijnlijk terstond komen.
, ' Wees maar niet ongerust en eet een van uwe broodjes.
'P. Ik heb geen trek in eten; dank u, ik ben dorstig en het is zoo warm.
S ir O. Ja, wij zullen een venster open doen op gevaar af, dat de pijni
ging der Inquisitie er op zal volgen.
D. Het is een wet, dat niemand er aan ma? komen.
S ir O. En komt u alle wetten getrouw-na?
. D. Ja, daartoe is men, dunkt mij, verplicht; waarvoor worden ze anders
:gemaakt ? . ?
Sir O. Wel, voor sommige zio ik ook geen reden van bestaan en die
kom ik dan ook niet na. . .
D. Misschien is dat alles waar voor een man.
Sir O. Kom, kom;.wat is u ouderwetsch! ip u geheel niet geëmanci
peerd, a is wezenlijk zeer achterlijk! Tegenwoordig willen de vrouwen
aan alles mee doen en zij begeeren alleen, wat alle perken te buiten gaat.
D. (koel) U moet al zeer treurige ervaringen hebben' opgedaan.
S ir O. (glimlachend) Ik heb er tenminste veel meer tijd voor gehad
dan u, dat zult u wel toegeven. Ik moest eigenlijk vergiffenis vragen
voor het uitspreken van zulk een cynische beschouwing, ik geloof
eigenlijk, dat ik niet meende, wat ik zei. Als vrouwen uit het gewone spoor
gaan, is het, omdat de manneu haar er toe drijven, nu ik moet zeg
gen, dat die man van daag laat is. Kan mea hier ook gehoor krijgen
door te roepen?
D« Onmogelijk. Er zit niets andera op dan gednld.
Sir O. Een uitstekende eigenschap, maar die in mijn constitutie is
vergeten.
D. Vooral als u niet geluncht hebt.
Sir O. O, dat doet er niet toe; u weet, dat ah men op de
patrijzenof herteDJaoht is, men in 't geheel niets krijgt dan koude thee den ganschen
Komt u hier wezenlijk eiken morgen?
D. Hier, of ergens anders, waar maar behangsels of frescos te
copi«eren zijn. U schijnt te vergeten, dat het mijn werk is; wat eeu ander
mjj fleei'h te doen, eopiëer ik.
. Sir O. Maar schildert u nooit iets origineels?
^ D. .Kan een molenpaard gaan, waar het wil? Ik denk er niet aan,
iet» origineels te maken, omdat ik het niet zou verkoopen.
Sir O. Het spijt mij, dat van u te hooren; u zoudt toch ook liever
buiten vogels schilderen en bloemen en boomen, is het niet zoo? Al die
verbleekte dingen na te maken moet zoo droog zijn. Het spijt mij nu al,
dat ik u gevraagd heb dêza stoelen voor mij te copieeren.
P. O, zegt u dat niet. Ik zal big zijn, er spoedig mee te kunnen
beginnen.
Sir O. Zei u niet dat u Claremont heette?
>. .(koel). Ja.
Sir O. Ik verwonder mij, of u familie is van een man, aan wien ik
eens zeer gehecht was; hij was te Eton een leermeester van mij, een
groot geleerde en een gentleman op en top. Wat er van hem geworden
js, ben ik nooit gewaar geworden. Ik moet met schaamte bekennen, dat
ik. hem vergeten ben, toen ik in de Guards ging; men wordt zoo egoïst
in de wereld. Hij heette Torn Claremont;
D. Ik denk, dat u van mij< .^^- spreekt.
* Sir O. (geer levendig). Zon dat waar zijn! Ja, ik zie nu, dat u op
,hsm lijkt. Is hij is hij nog in leven?
Di Neen, hij is reefis knjre jaren dood; hij moest voor zijn gezond
heid .naar Italiëgaan. Hij is hier getrouwd. Ik weet dat hij te Eton les
beeft gegeven.
S i r O. (met gevoel). Mijn beste juffrouw, wees dan niet meer stug
tégen mij; ik verzeker u, ik hield van Torn Claremont zooveel als een
jongen van iemand of iets kun houden; wat ik aan eerlijkheid en plichts
gevoel in mij heb, ben ik hem verschuldigd, om nog niet eens te praten
«ver mqn Grieksch en Latijn. U is de dochter van een besten man. Hij
h«d beter verdiend, dan om in een vreemd land te sterven en zijn dochter
achter te laten in de noodzakelijkheid, om voor haar brood te werken.
D. Hg had zelf ook altijd gewerkt. Hij leerde mij steeds op eigen kracht
te bouwen. Hij zeide, dat armoede zoo erg niet, en onafhankebjkheid
levensbrood was. ......
Sir O. Ja, hij was altijd zeer trotsch als hij dat minder was geweest,
zou hij nu aan 't hoofd van een inrichting hebben gestaan of misschien
bisschop eijn, maar hij kon nooit tot die nederigheid besluiten, die een
man als een boonestaak doet klimmen. Ik was nog maar een knaap
een lastige, drukke jongen maar ik was innig aan hem gehecht.
U schynt mij niet te gelooven?
D. (aarzelend) U deedt toch geen moeite, om iets van hem te hooren.
Sir O. Beste kind vergeef my ik meen, u weet niet, wat d*
wereld is voor iemand, die er in wordt geworpen met genoeg geld en genoeg
afkomst, dat allen als bijen op hem afkomen. Dan wordt oude vriend
schap vergeten. Het gansene jaar wordt doorgevlogen in een galop
ventre terre. Ieder vleit ie, ieder noodigt je uit; in elke vrouw ziet
men een engel; in eiken zoogenaamden vriend een besten jongen. Men
is als een veulen in een klaverveld men denkt er niet aan, dat die
sterke vaart niet karuvoortduren en dat men een oude knol zal zijn, voor
men 't weet, ook al is men de eerste bij de wedrennen geweest. Van
Eton kwam ik terstond in dat echte leven en en ik deed mee; ik
beging massa's dwaasheden, gaf verbazend veel geld uit, in n
woord ik' kocht ervaring en kocht ze zeer duur. Dit alles zal u niet
interesseeren, dat begrijp ik: ik zou alleen graag willen, dat u begreep,
hoe het kwam, dat ik nooit meer iets gewaar werd van Torn Claremont.
Men laat. zijn onderwijnera altyd in den steek. Maar, op myn eer, ik
dacht vaak aan hem. Hij had een groot denkbeeld gehad van wat -ik
zou kunnen worden en zou kunnen doen en ik stelde hem te leur door
in de Guards te gaan buiten twijfel dacht hij beter van mij dan ik
verdiende. Ik had er later een soort van tegenzin in, om hem te gaan
zien, toen ik in dat gewone leven was opgegaan en niets ter wereld uit
voerde dan plezier maken. Zoo ziet u, is de tijd voorbijgegaan en ik heb
hem nooit meer gezien; en nu zegt u, dat hij al jaren geleden gestorven
is en dat u zijn dochter is ?
(Wordt vervolgd.)
BRIEVENBUS.
Geachte Eedacteur!
In 't verslag over de begr.ifenisplechtigheid van wijlen Mevrouw Kleine, .voor
komende in vele nieuwsbladen, staat, dat het levensgevaarlijk" was, zich bij het
hek een toegang tot de begreaiplaats te verschaffen. Daarmee werd de juiste term
gebezigd voor hetgeen daar voorviel. Levensgevaarlijk" was 't, daarvan heb ik, in
de onrniddelijka nabijheid staande, zichtbare, hoorbare en voelbare ondervinding
opgedaan, en, aangezien ik priretnieel tegen gevaar-beminnen" ben en het geen
bepaalden moed vind te blijven in zoo'n ribbenkrakende" menschenmaasa, noch
het eene lafheid noem, daarn t zoo gauw mogelijk weg te gaan, kooa ik, en velen
met mij, liet laatste en offerde de gelegenheid op, om den afloop der plechtigheid
op het kerkhof ten einde tos bij te wonen.
Dit was -waarlijk een ofi'dr! want, ala men ter eere van den afgestorvene bijna twee
en een half uur den lijkwagen volgt door een, niets ontziend cordon van onwillige,
hovtende, tierende, soma zingende meenigte, ala men, ter wille van den lieven vrede,
Bieb. zelf geweld doet, door te doen, of men geen gevoel aan teenen of enkela heeft;
in een woord blijde ia, het eind der route gentdovd te zijn, en dan nog gevaar loopt,
met een dienderssabel in aanraking te komen, (want in de hitte van zoo'n tumult
kan een agent onmogelijk sorteeren, wien hij voor heeft) dan nog, zeg ik, gevaar te
luopen, eenen (ik te krijgen van zoj'n fcattonneerenden of attaqueerenden politie*
dienaar! waarlijk, dat is al te ....
Ik keerde eins huiswaarts en, nu en dan omziende, zag ik, hoe ala eene woelende
zeo nog altijd do menschenmassa zich voor 't hek bewoog, terwijl boven menig
hoofd een aureool flikkerde, door de snelle bewegingen, waarmee sabel ol stok, vóór
het treffen, horizontaal werd* rond gedreven, te-weeg-gebracht.
Weg was de stemming, waarmee men zoo'n dag begint en denkt te eindigen.
Ik was boos op alles, ik gevoelde me ta moede, als iemand wien men een pak
elaag presenteert, omdat hij heeft deelgenomen aan een begrafenisstoet. En door
wien, en om wat ontstond dat schandaal? Heeft men dan geen eerbied voor de
dooden? Wij!" zeggen de Sociaal-Democraten staan verre daarvan" «Algemeen Stem
recht" kan men het toch waarlijk ook niet wijten. Maar wie zijn het dan die het den
ruatigen burgers bij zulke gelegenheden lastig maken? Gesteld, men had de hekken
van de begraafplaats opengelaten en al het volk toegelaten, wat zou er van het
fraaie kerkhof geworden zijn? Vertrapping en vernieling zon niet zijn uitgebleven, en
dut gaat toch niet aan; moet men geene perken stellen op zulke dagen?
Immers geniet ieder, anders altijd, vrijheid het kerkhof te bezoeken; waarom dan
nu, dat ruw geweldig opdringen. Daar, waar als hier. ons leven wordt bedreigd".
terwijl de vreedzaamste aller verrichtingen, (het begraven van een doode doel is,)
wordt het meer dan tijd, onze stem te verheffen tegen de driestboid en het brutaal
geweld van .... ja, van ? . . . . kwaadwilligen l" Hier niet do sehuld aan onhandig
optreden van polilie ! hier geldt het geen beletten van betoogingan of
samenscholiogen"! hier bracht men een mensch naar de laatste rustplaats en dat dwingt don
on ontwikkelden eerbied af. Schande dos, driewerf schande! o?er hen, die zoo'a
wanklank hebben gebracht in de harmonie van dien dag.
Amst. 6 Oct. '85. C. O. v. Dommelen Cz.
Tooneelspeler.
SIEUWS VAN DE WEEK.
Wij vernemen dat de RëgeeringsvoorsteUen tot vermindering van uitvoerrechten
en verhooging van' invoerrechten in Ned. Indiëaan den Koning ter
onderteekeniDg zijn aangeboden, zoodat de indiening zeer spoedig kan worden te gemoet
gezien.
De afjeelingen der Tweede Kamer hebben benoemd tot rappertenrs over Hoofd
stuk V (Binn. Zaken) der Staatsbogrooting de hh.: Bahlmann, Van der Feltz, De
Beaufort, Dnnner en W. K. van Dedem.
Over hoofdstuk VI (Marine) de hh. Van der Schrieck, Van der Sierden, Van d«r
Hoop, Sluiter en Lieiüuck.
Een aantal firma's te Vlaardingen hebben aan de Tweede Kamer een adres ge
zonden, waarin zij instemming betuigen mot hot bekende verzoek van de heeren
Hudig en Pietera te Itotterdam, tot het doen aanleggen van een spoorweg van
Kotterdam of Schiedam langs Vlaardiogen en Maassluis naar den Hoek van Holland.