De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 11 oktober pagina 14

11 oktober 1885 – pagina 14

Dit is een ingescande tekst.

F, l DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 433 s I ik er niet aan dacht, om onbeschaamd te zijn; ik zon dat voor u iets ter werfcld willen z\jn; niemand zou het tegen u kannen wezen. D. Ik zal daar stelliger van overtuigd zijn, ala u zoo vriendelijk wilt stil te laten doorwerken. O. Welja, natuurlijk! Ik vraag u wel om vergeving, (gaat in de naaste kamer en begint te teekenen) \Vatis dat een streng katje! Misschien heeft ze wel gelijk. Het ia niet bepaald in den vorm, om menschen lastig te vallen, die aan hun schildersezels gebonden zijn; zij zijn zeker dag op dag aangestaard, tot zij er wat kitteloorig onder worden. Die man heeft mij stellig vergeten. Als ik met dat meisje mocht praten, zou ik er niets om 'geven, maar om geheel alleen bouwkundige schetsen te maken met n leege maag is niet bepaald opvroolijkend. Wat zit ze ijverig door te werken! Zij maakt iemand beschaamd. Als ik nu eens denk, dat ik mijn leven lang nooit iets gedaan heb, wat ik vervelend vond en dat lieve kind moet maar sloven voor haar brood in een benauwde kamer op een leeftijd, waarop zij zich met niets andeva moest bezig houden dan lawn-tennis, buitenpartijeu en cotillons. Als ik toch maar een woordje mocht zeggen! Het zal zoo vreeselijk onbeleefd z^jn na haar directe afwijzing. (Sij aarzelt- gaat dan weer ty) gijn plannen eittcn; een uur gaat (ftoritfT: het slaat vier uuf.) S ir O. (op eijn^-hofloge ziende), J», vier uur, zoo Vaar als ik leef. Wel, nu zullen w^ er uitgelaten woidcn. Nu "mag ik. zeker wel een "Woordje zeggen. Zij pakt haar verf in. (luid). ? Wij zullen nu zeker spoedig de deur zien opengaan, niet waar? Wat is het warm! Is u niet rg,vermoeid? Krijgt u nooit hoofdpijn of zoo iets. D* (opstaande) Ja, ik krijg vaak hoofdpijn in deze warme zalen. De custos zal binnen een oogenblik hier zijn. Alle nienschen gaan gewoon lijk om vier uur naar huis. . Si r O. Da man heeft een extra dosis knoflook en zuren wijn gebrnikt en ligt zeker hier of daar te slapen. Hij zal, zooals u zei, waarflcliijnlijk terstond komen. , ' Wees maar niet ongerust en eet een van uwe broodjes. 'P. Ik heb geen trek in eten; dank u, ik ben dorstig en het is zoo warm. S ir O. Ja, wij zullen een venster open doen op gevaar af, dat de pijni ging der Inquisitie er op zal volgen. D. Het is een wet, dat niemand er aan ma? komen. S ir O. En komt u alle wetten getrouw-na? . D. Ja, daartoe is men, dunkt mij, verplicht; waarvoor worden ze anders :gemaakt ? . ? Sir O. Wel, voor sommige zio ik ook geen reden van bestaan en die kom ik dan ook niet na. . . D. Misschien is dat alles waar voor een man. Sir O. Kom, kom;.wat is u ouderwetsch! ip u geheel niet geëmanci peerd, a is wezenlijk zeer achterlijk! Tegenwoordig willen de vrouwen aan alles mee doen en zij begeeren alleen, wat alle perken te buiten gaat. D. (koel) U moet al zeer treurige ervaringen hebben' opgedaan. S ir O. (glimlachend) Ik heb er tenminste veel meer tijd voor gehad dan u, dat zult u wel toegeven. Ik moest eigenlijk vergiffenis vragen voor het uitspreken van zulk een cynische beschouwing, ik geloof eigenlijk, dat ik niet meende, wat ik zei. Als vrouwen uit het gewone spoor gaan, is het, omdat de manneu haar er toe drijven, nu ik moet zeg gen, dat die man van daag laat is. Kan mea hier ook gehoor krijgen door te roepen? D« Onmogelijk. Er zit niets andera op dan gednld. Sir O. Een uitstekende eigenschap, maar die in mijn constitutie is vergeten. D. Vooral als u niet geluncht hebt. Sir O. O, dat doet er niet toe; u weet, dat ah men op de patrijzenof herteDJaoht is, men in 't geheel niets krijgt dan koude thee den ganschen Komt u hier wezenlijk eiken morgen? D. Hier, of ergens anders, waar maar behangsels of frescos te copi«eren zijn. U schijnt te vergeten, dat het mijn werk is; wat eeu ander mjj fleei'h te doen, eopiëer ik. . Sir O. Maar schildert u nooit iets origineels? ^ D. .Kan een molenpaard gaan, waar het wil? Ik denk er niet aan, iet» origineels te maken, omdat ik het niet zou verkoopen. Sir O. Het spijt mij, dat van u te hooren; u zoudt toch ook liever buiten vogels schilderen en bloemen en boomen, is het niet zoo? Al die verbleekte dingen na te maken moet zoo droog zijn. Het spijt mij nu al, dat ik u gevraagd heb dêza stoelen voor mij te copieeren. P. O, zegt u dat niet. Ik zal big zijn, er spoedig mee te kunnen beginnen. Sir O. Zei u niet dat u Claremont heette? >. .(koel). Ja. Sir O. Ik verwonder mij, of u familie is van een man, aan wien ik eens zeer gehecht was; hij was te Eton een leermeester van mij, een groot geleerde en een gentleman op en top. Wat er van hem geworden js, ben ik nooit gewaar geworden. Ik moet met schaamte bekennen, dat ik. hem vergeten ben, toen ik in de Guards ging; men wordt zoo egoïst in de wereld. Hij heette Torn Claremont; D. Ik denk, dat u van mij< .^^- spreekt. * Sir O. (geer levendig). Zon dat waar zijn! Ja, ik zie nu, dat u op ,hsm lijkt. Is hij is hij nog in leven? Di Neen, hij is reefis knjre jaren dood; hij moest voor zijn gezond heid .naar Italiëgaan. Hij is hier getrouwd. Ik weet dat hij te Eton les beeft gegeven. S i r O. (met gevoel). Mijn beste juffrouw, wees dan niet meer stug tégen mij; ik verzeker u, ik hield van Torn Claremont zooveel als een jongen van iemand of iets kun houden; wat ik aan eerlijkheid en plichts gevoel in mij heb, ben ik hem verschuldigd, om nog niet eens te praten «ver mqn Grieksch en Latijn. U is de dochter van een besten man. Hij h«d beter verdiend, dan om in een vreemd land te sterven en zijn dochter achter te laten in de noodzakelijkheid, om voor haar brood te werken. D. Hg had zelf ook altijd gewerkt. Hij leerde mij steeds op eigen kracht te bouwen. Hij zeide, dat armoede zoo erg niet, en onafhankebjkheid levensbrood was. ...... Sir O. Ja, hij was altijd zeer trotsch als hij dat minder was geweest, zou hij nu aan 't hoofd van een inrichting hebben gestaan of misschien bisschop eijn, maar hij kon nooit tot die nederigheid besluiten, die een man als een boonestaak doet klimmen. Ik was nog maar een knaap een lastige, drukke jongen maar ik was innig aan hem gehecht. U schynt mij niet te gelooven? D. (aarzelend) U deedt toch geen moeite, om iets van hem te hooren. Sir O. Beste kind vergeef my ik meen, u weet niet, wat d* wereld is voor iemand, die er in wordt geworpen met genoeg geld en genoeg afkomst, dat allen als bijen op hem afkomen. Dan wordt oude vriend schap vergeten. Het gansene jaar wordt doorgevlogen in een galop ventre terre. Ieder vleit ie, ieder noodigt je uit; in elke vrouw ziet men een engel; in eiken zoogenaamden vriend een besten jongen. Men is als een veulen in een klaverveld men denkt er niet aan, dat die sterke vaart niet karuvoortduren en dat men een oude knol zal zijn, voor men 't weet, ook al is men de eerste bij de wedrennen geweest. Van Eton kwam ik terstond in dat echte leven en en ik deed mee; ik beging massa's dwaasheden, gaf verbazend veel geld uit, in n woord ik' kocht ervaring en kocht ze zeer duur. Dit alles zal u niet interesseeren, dat begrijp ik: ik zou alleen graag willen, dat u begreep, hoe het kwam, dat ik nooit meer iets gewaar werd van Torn Claremont. Men laat. zijn onderwijnera altyd in den steek. Maar, op myn eer, ik dacht vaak aan hem. Hij had een groot denkbeeld gehad van wat -ik zou kunnen worden en zou kunnen doen en ik stelde hem te leur door in de Guards te gaan buiten twijfel dacht hij beter van mij dan ik verdiende. Ik had er later een soort van tegenzin in, om hem te gaan zien, toen ik in dat gewone leven was opgegaan en niets ter wereld uit voerde dan plezier maken. Zoo ziet u, is de tijd voorbijgegaan en ik heb hem nooit meer gezien; en nu zegt u, dat hij al jaren geleden gestorven is en dat u zijn dochter is ? (Wordt vervolgd.) BRIEVENBUS. Geachte Eedacteur! In 't verslag over de begr.ifenisplechtigheid van wijlen Mevrouw Kleine, .voor komende in vele nieuwsbladen, staat, dat het levensgevaarlijk" was, zich bij het hek een toegang tot de begreaiplaats te verschaffen. Daarmee werd de juiste term gebezigd voor hetgeen daar voorviel. Levensgevaarlijk" was 't, daarvan heb ik, in de onrniddelijka nabijheid staande, zichtbare, hoorbare en voelbare ondervinding opgedaan, en, aangezien ik priretnieel tegen gevaar-beminnen" ben en het geen bepaalden moed vind te blijven in zoo'n ribbenkrakende" menschenmaasa, noch het eene lafheid noem, daarn t zoo gauw mogelijk weg te gaan, kooa ik, en velen met mij, liet laatste en offerde de gelegenheid op, om den afloop der plechtigheid op het kerkhof ten einde tos bij te wonen. Dit was -waarlijk een ofi'dr! want, ala men ter eere van den afgestorvene bijna twee en een half uur den lijkwagen volgt door een, niets ontziend cordon van onwillige, hovtende, tierende, soma zingende meenigte, ala men, ter wille van den lieven vrede, Bieb. zelf geweld doet, door te doen, of men geen gevoel aan teenen of enkela heeft; in een woord blijde ia, het eind der route gentdovd te zijn, en dan nog gevaar loopt, met een dienderssabel in aanraking te komen, (want in de hitte van zoo'n tumult kan een agent onmogelijk sorteeren, wien hij voor heeft) dan nog, zeg ik, gevaar te luopen, eenen (ik te krijgen van zoj'n fcattonneerenden of attaqueerenden politie* dienaar! waarlijk, dat is al te .... Ik keerde eins huiswaarts en, nu en dan omziende, zag ik, hoe ala eene woelende zeo nog altijd do menschenmassa zich voor 't hek bewoog, terwijl boven menig hoofd een aureool flikkerde, door de snelle bewegingen, waarmee sabel ol stok, vóór het treffen, horizontaal werd* rond gedreven, te-weeg-gebracht. Weg was de stemming, waarmee men zoo'n dag begint en denkt te eindigen. Ik was boos op alles, ik gevoelde me ta moede, als iemand wien men een pak elaag presenteert, omdat hij heeft deelgenomen aan een begrafenisstoet. En door wien, en om wat ontstond dat schandaal? Heeft men dan geen eerbied voor de dooden? Wij!" zeggen de Sociaal-Democraten staan verre daarvan" «Algemeen Stem recht" kan men het toch waarlijk ook niet wijten. Maar wie zijn het dan die het den ruatigen burgers bij zulke gelegenheden lastig maken? Gesteld, men had de hekken van de begraafplaats opengelaten en al het volk toegelaten, wat zou er van het fraaie kerkhof geworden zijn? Vertrapping en vernieling zon niet zijn uitgebleven, en dut gaat toch niet aan; moet men geene perken stellen op zulke dagen? Immers geniet ieder, anders altijd, vrijheid het kerkhof te bezoeken; waarom dan nu, dat ruw geweldig opdringen. Daar, waar als hier. ons leven wordt bedreigd". terwijl de vreedzaamste aller verrichtingen, (het begraven van een doode doel is,) wordt het meer dan tijd, onze stem te verheffen tegen de driestboid en het brutaal geweld van .... ja, van ? . . . . kwaadwilligen l" Hier niet do sehuld aan onhandig optreden van polilie ! hier geldt het geen beletten van betoogingan of samenscholiogen"! hier bracht men een mensch naar de laatste rustplaats en dat dwingt don on ontwikkelden eerbied af. Schande dos, driewerf schande! o?er hen, die zoo'a wanklank hebben gebracht in de harmonie van dien dag. Amst. 6 Oct. '85. C. O. v. Dommelen Cz. Tooneelspeler. SIEUWS VAN DE WEEK. Wij vernemen dat de RëgeeringsvoorsteUen tot vermindering van uitvoerrechten en verhooging van' invoerrechten in Ned. Indiëaan den Koning ter onderteekeniDg zijn aangeboden, zoodat de indiening zeer spoedig kan worden te gemoet gezien. De afjeelingen der Tweede Kamer hebben benoemd tot rappertenrs over Hoofd stuk V (Binn. Zaken) der Staatsbogrooting de hh.: Bahlmann, Van der Feltz, De Beaufort, Dnnner en W. K. van Dedem. Over hoofdstuk VI (Marine) de hh. Van der Schrieck, Van der Sierden, Van d«r Hoop, Sluiter en Lieiüuck. Een aantal firma's te Vlaardingen hebben aan de Tweede Kamer een adres ge zonden, waarin zij instemming betuigen mot hot bekende verzoek van de heeren Hudig en Pietera te Itotterdam, tot het doen aanleggen van een spoorweg van Kotterdam of Schiedam langs Vlaardiogen en Maassluis naar den Hoek van Holland.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl