Historisch Archief 1877-1940
Ho. 483
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
de oprechtheid van het ongeloof tracht te vereenigen en wankelend en
schuchter vaak beiden mist, Humaniié, de titel van Fabre des Essarts'
bundel, wil «eggen : Funiveraelle fraternita, Ie règne dn Progrès", enz. Alvo
rens in het graf te «inken, wil hq voor de verbasterde menigte" zijn lied
zingen en haar zeggen, qu'il y a queique chose de plus grand que
l'individu, la Familie, queique chose de plus grand que la Familie, la Patrie,
queique chose de plus grand que la Patrie, l'Humanité!"
Fabre des Essarts neemt als motto van een gedicht den versregel uit
de Muïset'a Jtolla:
Ton cadavre ccleste en ponssière est tombe.
Hij paraphraseert dat in twec-on-twintig coupletten .
Qumnte acs ont paste depnis l'benre attristóe,
Ou Muaaet de Jéens cuantait la sombre glas;
II ebantait vrai: La doute treint notre caur las,
Et Ie dégert reaplit notre Sme dóvsstée.
rien, Abt si da moins, sur Ie dogme détrait,
Qaelqne croyance forte et aublime tait nee;
Sar les religieus qu'émonda la cognée,
Si la Beligion avait entéaon fruit l
Si Ie siècle vajnqnenr dn despote et du prêtre,
Avait sa rebatir comme il snt démolir,
Si Ie monde, a la fin fatigaéde vieillir,
Dans une foi nouvelle avait vonln renaitre l
Zoo vervolgt Fabre des Essarts in nog eon aantal niet onverdienste
lijke coupletten, maar steeds te veel en te lang. De Musset spreekt in
hetzelfde gedicht van
f ... descendre jusqn'an fond
L» «pirale aana fin de son long auicide;
Fabre des Essarta van:
Ponr avoir descendn l'écaelle formidable,
Qni va du nolr Peut-être au Kihil iusondable,
II faut que nons ayona terriblemant sonffert l
minder fraai en minder oorspronkelijk. Op de verzuchting over het ver
gane geloof, aan de Musset ontleend, volgt dan :
O dlrins pionniera, dont les mains ont onvwt
Le chemin radienx des sublimes conquêtes,
L'Etoils da Progrès rayonne sur voa têteg,
Toltaire, Diderot, Beaumarchaia, d'Alembert!
n, in een ander gedicht*
Drapeanx, je vons bênis de n'avoir point enoor
Uêlévos trois conlenra au lugabre decor,
Qu'entaasent les guerres maudites,
Si les anciona disaient: Oluire, vaülanee, bonner-,
Tous, les noureauz: Concorde, apaiaement, bonheur/
. Toila, drapeanx, ce que vona dites.
\
Totre taxa a 1'éelat aaorédn ciel profond,
Et les cimea d» nsige oüles grands aigles vont,
Ont aenlea votre blancbear pure;
Totre pourpre relait comme un matin d'étê;
Fier mélange! arc-en-ciel du progrèal trioit
De la religion future!
De bundel is ingedeeld in Le livre de l'dme, Le Uwe de Fesprit en
Le livre du cocur. In het laatste komen de beste gedichten voor; het
volgende, Les légiaqttes, is flink geschreven en goed gedacht:
Non, vous n'avez jamais goütél'apre aouffrance,
Kon, vona n'arez jamais bu la désespérance,
Dana Ie calice affronx;
Tous tona, qu'on volt passer sous vos soyens cilicesj
Superbe dédaigneux, rimant dans les delicea
Tos refrains doulourenxl
Oh! ja sats les exploits do vos lyres roenteusea,
jDemi-dienx, qni planez snr les foules attouaeg,
Bois miiasants de reiner,
Eidienlea murlyrs qu'on encense, poètea,
Inventeurs», qni forgez d'idéale» tempêtss,
Pour briller sous l'éclairl
TiveuTs, qni pour un buste, nn vase qn'on voua bviss,
Pour un bouqnefc de femme emportépar la liriee,
Ou quelquea vers eifflés,
Heurtez, en basphémant, votre front plein de troubles,
Repus, qui maudiasoz Ie aoit pour quelquea roublea,
Qu'on voua aura volésl
En zoo nog een aantal stanza's. Hen merfee op, hoe goed gekozen hier
het woord roiMes" is; eene andere muntsoort* francs, lires, livres, zou
prozaïsch klinken, piaMreS^ en' seqtoina zijn uiïde romantische periode,
alleen roubles is tegelijk modern en stijlvol.
Over het algemeen is hét vers van Fabre des Essarts breed, vol, van
flinkan bouw, .juist van beeld, maar te zwaar en te weinig sprekend.
Hij zon waarschijnlijk in verhalende en didactische poëzie gelukkig zijn.
Waar h\j een feit overneemt, als in Ibycus (Schiller's Krüniche des Ibycus)
is hq zeer gelukkig in zijne bewerking en weet nieuw te zijn. Hij vertelt
den moord evenals de uitsche dichter, en laat Ibycus de kraanvogels
tot getuigen roepen, maar daarna gaat ieder zvjn eigen weg. Schiller
laat dan 4e prachtige strophen over de Gneksche tragedie volgen, en de
kraanvogels over het amphitheater strijken, juist terwiüde wraakgodinnen
den toeachonwer met ontzetting vervuld hebben. Fabre des Essarts verklaart
de straf alleen uit het geweten:
Or comme un jour tous trois ils traveraaient la ville,
Pareils a dea vaincua,
Sons Ie pieds dn remords courbant leur ame vile,
Ils virent dans les cieux pasaer en longue file
Le» oiseaox d'Ibycu».
Et, loraqoe Ie soir vint, ils les virent encore,
Qui planaient sur lea mers,
Et qnand sur lea coteanx parut ]« blaocne atirore,
Ils onïront encor frémir leur vol sonore,
Dana Ie vague des airs.
Ils les Toyaiont partont et ce fut leur snpplice:
Ni Ie creux du rocher,
Ni Ie bocage paig oünul rayon se glisse,
Ni Ie calme vallon, ni la nuit, leur complice,
Kien ne put les caoher.
Eien ne pent les souatraire aus vengeon redontables'
Toujoura lea blancs oiseaux
Etaient la qui volaient, acbarnéa, implacables,
Temnt Ie déaespoir dans l'ame des conpables,
Et l'effroi dans lenrs os.
Ils riaient, en frappant, raais U mort vint les prendre,
Effaréa et tremblanta;
L'aèdo console sentit frémir sa eendre
Et 1'étercelle paix des morts vengéa deecendre
Sur ses manes aanglanta.
Daarna maakt Fabre des Essarts de toepassing: Zoo treedt de dichter
het jonge leven in, vol illusiën, met opgericht hoofd, het gemoed vot
verrukking, de lier in de hand. Dan komen de twijfel, de wereld, de las
teraars, de boosaardigen.
La mente arden t o acoonrt, siffle, Re rne, aboie,
Et se fait un joie immense de ees pleur».
Le sang coule. La chair se fend et se décnire.
Il combat. A qnoi bon? Il supplie. A qnoi sert?
Kul fidele vengeur n'aasiate a aou martyre;
Sea frèrea endormia n'écontent plas sa lyie.
D va monrir. Qni dono, & oette beurs iuprêma
Se réveille la-haut dans l'azur attristé?"
Het is de stem der nakomelingschap, de belofte van erkenniag in de
toekomst.
Oiseanx de l'avenlr, d vons, gloires saerêes,
goyez l'espoir divin da poète espirant;
Boyez l'écho pniaaant de aea plaintes navrées;
Mêlez Ie friason pur de vos ailes dorées
A sou soupir monrant.
Fabre des Essarta heeft, meer dan de jongeren" eerbied voor het edele
woord, voor de harmonie van den stijl. Zgn taal is gewoonlijk klassiek
Fransch, alleen in een deel van den bundel, loniennes getiteld, wemelt
het van Grieksch op de wijze van Leconte de Lisle: Pnyx en ow^a; rijmt
er op phénix, tiède op aède, Hélayre op hétaïre, ntolêcules op particules,
didinium op Léontmtn, men vindt er nliQrminx£ippe,trirème,na'var<iiie,
trocAaïque en stöiqiie, tribade en ménade, anarikè, en dergelijke, die in
een Fransch vers barbaarsch klinken. In zijne meer moderne liederen
daarentegen komt weinig argot voor, zooals bij Richepin, of weinig
spookachtige woorden als in Rollinat'a
Voix de aurnaturelle amante ventriloque,
Timbre mouilléqui charme autant qu'il interloqne...,
Eenige bladzijden van Ie etrident qnintessencié" zqn de beste voorbe
reiding om Fabre des Essarts te genieten.
Scaramonche (XXXIII).
EEN ENGELSCHE DAME OVER HOLLAND.
Near Neiglibours ly Frances Mary Peard.
't Gebeurt ons Hollanders te zeldzaam, dat wij in het buitenland naar
waarheid geschetst worden, dan dat het niet de moeite waard zou wezen,
er kennis van te nemen, zoo daar bg toeval over ons geschreven wordt
door iemand, die Holland blijkbaar uit eisen aanschouwing heeft leeren
kennen. We zouden er ten minste iets op kunnen verwedden, dat dit het
geval is met de schrijfster van bovenstaand Hollandsch verhaal; haar
beschrijvingen van de uiterlijke dingen in Holland zyn ten minste hoogst
nauwkeurig en der waarheid getrouw en wat de mcnschen betreft, deze
zijn eenvoudig internationaal. Het karakteristieke begint hoe langer hoe
meer uit elk land en ook uit elke literatuur te verdwijnen en zoo het
Miss Peard niet is mogen gelukken menschen te teekenen, die ergens
anders dan in Holland ondenkbaar zijn, dan ligt de schuld in de aller
eerste plaats niet aan haar, doch aan de omstandigheid dat b. v. Engelsohen
uit de een of andere provinciestad heden ten dage in de door haar ge
stelde omstandigheden niet anders zouden handelen ot denken; wij
mogen er haar intnsschen dank voor weten, dat zij geen karikaturen
aan overleveringen ontleend haar Engelsch publiek pnder den naam van
Hollanders heeft voorgesteld.
De handeling van Near Neighbours beteekent op zich zelf niet veel en
is eigenlijk weinig meer dan een romantische draad, die tooneelen uit het
Hollandsche familieleven te stad en te land aan elkander verbindt. Zeer
belangwekkend is de verhouding niet tusschen de brave, zelfopofferende
Johanna en haar vervelenden broeder met zijn groot gezin, om wiens
wille zij haar geluk of ten minste wat zij voor haar geluk hield?ver
stoot; en de groote zaak die alle naaste buren" bezig houdt, de stille
vrijage tusschen Regensdorf en Hilvardine sal niet vele hoofden warm maken,
evenmin zullen de meeste lezeresst i den volmaakten professor Matthius
aanzien met de oogen van tante en nicht, maar zelfs voor ons
is de beschrijving der Hollandsche natuur met de wide level meadows"
en de low horizon", de steden, waarin zelfs de blank geschuurde
schelleknoppen ei» de leelijke klinkers de aandacht niet ontgaan, hoogst aan
trekkelijk Geen gelegenheid heeft de schrijfster verzuimd om het Hol
landsche leven zoo veelzijdig mogelijk te teekenen.
Reeds op de eerste bladzijde doet zij haar lezers kennismaken met
een echte Hollandsche ontbijttafel waaraan alleen het onvermijdelijke