De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 18 oktober pagina 10

18 oktober 1885 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 434 allures krijgt van ijverig naar persoonlijke zwakheden te zoeken. Dat de Heer Huet overigens, wat hem zelf aangaat, er bijzonder af keerig van is de auteurs die hij behandelt voor den gek te honden, weet iedereen. De onjuistheid van zijne praemissen ontslaat mij van de verplichting Ook de gevolgtrekkingen van den Heer G. v. S. te weerleggen. F. v. d. G. NIEUWE TIJDSCHRIFTEN. Twee nieuwe tijdschriften zijn met l October verschenen, De nieuwe Gids, onder redactie van de HH. Frederik van Eeden, F. van der Goes, Willem Kloos, Wiüem Paap en Albert Verwey, en lie Salon, onder redactie van George Kepper. De inhoud van het eerste nummer van De nieuwe Gid.i heeft niet geheel voldaan aan de verwachtingen doov het prospectus opgewekt. Het nieuwe, manifesteerende, toekomst-achtige, dat beloofd was, ontbreekt vrij wel; de bijdragen staan in waarda niet achter bij hetgeen iaën gewoon is in tal van oudere tijdschriften te vinden, maar de behoefte aan een nieuw orgaan voor nieuwe denkbeelden spreekt er niet uit. Kleine JoJtannen, eeu sprookje van Frededk van Eodon, in den trant van Andersen, overschrijdt in lengte de grenzen welke dit gonre gewoon ia zich te stollen, maar is kleurig van taal, enkele malen dichterlijk en evenals die van den Doenschen dichter met eenige onachuldige satire doormengd, zonder tot het onbehagelijke eener doorloopenje allegorie af te dalen. Dr. Doorenbos plaatste in dit eerste nummer een artikel over Hendrik IV en de Prinses ran Condé, uit hot werk van Henrard, dit jaar te Brussel verschenen, getrokken. Het artikel onderscheidt zicli door een slordigheid van stijl, waaraan gelukkig de jongere medewerkers geen voorbeeld hebben genomen. De wet van Berthollet, door Dr. Ch. M. van Deventer, zon zeker in speciale tijd schriften meer op hare plaats zija. Van een niet-scheikundige kan toch niet geëischfc worden, dat hij zijn verbeeldingskracht inspant tot een knnatstuk als: Men denke zich een stukje kallispaath (koolzuren kalk) in een gesloten ruimte, die op 1000 graden Celsius verhit wordt." Dr. Blink goefc eene aankondiging der Kfmic rofoniVrfiMH/emafionnfc, volwaardeering voor het streven der redactie van dat tijdschrift; de Heer Kloos en viertal Sonnetten, waarvan de gedachte, voor zoover zij uit do eenigszins gebrekkige tual ia op te makeo, inderdaad dichterlijk is, schoon naar oaze meening niet, gelijk een deibewonderaars verzekerde zoo heerlijk, dat aan deze sonnetten eene eeuw haren naam zou kunnen ontleenen". Maurice Barrès, wiens tijdschrift, L?s tiidies d'encre, zeer tot onzen spijt kort na de eerste aflevering ophield te bestaan, levert een zeer interessant artikel over L'art suggestif, waarin vooral de beschouwing over Zolaons getroffen heeft. Verreweg het belangrijkste in het tijdschrift wordt geleverd door don heer Verwey, die, theorie en praktijk vereenigand, eane kritische beschouwing over poëzie (Shalcespeare's Sonnetten) en eeuige fragmenten van een oversehoon dichtstuk, Persephone leverde. Deze poëzie heeft, oi'achoon wat hot onderwerp betreft, antiek, wat versbouw en kleur betreft, aan Shelly en Keata doende denken, tevens iels innig oorspronkelijke, dat overweldigt. Al wat in de moderne behandeling der an tieken ons getroffen heeft, wordt door dit gedicht in herinnering gebracht, Makart en Bochegrosse, Swinburne en O'Shaughnessy, Vosmaer en Paul de Saint-Victor. Met belangstelling zien wij den bundel poëzie to gemoet, waarvan deze fragmenten een voorproefje geven. Van den redacteur Willem Paap bevat de aflevering niets, tenzij men in het .politieke gedeelte zijne hand te bespeuren hebbe. Van den redacteur F. v. d. Goes Vindt men eenige opmerkingen over het Ned. Toorjeel. Wat den Salon betreft, hij neemt niet op zich, nieuwe paden te bewandelen; de taak die hij aanvaardt, is een dankbare en vaakbeproefde. Het eersto immmer voldoet aan het gesteld programma, aangename lectuur van goed gehalte, voor hot zeer ontwikkelde gedeelte voor ons belangstellend publiek bestemd. Twee platen, eene Van Braakensiek, zeer gelukkig geslaagd, en een strandgezichtje versieren de afleve ring; zij bevat voorts gedichten van Fioro della Neve en Goaler, een allerliefste kleine novelle, Een kinderroman, door den redacteur George Kepper, eene novelle nit het Duitsch van J. Boy Ed en een stukje populaire wetenschap. Aan een drietal specialiteiten, door het Nederlandsche publiek gaarne gelezen, is het maandelijksch Uunstoverzicht toevertrouwd: Prof. Aïberdiugh Tliijm zal beoldonda kunsten, de heer G. A. Heinze muziek, de heer F. van der Goes tooneel behandelen; ieder der drie geeft in deze eerste aflevering een karakteristiek proefje van zijn zeer onderscheiden talent. Met een brief van een medicus in de Brievenbus" sluit de aflevering, die een zeer aangenamen indruk maakt. CACHET VAN BILDERDIJK. Bilderdijk was niet misdeeld van ijdelheid. Hij beweerde, dat hij a" ;tamde vrn de Heusdens en gaf gaarne der overlevering toe, dat deze afkom stig waren van de Graven van Kleef en Tcistsrbant, en dat hun stam vader was Elites van Grail, gesproten uit den Griekschen Keizersstam. Ook wist hij aan denzelfden stamboom de Orsinfs vast te maken. Op dit een en ander doelt het cachet, dat hij nu en dan gebruikte en dat onderstaande figuur verte rat. "?*?? ?*»? De letters beteekeoea: Telsterlant, Kleef, Orsïnï, Eeusclen, BilderclyJc, E. Laurillard. DE VADER. Eene Sage in Pantoenvorm. Ja, Moederliefde is waerd bezongen, Doch Vadermin heeft ook haar recht; Haar prees ik, hadde ik duizend tongsn, Als goud zoo puur, als marmer hecht! De vadermin heeft ook haar recht! In oude sagen kan men 't lezen: Als goud zoo puur, als marmer hecht, Minde eens een grijsaard, lang vóór dezen. In oude sagen kan men 't lezen: Verlamd van jaren, kreupel, blind, Minde eens een grijsaard, lang vóór dezen, Zijn rozenwangig, enig kind. Verlamd van jaren, kreupel, blind, Voort trok zij hem, door velden, heiden, Zijn rozenwangig, enig kind .... Hij liet zich, als een lam, geleiden! Voort trok zij hem, door velden, heiden, Door zand en slijk, langs doorn en steen... Hij liet zich, als een lam, geleiden, Barvoets, met halfgedekte leen! Door zand en slijk, langs doorn en steen, Bij Juligloed of najaarsregen, Barvoets, met halfgedekte leen, Mak, volgde hij; zijn' lippen zwegen S Bij Juligloed of najaarsregen, Geen rust , geen schuilplaats bood zij hem. Mak volgde hij ; zijn' lippen zwegen... Voort!" snauwde zij met barsche stem. Geen rust?, geen schuilplaats bood zij hem. Schooi, leêgaard! schooi van deur tot deuren. Voort!" snauwde zij met barsche stem. Zijn iamm'ren deed de herten scheuren... Schooi, leêgaard! schooi van deur tot deuren'" Eens, in de gloende middagzon, Deed zoo zijn' klacht de herten scheuren Erbarming! God! Zoo 'krusten kon!" Eens, in de gloende middagzon, Gebroken, zonk hij neer ten gronde. Erbarming! God! zoo 'k rusten kon !" Op!" klonk het. Voort", uit haren monde. Gebroken zonk hij neer ten gronde ... Zij wees ten verren bergtop heen. Op": klonk het; Voort!" uit haren monde. Verrek. . . en laat me, in 't eind, alleen!" Zij wees ten verren bergtop heen: Mocht gij, als sneeuw, die kruin bcdetfcenf Verrek ... en laat me, in 't eind, alleen! Geen nieuwe morgend moge u wekken! . . . Mocht gij, als sneeuw, die kruin IcdeJcken.'" Daar slaakt de grijs een' schrikb'ren schreeuw. Geen nieuwe morgend zal hem wekken: Ginds, op de bergkruin, Uanld de sneeuio! Daar slaakt de grijs een' schrikb'ren schreeuw. De deerne jubelt, uitgelaten: Ginds, op de bergkruin, blankt de sneeuw! Ilept, voetjes, rept u langs de straten!" De deerne jubelt, uitgelaten: ,,'k Ben schoon en jong . . . Ginds doemt de stee Eept, voetjes, rept u langs de straten . . . ,,'k Wil zwelgen in een' wellustzee . . . ,,'k Ben schoon en jong . . . ginds doemt de stee." Doch zie; de zon rijst hoog en hooger! ,,'k Wil zwelgen in een' wellustzee ..." Zij juicht haar' keel wordt droog en droger. Doch zie! de zon rijst hoog en hooger. Op al heur' leden paerelt zweet. Zij juicht haar keel wordt droog en droger. De lucht is lood... 't Is stikkend heet Op al heur' leden paerelt zweet. Zij hijgt naar aam met dorre longen, De lucht is lood! 't Is stikkend heet..," Haar' lippen zijn van dorst verwrongen. Zij hijgt naar aam met dorre longen. Geen enk'le bes in haag of gras! Haar' lippen zijn van dorst verwrongen. Geen regenvlaag, geen beek, geen plas! Geen enk'le bea in haag of gras! Bewustloos zakt zij neer ten gronde. Geen regenvlaag, geen beek, geen plas... Zoo slechts... n drop... mij laven konde!" Bewustloos zakt zij neer ten gronde. Voort wil zij, voort! Daar stuit haar voet... '?Zoo slechts... n drop... mij laven konde!.." Steeds vlamt de zon in feller gloed. Voort wil zij, voort! Daar stuit haar voet... Zij ziet des berges helling glooien... Steeds vlamt de zon in feller gloed, En sie! daar gaat de sneeuw aan 't dooien! Zij ziet des berges helling glooien.., Is dat een verre waterval! De sneeuw! daar gaat de sneeuw aan 't dooien! Het schuimt en borrelt neer in 't dal... Is dat een verre waterval? In frissche golpen gudst het water; Het schuimt, het borrelt neer in 't dal... Welk vroolik kabb'len... welk geklater J

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl