Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 434
f
IV
ralen en omgekeerd dulden en keerden beiden te zamen zich niet vol hei
lige (?) verontwaardiging tegen de ongeloovigen, men aanschouwde geen
zoo treurige worsteling over vrij en neutraal onderwijs, als wij reeds
jaren lang in ons vaderland, in Belgiëen elders bijwoonden. Maar nog
eens, aan wie de schuld?
Enkel en alleen aan de godsdienstige partijen, die en kunnen zij
Van hun standpunt anders? hun godsbegrippen en godsdienst-vormen
tegen elkander in de wapenen roepen. De onbevooroordeelde, de
niet-geloovige laat ieder in zijn gevoelen vrij, hij dringt zijn ideeën niet op;
hu baalt met medelijden de schouders op of roept wee en ach over anders
denkenden. En toch, dezen worden gehaat door allen, die in eenig geloof
hopen zalig te worden.
.Katholieken bejegenen protestanten met wantrouwen en omgekeerd;
Christenen verafschuwen de Israëlieten; de Joden, als uitverkoren volk
Gods, zien van af hunne hoogte vol deernis neer op de niet minder trotsche
Christenen; de streng geloovigen koesteren afkeer tegen de liberale
ongetrouwen, maar allen te zamen richten zich vereenigd tegen de
stoutmoedjgen, die zich vermeten het hoofd niet te buigen en niet aanbiddend
neer te zijgen voor een hun onbekende heerlijke volmaakte scheppende
kracht.
? Maar wjj dwalea af en keeren tot de brochure van mej. Thijm terug
ter plaatse, waar zij zich uitdrukkelijk en met nadere omschrijving ver
klaart tegen den godsdienstvorm op de scholen.
.Met opprgsstelling harer goede bedoeling in deze acht ik haar raad
tot oprichting van gonvernements-scholen, waar geenerlei godsdienst-vorm
onderwezen wordt, waar de lessen zoo kleurloos zijn, dat elk meisje of
elke jongen, welken vorm ook toegedaan, ze zonder aanstoot kunnen bij
wonen, wanneer ook uitvoerbaar, weinig gelukkig, en het allerminst zou
de opvolging er van een zegen voor het toekomstig onderwijs zijn. Les
U natuurlijke historie op modernen grondslag ware by v. niet te geven; de
leer van Darwin ia een te groote steen des aanstoots voor de go
-geloovigB gemeente. Den kinderen het bijbelsche verhaal van Adam en Eva als
de vormingsgeschiedenis van den mensch op de mouw te spelden gaat
evenmin. Er zou niets anders overblijven, dan dit ook te schrappen. Op de
lagere school is hiertegen geen bezwaar, maar op de middelbare scholen, op de
gymnasia en eindelijk op de universiteiten? Over de geschiedenis
spraken wij reeds; nog andere vakken boden nieuwe zwarigheden en ten
laatste zoo het kleurloos onderwijs blijken te zijn: een wenig ontwikkelend
onderwijs. Hierheen zou de consequentie voeren, welke mej. Tbym mefc
recht van ieder verlangt.
Alle goede geesten bewaren ons voor een onderricht, welks consequente
dienares aan onze geestesontwikkeling teugels en boeien zoude aanleggen.
Van den godsdienst in het onderwijs is niet anders dan belemmering te
verwachten.
Mej. Thijm verzuimt, ons het ontegenzeggelijk bewijs te leveren, dat de
godsdienst het geluk in het leven der vrouw verhoogt. Ik twijfel niet,
of velen mijner lezers zullen met mij van oordeel zijn dat de vrouw
óók zonder gbdsdienst gelukkig kan wezen, geluk opgevat in de
beteefcenis, welke-het woord voor den mensch heeft.
Minder nog kan ik mij met de ideeën der schrijfster vereenigen, wan
neer zij den grond noemt, waarom men der vrouw den godsdienst moet
laten. Omdat in de maatschappij ten allen tijde, zegt mej. Thijm,
wjj veranderen het in: dikwerf de vrouw naast den man
verongeljjkt wordt; omdat de wetten gunstiger luiden voor de mannen dan
voor de vrouwen; omdat het werk van den man beter wordt be
taald; omdat de vrouw van vele lusten buitengesloten is, waarvan zij
wel de lasten draagt, moet men haar, opdat zij zich in haar lot sehikke,
een opperwezen schenken, waaraan zij zich onderwerpt. Maar zoo vervalt
ZÜvan de eene dienstbaarheid in de andere!
Neen, men trachte liever de kiemen van do kwaal, waardoor de wan
verhouding tusEchen man en vrouw in onze maatschappij ontstaat, weg
te nemen; men zorge wij herhalen het voor een gezonde physische
en psychische ontwikkeling der vrouw. Dan zal zij, moet zij in tegen
spraak met haar natuurlijke roeping den strijd daarbuiten in die
groote, vreemde menschenwereld strijden, sterk en moedig blij ven; draagt
huiselijke zorgen, ontrouw van den man, leed en smart van haar kinde
ren, de vervulling van hetgeen de plicht gebiedt. Het bewustzijn goed te
handelen zonder bijoogmerksn zal haar opgeruimd en tevreden den levens
weg doen bewandelen.
Gaarne geef ik mej. Thijm toe, dat het beter is, indien zij bidt dan wan
neer züin verstrooiing en lichtzinnigheid haar lijden tracht te vergeten,
maar eilieve welk een dwaalbegrip is het toch wederom stooten we
op den godsdienstigen hoogmoed dat een ongeloovige niet braaf, niet
degelijk) niet zedelijk zou kunnen zijn!
'Mét een zucht vraag ik me zelf af, wanneer zal toch dat farizeëndom
ophouden in ons kleine, zoo gaarne verlichte land zijn dom hoofd met
belaehelijken trots in de hoogte te steken? Dezelfde vrouw, die op de
vorige bladzijden een warm pleidooi uitsprak voor verdraagzaamheid op
godsdienstig gebied, overvalt een koortsachtige huivering bij het idee aan
goddeloosheid; goddeloos beteekent in haar oog lichtzinnig, speelziek,
zedelijk bedorven. Zij denkt er zelfs niet aan in haar brochure rekening
te houden met dat tal vrijdenkers of atheïsten fi ons land, wier ideeën
evengoed burgerrecht hebben verkregen als de denkbeelden der katho
lieken of protestanten.
Met een kleine variante zeg ik: het is noodig, het is menscJiel^Jc, dat
de mensch in 't algemeen humaan worde opgevoerd.
Gemakkelijk valt het antwoord op de vraag: waarom kan een onder
wijzer in de geschiedenis, waar ze met den godsdienst in cauw verband
staat, niet de uitingen van verschillende godsdienstbegrippen meedeelen,
zonder hen, wien deze begrippen heilig zijn, te kwetsen?
Hij kan dat niet, omdat de aanhangers der verschillende godsdienstbe
grippen zoo uiterst fijngevoelig, zoo vreeselijk kitteloorig zijn. Ja zelfs zóó
prikkelbaar, dat de feiten, die zoo ver afliggen, de beweegredenen, welke
de menschen tet die feiten aanzetten, nu nog hun wederzijdschen haat op
trekken.
Het bovenstaande bewijst, dat ik tot een geheel andere slotsom oen ge
komen dan mej. Thijm en mij ten sterkste verklaar tegen godsdienst ia
het onderwijs van meisjes.
Wenschen de ouders onderwijs in dsn godsdienst voor hun kinderen,
dat zij het hun geven, maar de godsdienst biijve buiten de openbare school.
Wanneer mej. Thijm ernstig nadenkt over haar onderwerp, zal zij
zonder twijfel eveneens tot een ander resultaat komen. In de geheele
gedachtengang van haar geschrii't is merkbaar, dat zühinkt op twee ideeën.
Onbegrensde vrijheid van overtuiging eischt zij voor ieder, maar acht
godsdienst een onvermijdelijke noodzakelijkheid voor den mensch, in 't
bijzonder voor de vrouw.
Gevaarlijk standpunt voor een opvoedster onzer toekomstige vrouwen!
De logische gevolgtrekkingen uit de woorden van mej. Thjjm, de dwepende
tint door haar aan godsdienst geschonken, doen mij een gevaar duchten
van haar invloed op de opvoeding onzer meisjes, welke ik gaarne tot
gezonde, verstandige, degelijke, naar ziel en lichaam flink ontwikkelde
Hollandsche vrouwen, tot geen ziekelijke dweepstertjes, geen
sentimenteele voor haar omgeving onverdragelijke geestdrijfsters zag opgroeien.
Deze vrees deed mij besluiten mijn bedenkingen tegen de brochure van
mej. Thijm in het openbaar uit te brengen.
Hoe is het mogelijk, dat verstandige lieden zich opwinden en het een
auder kwalijk nemen, dat hij een andere meening toegedaan is dan de
hunne?"
Die woorden waarborgen mij, dat de schrijfster zelf de meening van een
andersdenkende, ook dan wanneer het een ongeloovige is, zal dulden.
Henriette van der Meij.
Naar aanleiding van de artikelen van Mej. Henriette van der Mey,
ontvingen wy een aantal geschriften. Ter kenschetsing van den aard der
argumenten, nemen wij een tweetal der brieven op.
Groote steden zijn het brandpunt der beschaving; dat, is waar. Maar,
in groote steden gaat dikwijls verloren, wat hooger waarde heeft: ge
zondheid naar lichaam en ziel.
Tegenwoordig is het mode om te zeggen, dat materieele vooruitgang
en uitwendige beschaving hoofdzaak zijn; want, inwendige beschaving
kan men niet bedoelen, met geslepenheid, om anderen deloefaftestekeu
in den strijd urn 's Dasein.
Werkelijke beschaving is inwendige veredeling.
Heeft men zich wel eens voorgesteld, wat er van de maatschappij worden
zoude, gesteld dat het mogelijk ware den godsdienst weg te nemen ?
Ik bedoel niet godsdienstvorm, maar het ingeboren gevoel dat tot
grondslag ligt aan alles wat de menschen boven de dieren verheft.
Dat een jong man, in overmoed van physieke gezondheid en kracht,
durft zeggen dat godsdienst alleon noodig is voor sentimenteele dames
en oude juffrouwen is bedroevend, maar hoe klinkt zulke taal in den
mond van eene vrouw!
Wat is de moreele en physieke kracut waarop de vrouw steunt, hetzij
bij zich zelf, hetzij bij den man?
Eén zenuwtoeval, one gevatte koude en hulpeloos ligt de mensch ter neder.
Geduld in lijden, zelfopoffering, in n woord alle christelijke deugden,
zij kunnen nei-gens andera gevonden worden dan in die leer, welke alleen
geheel voldoet aan de fijnste behoeften van het menschelijk hart.
Daarom, zij die strijden over godsdienstvorm en dergelijke zaken van
ondergeschikt belang, zij hoeden zich, dat zij met het vernis de
schilderij zelf niet te na komen. Mej, E. F.
MjnJieer de Redacteur!
Vergun mij een plaatsje in uw blad, naar aanleiding van een schrijven
geteekend: Henriette, van der Meij, over Godsdienst buiten het Onderwijs.
Schrijfster beschouwt daarin den godsdienst als eene zaak, slechts aantrek
kelijk voor vrouwen met teleurgestelde verwachtingen of ongezonde her
senen. Tegen deze meening teeken ik ernstig protest aan. Zelve eene
jonge gelukkige echtgenoot en moeder zijnde, gezond naar lichaam en
geest, Protestantsch en bovendien modern zal niemand mij kunnen rang
schikken onder bovengenoemde categoriën, als ik zeg dat de godsdienst
mij een ware behoefte des harten is.
Van den oudsten tijd af hebben de groote geesten aan God en onster
felijkheid geloofd. Om slechts eenige te noemen:
Jezus aeide: In 't huis mijns Vaders zijn vele woningen. Ik ga heea
om u plaats te bereiden.
Luther: Een vaste burg is onze God, enz.
Güthe:
War nicht das Auge sonnenhaffc
Die Sonne könnt es nie erblicken,
Lag nicht in uns des Gottes eigne Kraft
Wie könnt uns Göttliches entzücken?
Gordon: Wij naderen allen met verschillende tusschenpoozen ons groote
bestaan, God. Hem te kennen is het einddoel van Zijn grootscb plan in
de schepping van deze wereld.
In ons leeft een beginsel, een Zaad Gods en dat Zaad kan als n met
God den strijd tusschen vleesch en geest aanvaarden.
Over het bestaan van ingeschapen beginselen schrijft Hoekstra:
Socrates en Flato beweerden dat er eene hoogere wereld bestaat waarin
het volmaakt goede, schoone, heilige, rechtvaardige te huis behoort en
waaruit wij de beginselen in ons hebben.
Amobius de Kerkvader roept uit: Welk mensch is er, die niet met het
begrip van een Opperheer den eersten dag zijner geboorte is ingetreden.
Dat Hij bestaat is ons allen van nature eigen.
Muziek vindt volgens Gouriod baar edelste en hoogste uitdrukken in
godsdienstige gevoelens.
Beethoven heeft gezegd: Ik weot dat God mij zeer nabij is, zonder
Vrees ga ik met hem om. ik heb Hem altijd erkend en verstaan.