Historisch Archief 1877-1940
No. 435.
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
zelven overgelaten en dat juist op een oogenblik, waarop hij zoo licht
het hoofd verliest, waarop van zijn moreel zoo verbazend veal gevorderd
wordt. Houdt men daarbij in het oog, dat van den goeden geest der in
fanterie, van hare geoefendbeid voor het grootste deel de uitslag vau
het gevecht afhangt, dan zal het wel overbodig zijn, aan te toonen, hoe
veel op het gevechtsveld en "bij den velddienst kan worden partij getrok
ken van enkele ontwikkelde elementen.
Een bepaalde omkeer in de denkbeelden van den geacMen S. over
de toepassing der plaatsvervanging is merkbaar uit zijn voorstel, om dsn
maximum leeftijd voor alle plaatsvervangers te stellen op 25 jaar. Van
toelating van miliciens, die den 5-jarigen diensttijd achter zich hebben,
is thans geen sprake meer. Daarmede verdwijnt het laatste argument ten
voordeele der dienstvervanging. Immers dan is het onjuist, dat de plaats
vervanger zou zijn een vrijwilliger met hoog handgeld, zooals de geachte
S. hem belieft te noemen. Terwijl de vrijwilliger genoodzaakt is, drie, zes
of acht jaar achtereen te dienen, is de plaatsvervanger slechts 15 maan
den in dienst; zijn meerdere geoefendheid kan dan geen gewicht in de
schaal leggen. Hij staat gelijk met eiken milicien. Stelt men de bovengenoemde
beperkende bepaling niet, dan treedt, zooals bekend is, de plaatsvervanger
op voor meer dan n milicien; het aantal geoefenden wordt daardoor,
zeer tot schade des lands, verminderd.
Ook de noot op bl. 14 trok onze aandacht. Daarin toont de S. zich een
tegenstander van inlijving der Schutterij op 20-jarigen leeftijd. Allen, die
de schutterij, zij het dan ook op geheel gewijzigde grondslagen, zelfs met
eengeheel nieuwen naam willen behouden, zijn het daarover eens, dat de
schutter op 20 jarigen leeftijd moet intreden; gedeeltelijk om de maatschap
pelijke bezwaren aan den schutterdienst verbonden zooveel docclijk op te
heffen, gedeeltelijk om een gewenschte overeenstemming tusschen leger
en schutterij te verkrijgen. Zelfs de verklaarde tegenstander vanpersoon
lijke dienstvervulling, de Generaal Reuther, stelde den leeftijd van 20jaar
in zijn ontwerp-schntterijwet.
Van belang is het ook de aandacht te vestigen op de meeningen van
den geachten S. met betrekkingen tot de vrijstellingen. De Generaal ia
blijkbaar geen voorstander van de vrijstelling dei' eenige zoons en wegens
broederdienst, doch waarschuwt aan den anderen kant tegen lichtvaardige
inkrimping dier vrijstellingen. Die onbillijke instellingen behooren zoo
spoedig mogelijk te verdwijnen; het aantal lotelingen moet in tegenstel
ling met de mceniug des S. eer vermeerderen, om den druk minder door
een bepaald deel des volks te doen gevoelen. Vooraf echter behoort door
commissiën te worden uitgemaakt, wie kostwinner en wie niet-kostwinner
in liet gezin is. Maar zegt de S. de landsvaderlijkheid is nu eenmaal
niet in eere". In plants van dit te bestrijden, de waarde dier commissie
op den voo.'giond te doin treden en voor de instelling daarvan een lans
te breken, v/il de geachte S. alles maar zooveel mogelijk behouden. Dit
is echter noch in het belang van het leger, noch in dat des volks. De
landsvaderlijkheid, om met den S. te spreken, moet in eera komen, als
recht en billijkheid dat vorderen. Moge de wet jcrint omschreven bepalin
gen van vrijstelling vaststellen, die strijdig met het recht zijn, dan is het
tijd de wet te wijzigen. Indien het kiesrecht na de Grondwets-herziening
mocht uitgebreid worden, dan is er geen twijfel aan, of onze rmlitiewet
zal. spoedig onderhanden genomsn worden.
Bij de vergelijking van don S. van het Dtiifsche sf,el-el van leger vor
ming met het onze, tracht hij nogmaals een lans te breken voor het be
houd van het bestaande. Het standpunt van beschouwing eener zaak is
voor do waarde eener beoordeöing van het grootste belang. Het stand
punt, door den Generaal E. ingenomen, is er op berekend in alles de
schaduwzijde van den persoonlijken dienstplicht op te sporen. Voor een
juiste beoordeeling is het echter noodig, dat S. zich, wil hij onpartijdig
blijven, do zaak van verschillende zijden beschouwt. Dit is intussehen vol
strekt niet bedoeling de van den Genera:;], wanneer hij beweert, dat in
Duitschland Dienstvervanging is uitgesloten, niet om den minderen man,
die geneigd mocht zijn, zijn hoog handgeld aan te nemen, als te diep ge
zonken uit de gelederen te weren, maar eenvoudig omdat niemand hunner
aan de conscriptie ontsnapt gelijk bij ons door vrijstelling der eenlge
zoons en wegens broederdieust met velen het geval. is. De klasse, die bij
ons de plaatsvervangers levert en die, wordt het vooroordeel door betere
regeling overwonnen, nog uitgebreider zal worden, is reeds geheel bij het
Duitsche leger ingelijfd. Men kan haar voor den dienst als soldaat niet
missen, om aan de meer beschaafden de gelegenheid te geven, zich aan
den dienst te onttrekken." De geest, die bij de Duitsche legervorming
voorzit wordt in deze woorden geheel miskend. Men sla het eerste boek
het beste over leger vorming op, en men zal onmiddellijk ontwaren, hoe
ver de Duitscher het begrip van afkoop van militaire dienstplichtigheid
van zich werp!:. Toen eenmaal de Wehrsteuer" door de Eegeering werd
voorgedragen, werd hij door alle partijen verworpen, o. a. om zelfs den
scliyn van mogelyken afkoop, onder wcïeen vorm dan ook, 1c weren.
Wilde men plaatsvervanging daar toelaten, niets was gemakkelijker dan
de Ersatz-resarve, bestaande uit vrijgestelde en vrifgelote dienstplichtigen
op te heffen. Die reserve is talrijk genoeg om plaatsvervanging mogelijk
te maken.
In het slot zijner beschouwingen treedt de Generaal E. op het uitge
breide veld der politieke onderstellingen en komt o. a. daarbij tot ht . be
sluit, dat alleen een opeenstapeling van misslagen in de leiding onzer
staatkundige aangelegenheden ons voor een audelijMn geisoleerden inval
zou kunnen plaatsen. Deze meening zou voedsel kunnen geven aan het
denkbeeld, dat een spoedige mobilisatie onzer strijdkrachten onnoodig is.
Een eerste regel op politiek-krijgskundig gebied zegt, dat men ook op het
gevaarlijkste bedacht moet zijn. Ons schijnt zulk een inval volstrekt niet
onwaarschijnlijk, en daarom ook esn indeeliug des Rijks in militaire
recruteerings- districten, benevens een wijziging ;der garnizoens-indeeling hoogst
noodzakelijk.
Catnbreanx.
SCHAAKSPEL.
No. 43.
Van 3Iei" te Amsterdam.
ZWART.
a b c d a f g h
WIT.
Wit speelt voor en geeft in 2 zetten mat.
(Wit 10 en Zwart 10 met K. E 5).
OPLOSSING VAN SCHA AK PKOBLEE M No. 41.
Oplossing
van
DRTINA's PKOBLEE IT.
l Bh. B 3! E 5 F G (l
'/! A 3 P 8 f Ad libitum
3 D. of Bh. geeft mat.
(l'i
? .... K. E 4 (2
A 3 D 6 K. F 3 't best»
D, P i mat.
(2)
K. P 5 (3
D. D 6 Onverschillig.
D. E 6 of F 4 mat.
(3)
K. - D 4 (l
A 3 B 4 f Ad libitum.
G B G 7! H 8 nt G 7 (a
H 7 F 5 t K. H 6.
Pd. E 7 mat.
(a)
..... E 6 nt G 7
Rh. D 8 f K. G 4.
D. G O mat,
(b)
..... K. 3? 6 (<j
G 7 G S Pd. t Ai libitum.
.
3 Pd. of D. geeft raat.
D. C i. of P 4 mat.
(4)
Pd. of r. speelt
D. E7ófC5ofDB K,?Föofand.
D. of Bh. geeft mat.
l T. - F 4 of G 4 (d
2 G 7 nt H S D. Ad libitam
3 D. 5 of H 6 mat.
(d)
l E 6 C 7 (e
2 H 7 - ? 5 t K. H G
3 P. ut H 8 D. on mat.
(O
l Pd. elders ff
2 A 5 D 8 f G 5 G 4
3 H 7 U i iaat.
(O
l Snoeit anders
2 Pd. F 5 '( K. spoolt
3 G 7 Cr b Pd. of H 7 nt H 3 mai.
INGEZONDEN OPLOSSINGEN.
Juiat ia no. 41 opgelost door W. v. II. te Dolff, twee schaakvrienden te Haarlem;
EO. il on *2 b-;ueve;>B do prollemon van Drtina, Meyer en Cook, van Mei" te
Amsterdam eii Fleuügaled to Kaatsheuvel eüW. v. H. te D elf i 42 en hoc probleem
Vuil Drtina.
Een probleem van F. G, Co r n el i s, te Rotterdam.
(Een vijftienjarigen auteur) R. Z.
WH: K. C 8, D. F l, T. D 5, P. A 4 ea E 4, Pd. D 7. Zwart:
K. C 6, T. B i, Rh. A \. Wit geeft in 2 zetten mat.
E U IL E, E rf O N.
»%.*
KAAR HET NOORSGH,
VAN
L,. i> i IL, JL. i rsr
{Slot).
Het graf was bedekt met een enkelen grooten granietsteen,
waarop Olofsnaam aangebracht was; de familie had dit het
gegeschikst en meest duurzame geoordeeld, beter dan bloemen,
omdat er toch niemand was om ze te verzorgen, of om naar het
grai te komen zien.
Elia wierp zich op den steen neder en bleef langen tijd zoo
liggen met het voorhoofd tegen het harde graniet gedrukt, terwijl
juffrouw Walding langs de graven wandelde en haar alleen liet
met haar smart. Zij was verstandig genoeg om in te zien, dat in
zulke oogenblikken woorden van troost geheel misplaatst en slechts
hinderlijk zouden zijn.
Toen Eün haar hart voldoende lucht gegeven had, keerden zij
weder huiswaarts, maar onderweg bleef juffrouw Walding nog
even bij het stallefje van een bloemenverkoopster staan, om een
bouquet te koopen.
»Nu we voor den doode gezorgd hebben," zeide zij, s mogen we
ook den levende niet verbeten."
Cj
sVoor wiea zijn ze?''