De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 25 oktober pagina 2

25 oktober 1885 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 435 tinopel met onverstoorbare deftigheid worden gevoerd, naar het Schijnt tot eenig resultaat geleid. Men schijnt het namelijk eens ie zijn geworden over den inhoud van liet veelbesproken memoran dum, en gemeenschappelijk te willen aandringen op herstel van het status quo. Op de meest besliste en plechtige wijze wordt verklaard dat de eerzucht van enkele stammen in den Balkan aan deze geen bevoegdheid kan verleenen, om den vrede tusschen da mogendheden te verstoren, door hetzij onder eikan der, hetzij met Turkije twist te zoeken. Vorst Alexander schijnt geneigd te zijn, om aan dezen raad gehoor te geven; liet is echter zeer te betwijfelen of Servië, dat van top tot teen is gewapend, zich op deze wijze zal laten afschepen en met ledige handen naathuis zal willen gaan. De feitelijke beslissing over hetgeen met Oosl-Roemeliëzal geschieden, moet door eene oKicieële conferentie worden uitge maakt. Waar en wanneer deze echter zal plaats hebben, en welke punten aan haar oordeel zulbn moeten worden onderworpen, is tot dusver niet bekend. Wel kon men dezer dagen in de Morning Post, het orgaan van Lord Salisbury, de mededeeling vinden, dat Engeland, Frankrijk en Italiëia beginsel zouden ziju overeengekomen, om den toestand, door den coup cïtat van vorst Alexander in het leven geroepen, te. erkennen, en dat ook Oostenrijk zich bij deze opvatting der Weslersche mogendheden zou aansluiten. Eene bevestiging van het bericht omtrent deze alliantie, waarbij, opmerkelijk genoeg, Rusland niet wordt genoemd, laat echter nog steeds op zich wachten. Er kunnen op deze wijze nog weken van spanning verloopen, eer de Europeesche diplo matie tot eenig resultaat van beteekenis zal zijn gekomen, en gedurende dien tijd dreigen voortdurend nieuwe gevaren. Nog altijd verdiept in de herziening van het wetboek van strafvorde ring, begint langzamerhand de lust der Tweede Kamer te verflauwen. En bij de Eegeering ook. De leden schitteren door hun afwezigheid gemiddeld zijn er 43 a 52 tegenwoordig en de Minister van Justitie schittert niet, ondanks zijn sauwezigheid. Zijn kracht bleef ook in de afgeloopen week zitten in 't vragen en Wegen van de adviezen der commissie van rapporteurs. Dat was menigmaal zoo sterk, dat, als de heer du Tour een amende ment had bestreden en de commissie er geen bezwaar in zag, hij het toch maar dadelijk daarna overnam! Vermakelijk was het afdingen" bij de bepaling van den duur van dea termijn voor 't verzet tegen de verwijzing van een beklaagde. Twee dagen had de commissie voorgesteld. Vijftien vroeg de heer van der Biesen er, toen echter de memorie van suggestie nog in de lucht hing. Na de handhaving daarvan meende hij het met acht te kunnen doen. De Minister uam dit bod" aan. De commissie vond het te veel, maar legde er iets bij: drie dagen wilde zij toestaan. De Kamer koos de acht. Waarom niet geloot of kruis of munt" geworpen om de kwestieuse 'ipunten te beslissen? Bij de bespreking van een hoogst belangrijk amendement van den heer Lohman, werd de Kanier ongeduldig toen de heer van der Kaay tegen 4 uur Donderdag het woord nog even vroeg. Ik zou wel van het woord afzien" zeide hij indien ik zeker was van da herziening van 't amendement. Het zal verworpen worden" riep men hem toe. En 't geschiedde. Omdat het beloofd was? Gelukkig behoeft men dat niet van da Tweede Kamer te geloovcn. Als de belofte gemeend ware geweest, zou 't amendement, nu de heer van der Kaay toch sprak, aangenomen moeten zijn. Intusschen wegen toch niet altijd beginselen en overtuiging bij alle stemmingen en bij alle leden. Er was n amendement, dat verworpen werd met elechts 7 stemmen vóór. De zeven wijzen" merkte een van de 7 voorstemmers in alle beschei denheid op. Nomina sunt odiosa, Heel wijs, zouden we durven Keggen, daar het bedoelde lid, eerst luid te kennen gevende dat hij het amendement zou verwerpen, en later vóór stemde om den voorsteller een pleizier te dosa. nu de verwerpin» toch verzekerd was! a Of de heeren hun taak ernstig opnemen! WARME KADETJES. Een Zaterdagil vond-Praat je. xcviii. De scène die ik onlangs met Jan op Meerlust had en die ik in mijn vorig Kadetje vertelde, had mij zóó sterk aangepakt dat ik gevoelde dat ik er eens uit moest. Ik ben er dan ook met Sagittarius op uit geweest en wij hebben eenige dagen to Antwerpen en Brussel doorgebracht, waardoor ik weder een beetje op mijn dreef ben gekomea. Natuurlijk geef ik geene uitvoerige reisbeschrijving, dat doe ik wellicht later en ik maak mij sterk dat ik dan een boek schrijf, dat voor het Land van Rubcns" niet bshoeft onder te doen. Vandaag geef ik maar een paar reisherinueringen. Allereerst gingen wij een paar dagen naar 's-Gravennage, waar ik al dadelijk ongenoegen met Sagittarius had; w\j zaten^ namelijk in_ den waarachtig wel een kapper en hij heeft zoo'n scheiding ook". 't Is btst mogelijk", antwoordde ik, maar laat mij nu, wat ik je bidden mag, stilletjes genieten." Er wordt achter de coulissen danig gevloekt", begon Sagittarius weder, maar het koor aiujjt dan OOK vervloekt slecht!" Zwiig (och, Sagittarius." O d.e Hagenaars!" heette het een oogenblik later, Alice en Isabella hebben waarlijk knap gezongen en er was bijna geen applaus en nu Héicr.c begint te dansen. ..." Dio danseuse doet me denken aan een kakebeenen huishouden, meneer", zeide een oude heer achter ons. Natuurlijk werd ik heel boos; mijnheer", sprak ik, ik verzoek u beJeefd uw onhebbelijke taal voor u ie houden; ik vraag u niemendal en begrijp Jus niet waarom ge u in ons gesprek mengt". DP. nian zweeg. Ik wilde maar zeggen,'' vervolgde Sagittarius, dat ik het nonsens vind dat de zung bijna onopgemerkt voorbijging, terwijl men de dans niet enkel toejuicht, maar de danseuse zelfs terugroept en een bouquet aanbiedt." We kregen dispuut en ik werd bijzonder kwaad toen mijn vriend beweerde dat de liefhebberij voor het bidden met de beenea grooter waa dan sommigen beweren, want natuurlijk begreep ik dat in die woordeneen gemeene satire moest zitten. Zwijgend keerde ik naar mijn logement terug, terwijl Sagittarius de lucht deed daveren van het gezang: Ah, l'hönnête homme, Le galant homme! . . . ." ik zeide daar maar niets op, maar dacht des te meer. Den volgenden, morgen was de vrede weder hersteld en gingen wij een kijkje in de nieuwe wijken nemen, waar ik verbaasd ea ontroerd stond. Dat is een schunnige rommel," riep Sagittarius, je hebt hier, jandorie precies zulke poelen en moerassen als m Amsterdam! Is dat uu een toestand voor eeno residentie ?" aan venhage behoeven ouder te doen. Overheerlijke stillevens, guitig groen en dartel geel, blinkende waterplassen en schilderachtige oeverzoomen bekoorden wijn oog, Ga mee", riep Sagittarius, je staat te kijken alsof je simpel waart en de diender, die daar aankomt zal je nog awssteeren. Genadige hemel.." Wat is er vriend?" riep ik verschrikt. Die diender heeft een pelerien aau t" 't la een regenmautel, antwoordde ik. Neen 't K, bij mijn vrome ziel, een /pelerien! Or die Hagenaars, ze mij in de beschouwing der fraaie schilderijen verdiepte. Terwijl ik voor Potter's Stier" stond te soezen, kwam ook mijn vriend binnenstuiven; waar denk je zno geweldig over V" riep hij. Over het gedempte Dauiruk," antwoordde ik, aangedaan. Beu je mal, kerel ?" Volstrekt niet; ik overpeins dat het niet lang meer zal duren, of dat fraaie deel der stad zal in sappig weiland zijn veranderd: de regens der laatste weken deden raeds veel goed en eerlang zullen de Amsterdammers kloek vee on de plek zien grazen, waar eertijds prozaïsche beurtscheoe u vastgemeerd lagen." Dat grazen heb ik reeds gezien," zeide Sagittarius, een paar dagen geleden scharrelde een os op het afgepaalde Damrak rond en het beest had blijkbaar plezier." Is dat heusch waar, Sagittarius?" Op mijn woord van eer." Ik liat deii stier hangen, waar hij hing en ging uit louter plezier niet Sagittarius een glaasje reseda drinken, (met opzet zeg ik reseda, omdat ik klare niet fatsoenlijk viud) onder het genot waarvan ik een gedicht schreef. Laat dat vers eens aien", zeide mijn vriend. Wat betoekent dat i'" vroeg hij c<i de lectuur, je schrijft daar: Toen is een vers uit mijn pen gespet" wat bedoel je met dat spetten ?" Wel natuurlijk spatten!" Had dat dan geschreven !'' Maar kerel, dan had ik immers geen rijmwoord op het" gehad!" Saggittarius grinnikte ; dat is een mooie manier van dichten," meende hij. Ik werd wederom boos. Ik beroep mij op Kloos", zeide ik, die ook wel doornen" in plaats van doemen" schrijft, omdat het zoo m het rijm te pas komt, en aangezien 't geen Kioos doet, zeker heel goed is, zie ik niet in waarom ik hem niet zoude mogen navolgen." Sagittarius riposteerde; wij werden beiden warm en het einde van het lied was, dafc we den geheelen dag geen woord meer met elkander spraken. Later hoorde ik dat Sagittarius eeii deel van den avond iu het Alcazar had doorgebracht 't gesu ik, voor een man van zijn leeftijd, heel oufateosulijk vind. Den volgenden morgea arriveerden wij te Antwerpen. Ik zal over die stad maar iiiet veel zeggen, want mijn verslag zoude te uitvoerig worden, daar ik nog veel over Brussel heb te praten; ik stip maar aan dat du tentoonstelling wonderfraai was, want men kon er likeuren van Wijuand Fockink krijgen en in de machine-galerij heerschte een leven als een oordeel. De expositie was, naar mijn oordeel, veel mooier dan die van 1883 te Amsterdam; ik vind trouwens alles wat ik in den vreemde zie, steeds veel fraaier en belangwekkender dan hetgeen wij te huis hebben en ik ben in dit opzicht geen haar minder dan mijne waarde landgencoten. Biet overgroote belangstelling zag ik dat de straten van Antwerpen met regenachtig weder even helder en zindelijk zijn als die te Amsterdam en ik besloot om des middags aan tafel, een dronk aan den reinigingsdienst van do Scheldestad te wijden. Ik meen hiermede in gemoede mijne beschrijving van Antwerpen te kuunea besluiten ; de schets is misschien ietwat vluchtig-, maar het is nu eenmaal mode om in weinig woorden veel to zeggen. Ik stap op Brussel over. Brussel, oord van genenchten en liefelijkheden, parel onder de steden yau Europa, hoe heb ik mij binnen uwe muren, (ik ben er niet zeker

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl