De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 25 oktober pagina 3

25 oktober 1885 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 435 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. ?van .of Brussel maren heeft, maar dat maakt niet uit) vermaakt; ! Hoo heb ik genoten en bewonderd, wanneer ik in het, Cafévan het Grandflötel zat, onder het genot van mazagran, cognac fine en cigaret! Ik had uren achtereen naar de beweging op den boulevard Anspacb kunnen kijken, maar Sagittarius liet mij nooit met rust. Trek je pels aan," sprak hij op zekeren avond, toen ik genoegelijk za te soezen. Waar moeten wij heen?" Naar la Monnaie"; lionieo et JuÏette wordt opgevoerd." _ Maar vriend, in een Koninklijken Schouwburg dient men in groot pon tificaal te verschijnen en wij zijn in eenvoudig reisgewaad gekleed". Dat is niemendal, dan gaan we maar op een der lagere rangen zitten", Eene oude iuffrouw in het plaats -bureau van den schouwburg vertelde mij dat er geen zitplaatsen meer in het parterre waren en dat wij dus moesten staan, tenzij wij naar de troisièmes wilden verhuizen. Dan maar naar die troisièmes", meende Sagittarius. We beklommen een ontelbaar aantal trappen en eindelijk zonk ik on machtig op een rieten stoel ia eene, met vuurrood papier beplakte loge neder. Allemachtig", zeide Sagittarius, we zitten hier in de hanebalken. Zoo iets noemen ze bij ons het scheJlinkje." Ik ben het met ie eens", antwoordde ik, en ik vind dat het met mijne professorale waardigheid niet strookt, om hier te blijven zitten, ik vind deze plaatsen bepaald beneden kritiek". Dan maar verder op," riep mijn vriend. Wij kwamen in een' anderen schouwburg terecht, waar wii deftig in de stalles plaats namen. Zie je," begon Sagittarius welbehagelijk; nu we zoo prettig en op ons gemak zitten, voel ik toch wel wat voor het plannetje om vriendjes-avonden in den Amsterdarnschen Stads-schouwburg te houden." Daar heb ik, van het begin af, veel voor gevoeld," zeide ik; ik vind het een afschuwelijk iets om tusschen miudere lui te moeten zitten." Blaas je nn niet zoo op Aquarius en bedenk dat je overgrootvader met gerookte bokkings te koop liep l" M aar mijn Jan is de zoon van een professor," zeide ik trotsch. Ons gesprek, dat onaangenaam dreigde te worden, werd gelukkig afge broken, doordien het scherm opging. Men gaf Mamsclle Nitouche, eene allerverma'kelijkste operette, maar bar voor drip, zoodat ik, orn mijne waardigheid op te houden, zeide dat ik het min vond dat men zoo iets durfde opvoeren. Je hebt volmaakt gelijk," sprak Sagittarius, we moesten maar liever heengaan, want het is heuscn te bar." Zoo had ik het nu niet precies bedoeld. Ik blijf liever,"' zeide ik, niet, en dat begrijp je natuurlijk heel goed. omdat ik al die onfatsoenlijkheden goedkeur of mooi vind, maav omdat ik de inenschen hier we derom van eene andere zijde kau leeren kennen." Sagittarius at mijn betoog voor zoete koek op en wij bleven. Ik zat roe, terwijl ik een heel deftig gezicht zette inwendig een bult te lachen, waar deed volstrekt niet bemerken dat ik mij amuseerde, want er mocht eens een bekende in de zaal zijn die het oververteldo, en wat zouden de Auisterdamsche jongelui, die college bij mij loopen, dan wel zeggen, wan neer zvi hoorden dat hun eerzame professor schik had gehad in allerlei trivialiteiten! Toen het stuk uit was, zeide Sagittarius, te erg !" Waarom ben je dan mot weggegaan?" Ik wilde precies doen als iij en ook nog wat leeren.5' Wij keken elkander aan en toen hebben wij toch even geglimlacht. Natuurlijk brachten wij een bezoek aan liet museum Wirtz, waar ik versteld stond; ik begreep letterlijk niets van hetgeen ik aanschouwde maar dit was, naar kenners mij hadden verzekerd, juist het echte en ware en daarom genoot ik zeer. Ziet eens Sagittarius," zeide ik, dit schijnt eene fantastische voor stelling te zijn van een pot rijstenbrij, die het onderste boven is gevallen." .,Ben je mal," antwoordde mijn vriend, dat zijn de gedachten van een afgehakt hoofd." ik griezelde geweldig en had een wee gevoel; gelukkig kwam op dit oogenbiik iemand op mij af. Monsieur Ie professeur Aquarius?" zeide hij. C'est moi!" antwoordde ik trotsch! De man overhandigde mij een telegram van den volgenden inhoud: Schildwachtshuisjes aan Koninklijk Paleis te Amsterdam, niéuw geschilderd, van buiten grijs, van binnen blauw. Buitengewoon grootsch effect, !" Sagittarius", zeide ik aangedaan, ik was op het punt ia dit museum minder goede gedachten van de edele schilderkunst te krijgen, maar dit bericht verzoent er mij weder geheel en al mede." Ook Sagittarins was aangedaan. Ik bemerk dat ik veel te uitvoerig begin te worden en zal dus eindigen. Toch had ik nog zooveel te vertellen, bijv. over het Kden théatre, waar men niet bepaald serafijnen aantreft, en over het Caféde Paris, waar men. .... maar stil, laat ik liever een sluier over die inrichting laten hangen, want dit blad wordt niet enkel door volwassenen gelezen. Mis schien vertel ik een volgend maal wel het een en ander, wat niet voor iedereen geschikt is en men gelieve het volgend nummer van het weekblad dns vooral niet te laten slingeren en het achter slot te houden. Naast het caféde Paris is een ander koffiehuis dat men het Oester» park" noemt, oesters zag ik er niet, maar wel ..... Nogmaals echter : stil ! Aquarius. P. S. Sagittarins las mijn kadetje over en vroeg waarom ik niets Palais de Justice en Beurs, Gudule en Koninklijk paleis, Laeken en Bois de Cambres, Colonne du Congres en Stadhuis had gezegd. Ik heb op die domme opmerking geen antwoord gegeven ; ik zeg met den tooneel-directeur uit Faust: Ich weisz wie man den <reist des Volks versöhnt", ea tracht mijne kaderjes naar den smaak van het lezend pu bliek te bakken. Bovendien is die heele rataplan reeds dikwijls ge noeg besproken en beschreven. UIT HET HAAGJE. LUI. Sedert heb onverwacht bezoek van wijlen mijn oud-tante Mietje, uit de andere wereld, ben ik 's avonds, alleen in mijn kamer, niet erg gerust meer. Ik zeg nog eens: bang voor spoken en geest-verschijningen ben ik volstrekt niet, maar de dooden schijnen in het bijzonder zwak te heb ben om, voor de enkele keeren dat ze een praatje met ons komen maken, ook geregeld iets onaangenaams te moeten zeggen. Dit is de eenige reden waarom geest-verschijningen niet bijzonder in mijn smaak vallen. Hadden de geesten die fout niet, dan zou 't me zelfs aangenaam zijn wanneer zekere afgestorvenen, die ik bij hun leven van nabij heb gekend en die in hun soort werkelijk heel aardige menschen waren, me nu en 'tlan in. mijn eenzaamheid eens kwamen bezoeken, om met me over dea ouden tijd te keuvelen; doch ik ben overtuigd dat, hoe uitstekend het geheugen der geesten ook moge zijn, diezelfde vroolijke snuiters van weleer zich niets hoegenaamd meer zouden gelieven, te herinneren van de schuine stukjes die we samen hebben uitgestoken, maar dat ze, inte gendeel, met het schijnheiligste gezicht van de andere wereld, me met de een of andere boet-predikatie het hoofd warm zouden maken. Zoo is de mensch: ligt hij eenmaal in zijn graf en kan hij zich niet meer roeren en geen pret meer maken, dan wordt hij een brave Hen drik. Quand Ie diable dement vieux il se fait ertnite, zegt het spreek woord. Ik zou willen zeggen: als de duivel dood is, wordt hij een heilige.1' Ik sprak er onlangs met den kutlunnel over. Hij noemt zich een esprit fort en 't is bekend, dat zij die zich zelf dien naam toekennen, altijd een achterdeurtje open hebben voor het geloof aan iets geheimzin nigs, iets onbegiïjpelijks, iets bovennatuurlijks. Op grond dezer weten schap aarzelde ik dan ook niet, hem mijn jongste ontmoeting met mijn oud-tante-zaliger, mede te deelen. Hij begon natuurlijk met me uit ta lachen, maar vijf minuten later dischte hij me een verhaal.op, zoo zon derling, zoo wonderlijk, dat ik geen oogenbiik zou geaarzeld hebben, te gelooven dat hij een loopje met me wilde nemen, hadden niet de ernstigs uitdrukking in 's mans gelaatstrekken en de niet minder ernstige tooa zijner stem mij de overtuiging geschonken dat alles eerlijk gemeend was. 't Was een stukje uit den kantonnements-tijd in Noord-Brabant. Zie hier hoe onze brave krijgsman me tenaastenbij zijn bovennatuurlijk schoteltje opdischte. Hij was toen nog maar gewoon vrijwilliger en met zijn regiment ge« kantonneerd in de Acht Zaligheden. Ik bekende eerlijk, niet te weten dat ons land, en nog wel een enkele provincie van ons land, zooveel zaligheden rijk was, maar de kolonel verklaarde met den meesten ernst dat hij daar in zijn jongen tijd ingekwartierd was geweest, hoewel hij 't er, in plaats van zalig, vrij her.... had gehad. Ik had dat woord niet durven aanduiden, veel minder voluit neerschrijven, als dekullunnel 't niet had gebezigd en 't mij, in dit geval, niet tevens bijzonder karak teristiek had toegeschenen. Nu, in die Acht Zaligheden stond ergens, op een afgelegen, eenzame plek, een oud kerkje en bij dat kerkje was een even oud kerkhof. Daar was op zichzelf niets wonderbaarlijks in, ten minste over dag, maar 's nachts wordt zoo iets doorgaans anders. Vandaar dat de minst bijgeloovige menschen ongaarne in 't holle van den nacht voorbij zulk een kerkhof wandelen. De kolonel helderde deze axioma op door een voorbeeld, ook uit de kantonnementen afkomstig. Een esprit-fort stak op zekeren avond, onder kameraden en onder den grog, lustig den draak met de verhalen die er liepen over het naburig kerkhof, waar, zoo beweerden de boeren, 's nachts zonderlinge dingen te zien waren. Wel", zei eindelijk een der kameraden, minder esprit-fort dan de zwetser, ik wed dat je op dit uur", 't was kwart voor twaalven geen doodshoofd uit het knekelhuis op 't kerkhof durft te gaan halen." De weddenschap werd aangenomen en de held ging heen, na eerst nog een hartsterking te hebben genomen. Hij klom over den kerkhofmuur, ging 't knekelhuis binnen, bracht werkelijk het doodshoofd mee, maar toen hij 't in de herberg op de tafel wierp, viel hij flauw. Hij werd niet zonder moeite met grog weer bijgebracht en toen verklaarde hij, met een plechtige!» vloek, dat hij nooit weer op zulk een expeditie uitging. Nu, het eenzaam kerkje met het eenzame kerkhof in de Acht Zalig heden had volgens den kuünnnel de wonderbaarlijke eigenaardigheid, dat men er 's nachts om twaalf uren nooit voorbij kon gaan of men was een poos later het spoor bijster, en wat men dan ook deed om weder op den goeden weg te komen, toch was men geregeld een half uur later weer op dezelfde plek bij het kerkhof. Zoo bleef men aan 't wandelen tot de dag aanbrak en dan kwam de wandelaar vanzelf, als door tooverij weer op den rechten weg. Ik waagde de nuchtere opmerking, dat de nachtelijke dolende ridders vermoedelijk bij zulke gelegenheden te diep in 't glaasje hadden gekeken I maar de kolonel maakte zich boos en verklaarde met plechtigen ernst, dat hem 't geval herhaaldelijk was overkomen en telkens in een toestand van nuchterheid, die in deu toemnaligen rumoerigen kantonnements-tijd voorbeeldig mocht heeten. Om den kullunnel genoegen te doen, slikte ik het sprookje, maar ik vond er toch eene gereede aanleiding in, hem het recht te ontzeggen, de verschijning mijner doode tante in twijfel te trekken. Werkelijk had ik toen het genoegen, van mijn vriend te mogen vernemen, dat hij 't er wel voor hield dat de mensch wel eens in zekeren toestand kan verkeeren, welke hem bijzonder geschikt maakt om bovennatuurlijke betrekkingen met geesten aan te knoopen. Nu ik deze bekentenis van een esprit-fort had, dacht ik met de ver schijning mijner oud-tante mijn voordeel te kunnen doen. Tot nog toe had ik ze voor mijn vrouw en dochters verzwegen, zooals ik vroeger zei, uit vrees van uitgelachen te worden; maar eergisteravond zaten we met ons tweetjes bij elkaar, mijn vrouw en ik, waarlijk iets zeldsaams, want zijn mijn dames niet uit, dan hebben ze visite, en hebben ee geen visite, dan zijn ze uit. Ditmaal waren alleen de meisjes uit en wel op een jongelui-partij een wel wat rare naam voor een soireetje, maar er schijnt niets onfatsoenlijks in te liggen, aangezien onze gedistin geerde dames zich zonder eenige angstvalligheid van het woord bedienen en haar dochters ook naar die partijen heenzenden met rollen muziek bij zich. Mijn vrouw hield me dus gezelschap. Onwaardeerbaar voor recht, dat nog onwaardeerbaarder zou zijn geweest, als ik niet met bij zondere discretie mijn sigaar had mogen rooken en dan vooral niet meer dan eene. Ik zat te lezen; mijn vrouw was bezig een japon met kant te garneeren, nadat ze mij had doen opmerken, dat al de dames van haar kennis in de eerste plaats die van den kolonel dergelijk zwaar wichtig werk door de modiste, of minst gekomen, door een naaisters lieten doen; maar dat zij verkooa dit in hoogst eigen persoon te ver» ? richten, uit louter zuinigheid. Vooral had ze helder doen uitkomen dat,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl