Historisch Archief 1877-1940
No. 435
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
trein naar n toekomen, want morgen moet ik misschien de schutters af»
wimpelen en dan zouden ze me leelijk missen; je woont daar zoo in het
uithoekje van ons land, dat ik morgen met den eersten trein weer
weg moet, anders kom ik nog te laat en het moest eens regenen!
Kflk me maar niet zoo aan, ik ben je steenen vriend, die bij uw in
trede in het leven n zoo vriendelijk met een deuntje uit de oude doos
heeft verwelkomd, want gij zijt onder mijn klokkengebied geboren, van
mij den koning der Keguliersbuart en dependentiën, met eene kleine ver
andering en verbouwing, een der oudste torens van de stad, waarop ik
niet minder groot ga dac lange Jan, mijn broer, op zijn gekroonde pruik.
Ja ik heb al veel gezien en ondervonden, te veel om op mijn ouden dag
eoo van allen steun beroofd, aan den waterkant te moeteu staan, op ge
vaar af van door duizeligheid de ruimtevrees te krijgen en in den Singel
te vallen. Ik zeide u dat ik al veel gezien heb; ik zal u mijn geschiede
nis eens vertellen,
Ik zag het levenslicht nn ongeveer vier eeuwen geleden en sloot met
mijn collega, wijlen de Regulierspoort No. l aan de Osjessluis het oude
Bindwijk (Kalverstraat) af. Ik was toen ook nog poort, moet ge weten
of liever een deel daarvan; we waren met ons drieën torens, n in het
midden, en ik en eea die even groot was flankeerden de poort; slechts de
middelste van ons had wijzerplaat en klok, wat dikwijls reden tot jaloezie
gaf. Toon was ik nog niet zoo lang, maar meer ineen gedrongen, en kon
dus nog niet zooveel ziea als nu, doch er was ook nog niet veel te zien.
Wanneer men 's avonds laat kwam door de Kalverstraat dan . , , zag
men zoo goed als niets; van al die mooie winkels nog geen spoor, en wat
de verlichting betrof, het was er ongeveer meegesteld als iu deze stad,
waar ge nu woont, zooals ik bij mija aankomst heb bemerkt: men liet zeer
veel aan de maan over, maar ook overdag wis er weinig bijzonders te
zien, behalve wanneer er een ommegang uit, ds Kapel plaats had. Aan
den kant van de oude Botermarkt zag men niets aan weiden ea water
en wat vorder zag men het klooster dor Regulieren, de peetooms, waaraan
ik den deftigcn naam van Regulierstoren te danken luid. Later, ik was
toen al honderd jaren oud, zelte men een houten R'.'gtiüei spoort No. 3
voor mijn neus (nummero l aan de Osjessluis was al ter zielen), die ver
volgens van steen werd opgetrokken en dien gij in uw jeugd nog als
V."ang hebt gekend, toen do poppenkasten er bijna altijd achter stonden.
Op zekeren dag Let was kort daaraa, voor zoover & rnij kan her
inneren?ontstond er brand in een nabij zijnda glasblazerij ca ik met de
geheele poort brandde af, gelukkig bleven mijne grondvesten en een ge
deelte der muren staan. Oorzaken van den braud waren, zoaais iiet i;u
ook meestal gebeurt, onbekend. Van den braud geraakte ik echter uit
den brand; ik alleen werd waaid gekeurd opgebouwd ts worden, mca
verhoogde mij en ik kreeg een iraaie kap met belief!, die men in de
laatsttn tijd dikwijls tegen mijn wil tot zotskap gemaakt heeft door mij
allerlei rare deuntjes te laten spelen.
Men zette in plaats van een gewonen toren- of weerhaan een os boven
op mijn kruin, als teeken dat vroeger in mijn nabijheid de ossonmarkt
was geweest; die herinnering beviel mij maar half, men scheen dit op het
stadhuis te begrijpen, want de os verdween en maakte plaats voor het
teeken dat me nu nog versiert. Ik bad reeds ten jaar voor don brand,
waarvan ik u zoooven vertelde, een goeden buur en kiiucratul gekregen
in het wachtshuis, dat men naast mij had gebouwd, waar wakkere poor
ters een oogje op me hielden, om te zorgen dat ik niet woei- afbrandde.
Een gi-oote vijftig j.\ren later bemerkte ik dat men voumluroiid goud
en zilver in dat huis bracht, da'u toen echter veel veranderd was. liet
was nu een slaan en kloppen naast me, dat liooren en zien me
verging; ik kreeg ook langzamerhand een anderen nuam : men noemde
mij munttoren, of kortweg Munt, een naam die ik ook behield toen na
wtiuige jaren dat kloppen ophield, en ik een drok logement, mijn naam
genoot voortaan, naast me had. U alles te vertellen wat ik sinds beleafde
en zag is onmogelijk: vorsten en grooten reden langs mija voeten, standjes
en ruzie en straatrumoer bijna dagelijks! Maar dat alles verstoort mijn
steenen kalmte niet. Maar e^ns, het is nu meer dan zeventig jaar geleden,
sidderde ik tot in mijne grondve.ten; een machtig keizer reed langs mijne
muren, en zijn oog voorspelde niet veel goeds; ik was bang dat hij mij als
zooveel andere torens zou doen neerschieten, maar het volk was gedwee
en eenigen vleidden hem zelfs nog, want, om niet te spreken vaa die
eerewacht uit do deftige jongelieden der Keizers- ea ileereiigiacht, die
hem omringden; vlak voor me in de Breestraat aag ik een eereboog,
waarop in het Latijn geschreven stond, dat die keizer niet sterven zou 2),
eene groote dwaasheid! Want ik had al zooyfiel aan rnijue voeten zien
vergaan! Mij had men voor die gelegenheid met eene vlag getooid, wel
rood, wit en blauw zooals nu, maar de kleuren stonden er verkeerd op;
in stilte wenschte ik dat er.een ferme windvlaag zou komen en die vlag
verscheuren. Wat was ik blij toen ik weer een oranjewimpel kreeg, evon
blij als het volk beneden met zijn oranje-kokardes, v;(int uu was een
beter tijd aangebroken, mijn buurman het logement KOU er ook beter bij
varen, die had van duurte der koffie en tabak veel geleden. Ik speelde
nu mijne vroolijkste deuntjes, want ik ben eon vriend van het voik, een
echt Amsterdammer in kalk en steen. Vaa mijne schuttersliefde gaf
ik reeds een bewijs, het doet me zoo'n plcizier als ik die goede lui
mag afwimpelen, ze houwen in Amsterdam niets van soldaatjo
spelen. Vroeger deed ik nog meer goed, in stilte, 's Avonds laat was ik
een teefcen tot bijeenkomst voor verliefde harten, die elkaar overdag niet
konden spi'eken, maar nu is het te tochtig geworden in mijn nabijheid.
Doch ik heb nog andere verdiensten; ik hielp cok aan titels, herinner u
slechts Jozef van ue Munt, die altijd waakte aan mijne voeten, en zelfs
toen hij, naar men zeide, zijn koetjes cp het drooge had, uit lie'de voor
mij a'ile dag«n met zijn Echoenoubakje op de JMiintshtis was te vinden;
ik scliouk heui uit dankbaarheid bij xouvoci eereteekaucu v i ui crouto
afmeting als 2ijn borst reeds versierden, mijn iiaani nis «eretitel en meii
noemde hem altijd Jozef van de Munt. JMaar op uk^reu dag zag il; hem
niet meer, m ij u ouden vneml en onder mij mompelde n<e:i: zeg. heb je 't
al gehoord, Jozef van du Munt is dood'. Dit was Jiiet mijn eenig verdriet.
in de laatste jaren, door het afbreken van de huizen ove* mij moet ik in
den tocht staan, alle minuten kwelt mijn ooren dat gebel van de trams en
eindelijk gaat mijn goede buurman het logement de Munt.
Adieu, ik moet weer op mijn plaats zijn; tot ziens!
k werd wakker evecals Badeloch: heel verbaest en van het iwocefc
bedrogen."
M. A. P.
1) L. J. SicUing. Anno'ntiouea ad Antiatticistam (1881) bl. 65.
S) Mus» vetat mori stonj er op dien eereboog.
UIT BELGIË.
Nederlandsen tooneel. ISAfricaine.
Antwerpen, October 1883.
De gemakkelijkheid esner verplaatsing naar Antwerpen is, sedert de
opening cler Wereldtentoonstelling", zoo groot, dat Brussel,
Gent,-Mechelen, en vfiie kleine plaatsen met de Scheldestad samengegroeid schijnen
te wezen. Bovendien is de zaal voor de schrijvers van periodiek drukwerk
zoo warm en zoo ruim, zoo gezellig en deftig, ja zoozeer met waren
kunstsmaak ingericht, dat een Brusselaar of Gentenaar er gaarne in ver
toeft, om er esne correspondentie te schrijven en eerst een paar treinen
later naar huis te keereii.
Gisterenavond bssocht ik het Nederlandsch tooneel"; gisterenmorgen
de modellen, enz. voor de grafstede van Conscience.
Wat al tegenstrijdige indrukken heb ik daar ontvangen!
De lezer herinnert zieh misschien het. groote, alles behalve
Antwerpsche, alles behalve Vlaamsche of Nederlandsche, reusachtige gebouw, uit
geel Narncnseb. atesn, dat midden op de place des nations (?plaats der
natiën" zeggen geloof ik de Antwerpenoars, wat zooveel beteekent a's
giideuplein") dut midden op dat pieiu, niet ver van de Oosterstatie den
wandelaar schijnt toe te roepen: Hier wordt aan de heidensche goden
geofferd!1'.... Hier is de tempel van Zeusï".... Hier viert men Apollo
en de Muzen !"
Ds leerlingen der laagste, en eolfs die der hoogere klassen van het
atheneum, wellicht ook een of andere pruikige geleerde, fier op de
keniris zijner grieksche oudheden, waarmede hij de onkunde bedekt, die hem
ais een zware nevel belet latere eeuwen, nieuwere beschaving te verstaan
clio onvolwassen bengels en die pedante laudator temporis acti
(opvijzelanr van 't verlcdenc) gapen die» grielcschan bouw aan, en beginnen
daarbij grieksche en latijnsche verzon dooreengehaspeld, half luid op te
eggen. Zij herinneren ons aan den lanterfanter Cjp verloren maandag
('de gewone belgische werkman kont geen andere maandagen)Xlie zich
reeds vóór noeatijd op straat lyrisch ontbcezemt, wel niet begeesterd
door het aanschouwen (het aislhanein) van eeuen tempel, maar door eene
wandeling in den ..wijngaard des hoeren," gelijk de kiesche Franschman zegt.
Dronken van vreugde roept de professor uit:
Odi profunum vulgus et arcco",
dat is in goed vlaarasch-ncdérlandsch: Wat steken de burgerhuizen en
hallen oïiztr oudovs en voorouders toch leelijk af bij zulke grieksclie
muren! Gene ontvlecht ik, deze treed ik binnen."
Hij doet het werkelijk, ilij zet Eieli op du eerste p^ats de beste. Hij
meent het delphiscti orakel reeds to hooien! . . .
Het scherm gaat op. Wat ziet hij ?. . . .
Eciie A m s t e r d a m s e h e k o u k c n m e i d met kornet en al ver
toont zich, die haven vrijer, een pompier of brandwacht, de ooren toehcudt,
dat hij het brand" schreeuwen vau den nachtwacht niet zal hboren
't Is ongehoord!. . . . Carniina nou prius audita". De professor neemt
zijn stok en loop'; verontwaardigd onder eenen stortregen naar de stand
plaats van den eiectrischeu trftnr.vagen. Da moderne nijverheid redt zijne
cia-ssischo aiel vau den ondergang.
't Is ook werkelijk (da proi'essor heeft geen ongelijk) alsof onze nieuwe
bouwmeesters den spot drijven met alle knnstontwikkeÜng, met alle na
tionale overleveringen en behoelten, om dea tijdgenoot zoo onharniouisch
mogelijk te stemmen.
Niet de dichter Floris van Westervoort, die de liefde esner
Amsterdamsche, eerlijke dienstmeid schilderde, in liet Minnespel" in n bedrijf,
getiteld: ..Da Brandwacht en zijn liefje", niet de dramatist, maar de
bouwmeester heeft ongelijk, en da onnoozekte lezer zal'nu wel verstaan
waarom.
De regisseur had echter moeten zorgen dat de decoratiën eenigszins
aan ecno AniSierdamsche straat herinnerden.
Ilii heeft (modern gezind) door zijn boschdoekcn zeker hot Vondel
park v;ilicn vcrtoor.en. Maai- hier is ceu brand toch allerminst waar
schijnlijk. En toch zegt de aanplakbrief duidelijk ..Plaats der handeling:
Amsterdam."
De hoofdschotel van hst dramatisch gastmaal, dat door den profes-or
na ue vauJevilla-soep reeds iu den steelt wcnlgslatun, was Uebedelarcs",
drama in vijf bedrijven, vau Bourgeois en Mason.
Zoo dikwijls rei', de «laamscha schouwburg, hetzij hier te Antwarpon,
hetzij te Brussel, bezocht, heeft het hem steeds aangenaam p-etroffou, dat
de-voorstellingen (op weinige uitzonderingen na) een door eadoar zoetelijk
en Kelf.-i godsdienstig karakter (Iragen.
Er bestaat bij do besturen der viaamsche tooneclcn een streven, wel
aan den smaak van het volk to voldoen, doch het van zijne beste zijde
aan te grijpen, en on zijnen goedaii aanleg te werken.
Iiïea krui de cndervindluïopdoen, (tut. zelfs te Parijs voorstellingen van
bepaald ouzuJcïijke strekking niot sterker door het eigenlijke volk bezocut
worden dan die van tjesoiïen, zelelijken zin! Dit maakt men zich te
Brussel en Antwerpen ton nutte, en laat aan (la ..betere standen" d<?n
hai'.t jijid vau verontschuldigde eehtbrenken en de voorstelling van
gezel