Historisch Archief 1877-1940
No. 435
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
een Belle Helene en een Grande-Duchesse een portret te teekenen van
den tijd, dat de operette haar triumf vierde, is te verlokkend, dan dat
niet een man als Pailleron daarvoor zou bezwijken en we zullen dan
zeker ook een kabinetstukje van hem krijgen! Wie leven zal, zal lezen.
Het is rajjn gewoonte niet, zegt Véron, om mijne lezeressen ovardo
modes te onderhouden, want daartoe voel ik mij te weinig bevoegd.
Dezen keer echter moet ik daarop een uitzondering maken en de aan
dacht vestigen op een nieuwigheid, waarvan een der dagbladen melding
heeft gemaakt.
Voor visite-toiletten aldus luidt die mededeeling eischt de
mode thans het dragen van een vilten hoed versierd met een peinzenden
vogel (oiseau pcnsif).
Die peinzende vogel, ofschoon hij is opgezet, heeft mij zelf aan het
peinzen gebracht.
Waaraan moet men zien, dat hij aan de gestelde voorwaarden voldoet
en dat hij smachtend genoeg er uit ziet voor een gevleugeld wezen, welks
borstje vol is van geluid 'i
Ik peins er nog steeds over.
Men heeft den armen Ponson du Terrail dikwijls een verwijt gemaakt
van de zonderlinge en dolle uitdrukkingen, die in de haast der improvi
satie aan zijn pen ontvloeiden.
Welnu, het toeval heeft mij, terwijl ik in de boekenstalletjes op een
der kaden rondsnuffelde, iets doen vinden, dat zelfs dien onsterfelijken
volzin in de schaduw stelt: si/n hand loas Ml en Mam als die van een
slang.
Het is nog wel, gelieve dit niet voorbij te zien, in een boek, dat door
door de Académie bekroond is, dat ik mijn vondst heb gedaan!
Het is in het holste van den nacht. Twee mannen gaan door een
boach en praten samen. Een derde, in hinderlaag verscholen, luistert
hun gesprek af.
En dan krijgen wij onverwachts, midelen onder de beschrijving van
dat nachtelijk tooneel, deze merkwaardige zinsnede van den auteur:
Een diJcke wolk, die voorby de maan dreef, belette hem het overige
te hooren!l!. .."
Welk een treffend wolken-effect, niet waar ?
A. B.
LETTERKUNDE.
"J" -..- - '?- -_^__' .L~^--- .. .-" __"----^."?: ;??-_ __ L-__. _,.-__-.
PAUL MAKGUEPJTTE.
Een proeve van naturalistische kritiek,
door FEANS NETSCHEB.
II.
Do familienaam Margueritte bezit een geschiedkundige beteekenis in
Frankrijk; het is de naam van den beroemden Generaal Margueritte, die
jjn leven gewijd heeft aan den dienst van het Tweede Keizerrijk en in
870, voor de wallen van Sedan, doodelijk gewond werd, tengevolge waar
van hij spoedig op Belgisch grondgebied den laatste n adem uitblies. Deze
generaal ia de vader van Paul Margueritte, den prozaschrijver, en van
Victor, den dichter.
De familie Margueritte is van boerenafkomst; de grootvader en de
?vader van Paul waren beide militairen en van den beroemden generaal
kan men hetzelfde zeggen' als van Napoleon: il tait Ie premier de son
notn. Als gemeen soldaat trad1 hij in dienst van den staat, wist
zich langzamerhand door' zijn kennis en beleid, op te werken tot de
hoogere rangen en werd op den ongehoord jeugdigen leeftijd van
zeven-en-veertig jaar tot generaal bevorderd; hij was de jongste van
zijn rang. Hij maakte zich bekend als veldheer en vredestichter onder
de vechtiustige, Algerijnsche volksstammen, als onversaagd krijgsman in
den oorlog met Mexico, en eindelijk als de beleidvolle generaal uit den
Franseh-Duitschen-Oorlog, die in dienst -van den lande op het slagveld
zijn leven liet. Er zijn twee stadbeelden ter zijner nagedachtenis
opgeticht, n in de Meuse, en n in Algiers.
Oppervlakkig geoordeeld schijnt de familie Margueritte met de onmid
dellijke, pychologische herediteit te spotten- Hoe het geval te verklaren
dat een familie van boeren-af komst, die zich van vader op zoon aan den
krijgsdienst gewijd, en dus mannen van de daad voortgebracht heeft, eens
klaps den overervingsloop staakt om een geheel andere richting in te slaan?
De generaal is tegelijkertijd de eerste en de laatste van zijn naam ge
weest, want zijn twee eenig overgebleven naamdragers zijn kunstenaars
van het zuiverste water. Verschillende faktoren komen bij dit
herediteitsvraagstuk in het spel. Ten eerste zou men moeten nagaan welk aandeel
de moeder eene juffrouw Mallermé, in Algiers getrouwd, die in 1800
te Loyhouot Paul ter wereld bracht in de samenstelling harer kinderen
gehad heeft. Maar ook de moeder sproot uit een soldaten-familie voort,
zoodat wij hoogstwaarschijnlijk hier gedeeltelijk met een geval van
atavisme van moeders zijde te doen hebben. En ten tweede zou men tot
in bijzonderheden het temperament van den vader moeten kennen. Ge
lukkig kan men zich deze kennis gemakkelijk verschaffen, daar er ver
scheiden nitmuntende levensbeschrijvingen van den generaal bestaan.
Ziehier, wat wij uit die biografieën leeren. Ofschoon hij zijn naam en for
tuin aan zijne eigenschappen als militair te danken had, bezat hij toch
allesbehalve een soldaten-temperament. Hij was kort en beleefd, gaf
bhjken van bizondere wils- en werkkracht, toonde een grooten afkeer
voor politiek en kuiperij te hebben, was een rechtschapen man, die eerlijk
op zijn doel afging en bleef tot zijne laatste levensdagen een liefhebbend
echtgenoot en vader. Maar niettegenstaande hij de kenmerken van een
soldaten-temperament, van den troupier" miste, namelijk de ruwheid
in daad en woord, de liefde van het vechten om de wille van het vech
ten, de vloekende meerdere, de onderworpen mindere, de snorbaard, die
in zijn vak opgaat, bezat hij toch zoodanige eigenschappen, dat hij er in
zijn levenskring een eersten rang mee kon verwerven. De generaal was
een temperament d'administrateur", hetwelk aoor de omgeving, waarin
hij was opgegroeid, in den krijgsmansdiünst werd vastgelegd. Zijn groot
sten roem verwierf hij dan ook op krijgskundig-administratief gebied;hij
bezat de gave om de oproerige Algerijnsche volksstammen tot onderwer
ping te brengen, maar tevens, wanneer zij eens tot rust waren terug
gekeerd , hunne stamveeten te beslechten, hun een ordelijk bestuur te
schenken, strookende met de plaatselijke behoeften, door het aanleggen
van wegen en drinkputten den landbouw en het handelsverkeer te be
vorderen en het woelige Zuid-Algiers tot een staat van rust en bloei te
brengen. Hij was bij de inlandsche volksstammen, die eerbied hebben
voor kracht en macht, tegelijk bemind en gevreesd en het fransche gou
vernement eerde hem als een man, die onmisbaar was op de plaats, die
hij bekleedde; met uitzondering van weinige jaren bracht hij zijn gansche
leven in de Afiïkaansche koloniën door.
Hij werd op Algerijnsch grondgebied geboren te midden der veldtochten
tegen de oproerige stammen, in eene omgeving, die hem maar n loop
baan openstelde: namelijk de militaire. Het natuurlijk gevolg hiervan
was, dat hij in den krijgsmansdienst ingelijfd, en militair werd door de
levensomstandigheden zijner jeugd. Dit is de omgeving welke het levens
lot van het individu bepaalde. Maar van het individu, dat terugwerkt
op zijne omgeving, de man vau een zeker temperament! Van zijn vader
en zijne moeder leerde hij niets dan de eerste beginselen van het lezen
en schrijven en om de kennis te verkrijgen, noodig tot het bekleeden
van een der hoogste rangen in het leger, diende hij dus zich zelven te
onderrichten. De werk- en wilskracht van den generaal dwingen ons eer
bied af, want als men zich voorstelt met welke onnoembare
moeielijkheden de soldaat te kampen moet hebben gehad, die in het binnenland
van Afrika, met gebrekkige hulpmiddelen, zich een algemeene ontwik
keling en kennis verwierf, welke hem ieders hoogachting verzekerde,
dan kan men zich een begrip van zijn ijzeren temperament vormen. Be
kend is het, dat de generaal niet alleen bijzondere krijgskundige be
kwaamheden bezat, maar dat hy het verwonderlijk ver in de keunis der
oude ea nieuwe letteren gebracht had. Als hij het hof van Napoleon III
bezocht, was een ieder verbaasd over zijne goede manieren, welke velen
niet gezocht hadden achter den man van boeren-afkomst, die nooit eene
beschaafde, Europeesche opvoeding genoten had. Voeg hierbij, dat hij,
blijkens zijne brieven uit Algiers, Mexico en Duitschland, op eene verdien
stelijke wijze de pen wist to voeren, door den eenvoud van zijn stijl en
de juistheid van zijn blik veelal de natuur met treffende
aanschouwelijkbeid weergaf, en men kan zich een beeld vormen van dezen bedaarden
ontwikkelden, talent- en karaktervollen man.
Zijn zoon Paul, de schrijver, heeft, om kunstenaar te worden, vele eigen
schappen van het temperament zijns vaders onder bepaalde omstandigheden
en in zekere verhoudingen moeten erven. Paul genoot grootendeels zijne
opvoeding in Europa, zoodat de hereditaire, natuurlijke gemakkelijkheid
om zich met zijne omgeving te vereenzelvigen, bij hem meer in den h
dendaagsche letterkundige richting kon ontwikkelen. Onder de invloed
der Fransche beschaving en tengevolge van den toenemenden afkeer voor
het militaire leven ook zijn vader had geen militair temperament
kregen de geestelijke ontwikkeling, de liefde voor de natuur, en de aan
leg om op verdienstelijke wijze de pen te voeren, welke eigenschappen
hij van zijn vader had overgeërfd, de bovenhand. Breng daarbij in re
kening, dat het temperament administratif" van den generaal, in hem
minder gelegenheid had in werkenden staat op te treden, tengevolge van
het verschil van omgeving, en gij hebt deu artist Paul Margueritte. Het
zelfde psycho-physiologische verschijnsel is ook in de familie Hugo en
de Goncourt waar te nemen, want de schrijvers van dien naam hadden
allen militairen tot onmiddellijke voorvaders. Wij hebben hier dua niet
met eene grillige speling der natuur te doen, maar met een psychologische
en physiologische gebeurtenis uit het menschelijke organisme, waarvan
de verschijning onder zekere omstandigheden hetzij in den vorm vau
een organisch accident, hetzy in een bepaalde omgeving een natuur
voortbrengsel is.
Wij hebben nu den kunstenaar Margueritte als een nakmrvoortbrengsel
beschouwd, en verklaard in zijne oorsaken, laten wij hem nu op zijn
beurt waarnemen ala voortbrenger en ontleden in zijne gevolgen.
(Wordt vervolgd.)
IN MEMORIAM.
HERINNERING AAN MEVROUW KLEINE-GARTMAN IN
HET KARAKTER VAN MARIA STUART IN 18 ,
Nog altijd zie ik u in 't somber zwarte kleed,
De trek des lijdens diep gegrift in 't aangezicht,
Vertolkend roerend schoon het laatste, 't bangste leed
Der Schotsche Koningsroos in Schiller's treurgedicht.
Nog altijd zie ik u in 't laatste treurtafreel
Van 't hartaangrijpend spel, waarover reeds de dood
Al zijn ontzetting spreidt slechts kalmte is het deel
Der schoone lijderes, uw rol, zoo teer, zoo groot!
Gij, grijs reeds, schetst met kunst dat eeuwig' jeugdig' af
Van 't vorstlijk voorbeeld, maar ook fiere majesteit,
Die, trots den schijn des doods en 't grijnzen van het graf,
Niet deinst, maar van de faam reeds wacht d'onsterflijkheid.
Dit beeld rees voor mijn oog bij floers en scheemrend licht
Van uwe doodspraal ach, men voerd' u langs 't gebouw
Waar g'eens u door uw spel een eerzuil hebt peaticht,
Vertolkend 't laatste leed der koninklijke vrouw!
A. Flamenb