De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 25 oktober pagina 9

25 oktober 1885 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 435 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. een Belle Helene en een Grande-Duchesse een portret te teekenen van den tijd, dat de operette haar triumf vierde, is te verlokkend, dan dat niet een man als Pailleron daarvoor zou bezwijken en we zullen dan zeker ook een kabinetstukje van hem krijgen! Wie leven zal, zal lezen. Het is rajjn gewoonte niet, zegt Véron, om mijne lezeressen ovardo modes te onderhouden, want daartoe voel ik mij te weinig bevoegd. Dezen keer echter moet ik daarop een uitzondering maken en de aan dacht vestigen op een nieuwigheid, waarvan een der dagbladen melding heeft gemaakt. Voor visite-toiletten aldus luidt die mededeeling eischt de mode thans het dragen van een vilten hoed versierd met een peinzenden vogel (oiseau pcnsif). Die peinzende vogel, ofschoon hij is opgezet, heeft mij zelf aan het peinzen gebracht. Waaraan moet men zien, dat hij aan de gestelde voorwaarden voldoet en dat hij smachtend genoeg er uit ziet voor een gevleugeld wezen, welks borstje vol is van geluid 'i Ik peins er nog steeds over. Men heeft den armen Ponson du Terrail dikwijls een verwijt gemaakt van de zonderlinge en dolle uitdrukkingen, die in de haast der improvi satie aan zijn pen ontvloeiden. Welnu, het toeval heeft mij, terwijl ik in de boekenstalletjes op een der kaden rondsnuffelde, iets doen vinden, dat zelfs dien onsterfelijken volzin in de schaduw stelt: si/n hand loas Ml en Mam als die van een slang. Het is nog wel, gelieve dit niet voorbij te zien, in een boek, dat door door de Académie bekroond is, dat ik mijn vondst heb gedaan! Het is in het holste van den nacht. Twee mannen gaan door een boach en praten samen. Een derde, in hinderlaag verscholen, luistert hun gesprek af. En dan krijgen wij onverwachts, midelen onder de beschrijving van dat nachtelijk tooneel, deze merkwaardige zinsnede van den auteur: Een diJcke wolk, die voorby de maan dreef, belette hem het overige te hooren!l!. .." Welk een treffend wolken-effect, niet waar ? A. B. LETTERKUNDE. "J" -..- - '?- -_^__' .L~^--- .. .-" __"----^."?: ;??-_ __ L-__. _,.-__-. PAUL MAKGUEPJTTE. Een proeve van naturalistische kritiek, door FEANS NETSCHEB. II. Do familienaam Margueritte bezit een geschiedkundige beteekenis in Frankrijk; het is de naam van den beroemden Generaal Margueritte, die jjn leven gewijd heeft aan den dienst van het Tweede Keizerrijk en in 870, voor de wallen van Sedan, doodelijk gewond werd, tengevolge waar van hij spoedig op Belgisch grondgebied den laatste n adem uitblies. Deze generaal ia de vader van Paul Margueritte, den prozaschrijver, en van Victor, den dichter. De familie Margueritte is van boerenafkomst; de grootvader en de ?vader van Paul waren beide militairen en van den beroemden generaal kan men hetzelfde zeggen' als van Napoleon: il tait Ie premier de son notn. Als gemeen soldaat trad1 hij in dienst van den staat, wist zich langzamerhand door' zijn kennis en beleid, op te werken tot de hoogere rangen en werd op den ongehoord jeugdigen leeftijd van zeven-en-veertig jaar tot generaal bevorderd; hij was de jongste van zijn rang. Hij maakte zich bekend als veldheer en vredestichter onder de vechtiustige, Algerijnsche volksstammen, als onversaagd krijgsman in den oorlog met Mexico, en eindelijk als de beleidvolle generaal uit den Franseh-Duitschen-Oorlog, die in dienst -van den lande op het slagveld zijn leven liet. Er zijn twee stadbeelden ter zijner nagedachtenis opgeticht, n in de Meuse, en n in Algiers. Oppervlakkig geoordeeld schijnt de familie Margueritte met de onmid dellijke, pychologische herediteit te spotten- Hoe het geval te verklaren dat een familie van boeren-af komst, die zich van vader op zoon aan den krijgsdienst gewijd, en dus mannen van de daad voortgebracht heeft, eens klaps den overervingsloop staakt om een geheel andere richting in te slaan? De generaal is tegelijkertijd de eerste en de laatste van zijn naam ge weest, want zijn twee eenig overgebleven naamdragers zijn kunstenaars van het zuiverste water. Verschillende faktoren komen bij dit herediteitsvraagstuk in het spel. Ten eerste zou men moeten nagaan welk aandeel de moeder eene juffrouw Mallermé, in Algiers getrouwd, die in 1800 te Loyhouot Paul ter wereld bracht in de samenstelling harer kinderen gehad heeft. Maar ook de moeder sproot uit een soldaten-familie voort, zoodat wij hoogstwaarschijnlijk hier gedeeltelijk met een geval van atavisme van moeders zijde te doen hebben. En ten tweede zou men tot in bijzonderheden het temperament van den vader moeten kennen. Ge lukkig kan men zich deze kennis gemakkelijk verschaffen, daar er ver scheiden nitmuntende levensbeschrijvingen van den generaal bestaan. Ziehier, wat wij uit die biografieën leeren. Ofschoon hij zijn naam en for tuin aan zijne eigenschappen als militair te danken had, bezat hij toch allesbehalve een soldaten-temperament. Hij was kort en beleefd, gaf bhjken van bizondere wils- en werkkracht, toonde een grooten afkeer voor politiek en kuiperij te hebben, was een rechtschapen man, die eerlijk op zijn doel afging en bleef tot zijne laatste levensdagen een liefhebbend echtgenoot en vader. Maar niettegenstaande hij de kenmerken van een soldaten-temperament, van den troupier" miste, namelijk de ruwheid in daad en woord, de liefde van het vechten om de wille van het vech ten, de vloekende meerdere, de onderworpen mindere, de snorbaard, die in zijn vak opgaat, bezat hij toch zoodanige eigenschappen, dat hij er in zijn levenskring een eersten rang mee kon verwerven. De generaal was een temperament d'administrateur", hetwelk aoor de omgeving, waarin hij was opgegroeid, in den krijgsmansdiünst werd vastgelegd. Zijn groot sten roem verwierf hij dan ook op krijgskundig-administratief gebied;hij bezat de gave om de oproerige Algerijnsche volksstammen tot onderwer ping te brengen, maar tevens, wanneer zij eens tot rust waren terug gekeerd , hunne stamveeten te beslechten, hun een ordelijk bestuur te schenken, strookende met de plaatselijke behoeften, door het aanleggen van wegen en drinkputten den landbouw en het handelsverkeer te be vorderen en het woelige Zuid-Algiers tot een staat van rust en bloei te brengen. Hij was bij de inlandsche volksstammen, die eerbied hebben voor kracht en macht, tegelijk bemind en gevreesd en het fransche gou vernement eerde hem als een man, die onmisbaar was op de plaats, die hij bekleedde; met uitzondering van weinige jaren bracht hij zijn gansche leven in de Afiïkaansche koloniën door. Hij werd op Algerijnsch grondgebied geboren te midden der veldtochten tegen de oproerige stammen, in eene omgeving, die hem maar n loop baan openstelde: namelijk de militaire. Het natuurlijk gevolg hiervan was, dat hij in den krijgsmansdienst ingelijfd, en militair werd door de levensomstandigheden zijner jeugd. Dit is de omgeving welke het levens lot van het individu bepaalde. Maar van het individu, dat terugwerkt op zijne omgeving, de man vau een zeker temperament! Van zijn vader en zijne moeder leerde hij niets dan de eerste beginselen van het lezen en schrijven en om de kennis te verkrijgen, noodig tot het bekleeden van een der hoogste rangen in het leger, diende hij dus zich zelven te onderrichten. De werk- en wilskracht van den generaal dwingen ons eer bied af, want als men zich voorstelt met welke onnoembare moeielijkheden de soldaat te kampen moet hebben gehad, die in het binnenland van Afrika, met gebrekkige hulpmiddelen, zich een algemeene ontwik keling en kennis verwierf, welke hem ieders hoogachting verzekerde, dan kan men zich een begrip van zijn ijzeren temperament vormen. Be kend is het, dat de generaal niet alleen bijzondere krijgskundige be kwaamheden bezat, maar dat hy het verwonderlijk ver in de keunis der oude ea nieuwe letteren gebracht had. Als hij het hof van Napoleon III bezocht, was een ieder verbaasd over zijne goede manieren, welke velen niet gezocht hadden achter den man van boeren-afkomst, die nooit eene beschaafde, Europeesche opvoeding genoten had. Voeg hierbij, dat hij, blijkens zijne brieven uit Algiers, Mexico en Duitschland, op eene verdien stelijke wijze de pen wist to voeren, door den eenvoud van zijn stijl en de juistheid van zijn blik veelal de natuur met treffende aanschouwelijkbeid weergaf, en men kan zich een beeld vormen van dezen bedaarden ontwikkelden, talent- en karaktervollen man. Zijn zoon Paul, de schrijver, heeft, om kunstenaar te worden, vele eigen schappen van het temperament zijns vaders onder bepaalde omstandigheden en in zekere verhoudingen moeten erven. Paul genoot grootendeels zijne opvoeding in Europa, zoodat de hereditaire, natuurlijke gemakkelijkheid om zich met zijne omgeving te vereenzelvigen, bij hem meer in den h dendaagsche letterkundige richting kon ontwikkelen. Onder de invloed der Fransche beschaving en tengevolge van den toenemenden afkeer voor het militaire leven ook zijn vader had geen militair temperament kregen de geestelijke ontwikkeling, de liefde voor de natuur, en de aan leg om op verdienstelijke wijze de pen te voeren, welke eigenschappen hij van zijn vader had overgeërfd, de bovenhand. Breng daarbij in re kening, dat het temperament administratif" van den generaal, in hem minder gelegenheid had in werkenden staat op te treden, tengevolge van het verschil van omgeving, en gij hebt deu artist Paul Margueritte. Het zelfde psycho-physiologische verschijnsel is ook in de familie Hugo en de Goncourt waar te nemen, want de schrijvers van dien naam hadden allen militairen tot onmiddellijke voorvaders. Wij hebben hier dua niet met eene grillige speling der natuur te doen, maar met een psychologische en physiologische gebeurtenis uit het menschelijke organisme, waarvan de verschijning onder zekere omstandigheden hetzij in den vorm vau een organisch accident, hetzy in een bepaalde omgeving een natuur voortbrengsel is. Wij hebben nu den kunstenaar Margueritte als een nakmrvoortbrengsel beschouwd, en verklaard in zijne oorsaken, laten wij hem nu op zijn beurt waarnemen ala voortbrenger en ontleden in zijne gevolgen. (Wordt vervolgd.) IN MEMORIAM. HERINNERING AAN MEVROUW KLEINE-GARTMAN IN HET KARAKTER VAN MARIA STUART IN 18 , Nog altijd zie ik u in 't somber zwarte kleed, De trek des lijdens diep gegrift in 't aangezicht, Vertolkend roerend schoon het laatste, 't bangste leed Der Schotsche Koningsroos in Schiller's treurgedicht. Nog altijd zie ik u in 't laatste treurtafreel Van 't hartaangrijpend spel, waarover reeds de dood Al zijn ontzetting spreidt slechts kalmte is het deel Der schoone lijderes, uw rol, zoo teer, zoo groot! Gij, grijs reeds, schetst met kunst dat eeuwig' jeugdig' af Van 't vorstlijk voorbeeld, maar ook fiere majesteit, Die, trots den schijn des doods en 't grijnzen van het graf, Niet deinst, maar van de faam reeds wacht d'onsterflijkheid. Dit beeld rees voor mijn oog bij floers en scheemrend licht Van uwe doodspraal ach, men voerd' u langs 't gebouw Waar g'eens u door uw spel een eerzuil hebt peaticht, Vertolkend 't laatste leed der koninklijke vrouw! A. Flamenb

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl