De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 1 november pagina 12

1 november 1885 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

1-2 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 436 ' DE TWEELING. Schets door Frans. zaten op een zomermorgen, nu reeds een jaar of twaalf geleden, nog aan het ontbijt, toen een deftige livreiknecht bij ons aanschelde en de meid eenige oogenblikken later de boodschap binnenbracht »compliment en asdat Mevrouw Berkes van nacht van eene tweeling bevallen was, en dat kraamvrouw en kinderen naar omstandigheden redelijk wel waren." ls dat de mama van Etienne?" vroeg mijne moeder mij. »Dat denk ik wel, want ik ken geen andere familie van dien naam," antwoordde ik, en mijne moeder hernam: »dat zai dan eene heele verrassing zijn, want hij is anders het eenigste kind, niet waar?" Toen richtte zij zich tot de meid en vroeg, of het jongens of meisjes waren. sBertus zei, asdat het meissies zijn" was het antwoord, en zoo wisten wij dan, dat mijn schoolvriend Etienne Berkes in het gegelukkige bezit was gekomen van twee zusjes. Gslukkige bezit? Ik betwijfelde het, want, ofschoon ik als Hoogere-Burgcr-Scholier 4e klasse nog wel geen onfeilbaar doorzicht had in maatschappe lijke toestanden, kende ik de familie Berkes genoeg om te weten, dat de tweeling niet afgesmeekt was van den Heer van leven en dood. Toen ik Etienne dien morgen dan ook op school sprak en hem geluk wilde wenschen, toonde hij zich volstrekt niet verheugd. Toch was het niet om geldelijke redenen, dat Etienne's ouders zich behoefden bevreesd te maken over de toekomst der tweeling. Het dubbele hu;s op de Keizersgracht, het buiten in het Gooi boden plaats genoeg aan voor de kleine wereldbewoonsters; rnaar er was iets anders. Toen ruim vijftien jaar geleden Etienne zijne intrede in de wereld deed, was er vreugde genoeg geweest in het deftige huis, en de hees Berkes verlangde niets meer, nu er een zoon voor de firma was. Zijne vrouw, die met haar zoon maar achttien jaar in leeftijd verschilde, was toen een zeer elegant moedertje, maar ook zij wenschte volstrekt niet gezegend te worden met een zestal zulke knapen en vond het heel goed, dat het bij dien eene bleef. Etienue was een aardig kind, en toen ik hem op school leerde kennen, een prettige jongen, met een goeden aanleg en een warm hart. Bijna onmerkbaar in het begin, veranderde hij echter. Tot nog toe was hij weinig in gezelschap zijner ouders geweest, en had het verblijf op de kinderkamer gewoonlijk verkozen boven de salon zijner moeder, doch toen hij een jaar of veertien was ge worden, wenschte deze veel meer zijne aanwezigheid als er gas ten waren. Mevrouw Berkes verkeerde veel in de wereld, zooals men ge woonlijk zegt, en die elegante, meestal onbeteekenende mannen en vrouwen, in wier gezelschap Etienne dus kwam. hadden een zeer slechten invloed op hem. Zijn vader, een ernstiger man, deed daarbij zijn best, om zijnen zoon het gewicht der positie, waarin hij later geplaatst zou wor den, te doen inzien, en maakte mama van Etienne een kleinen, jongen, vroegrijpen dandy, papa droeg er het zijne toe bij, om hem verwaand en hoogmoedig te maken. Zoo stonden de zaken toen de tweeling eensklaps optrad. Etienne, het eenigste kind, was eensklaps onttroond. Oe firma Berkes en Zoon zag hare berekeningen in de war gebracht door twee dochters. Mevrouw Berkes, die alle gedachten aan luiermanden en wiegen reeds lang op den achtergrond geplaatst had, zag zich genood zaakt hare moederzorgen te wijden aan twee schreeuwende kin deren, en het deftige huis hoorde na vijftien jaren weder de zachte tred van eene baker en het ruiscljen van hare stijfstaande rokken. Was het wonder, dat de tweeling niet al te hartelijk in het leven verwelkomd werd? Mijnheer Berkes wenschte, dat het maar zonen waren geweest, die hadden nog tot eer van het Huis kunnen strekken; mevrouw klaagde, dat zij wel tien jaar ouder was geworden, en Etienne volgde het voorbeeld zijner ouders en meende, dat de tweeling hem bepaald in zijne rechten te kort deed. De tweeling was en bleef er. De kleine meisjes stoorden zich weinig aan meer of minder vriendelijkheid, zij schreeuwden er niets minder om, sliepen even gerust en groeiden Hink. Zij stonden het tanden krijgen uilmuntend door, hielden zich volstrekt niet op met sluipen, en het was een jaar ot vier na dien gedenkwiardigen morgen, waarmede ik mijn verhaal begon, al een heel aardig gezicht, ze hand aan nand voort te zien drib belen of de kamer binnen te zien komen om zich even te vertoonen. Toen de tweeling zoo eea jaar of vier oud was, hadden Etienne en ik ook atscheid genomen van de Hoogere Burgerschool. Zes jaren lang, want wij hadden beiden twee jaren over de 4e klasse gedaan, waren wij schoolkameraden geweest, en ik moet zeggen, dat Etienne voor mij bijna dezelfde bleef. Onze denkbeelden verschilden wel vaak, onze idealen waren niet meer gelijk, maar onze verhouding veranderde weinig. Alleen toen ik student werd en hij bij zijn vader op kantoor kwam, ontstond er eenigszins eene scheiding tusschen ons, en het kon ook moeilijk anders, want onze bezigheden, onze vrienden, onze toekomst, alles was geheel verschillend. Toch bezochten wij elkaar nog dikwijls genoeg, om niet geheel te vervreemden, maat- de oude vertrouwelijkheid werd hoe langer hoe geringer, en ik vreesde, dat wij haar eerlang zouden ten grave dragen. Ik zal hier niet uitwijden over mijn studententijd, hoe aange naam de herinnering daaraan mij ook is. Die dagen van onbe zorgde vreugde, van dolle dwaasheid soms, en onverwachte ernst menigmaal, hoe onvergetelijk voor mij, doen hier minder tot het verhaal af. Op zekeren dag was ik, na een viertal jaren gestudeerd te heb ben candidaat in de mededicijnen en meerderjarig. Ook Etienne bereikte eenige weken later den 23-jarigen leef tijd, en een veertien dagen vóór zijn verjaardag ontving ik eens uilnoodiging voor eene diner, te geven door den lieer en Me vrouw Berkes. In een defïigen rok, met eene even deftige witte dos, begaf ik mij naar het dubbele huis op de Keizersgracht, waar ik eerst ontvangen werd door den huisknecht, die er nog vrij wat def tiger uitzag dun ik, vervolgens boog voor den gastheer en de gast vrouw en weldra gezeLen was aan een keurig in orde gemaakten disch, in gezelschap van de deftigste koopmansfamiliön van Am sterdam. Hst diner was zooals dergelijke diners gewoonlijk zijn, vooral met een studenten oog beschouwd, aller onaangenaamst plechtig; het dessert werd voorgediend en toen stond de gastheer op en ontvingen de aangezelencn de mededeeling, dat de zoon des huizes, op zijnen 23sten verjaardag, deelgenoot was geworden van de firma Berkes en Zoon, en dat hij nu ook het genoegen had familie en bekenden kennis te geven van zijne verlovingmet mejuffrouw Ada Wilniers, de dochter van een der handelsvrienden zijns vaders. Zoo was Elienne dan geëngageerd, maar toen ik mijn glas champagne ophief om hem geluk te wenschen met dezen dag, voor hem zeker een der gelukkigstcn zijns levens, toen schrikte ik bijna terug voor de koele, onverschillige wijze, waarop hij onze felicitaties! aannam. Om eerlijk te zijn, moet ik zeggen, dat het mii wel verwonderd had den naam Ada Wilmers te hooren, daar die jonge dame mij wel bekend was als schoon, rijk en uitmuntend wel opgevoed, maar ook als koud, onbeteekenend en zeker niet beantwoordend aan de idealen, die Etienne zich vroe ger schiep als hij aan eene verbintenis dacht. Dat hij niet bij zijne vroegere idealen zou blijven, dat had ik wel vermoed, maar dat ook hij over zou gaan tot wat men een »mariage de raison" noemt, zoover dacht ik niet dat het reeds met hem gekomen was. Had men dan al het goede wat hij bezat, had men dan zijn warm hart en vroolijke inborst zoo geheel weten te verstikken? Ik kon het niet gelooven, en toch hij zat naast zijne aan staande en ontving onze beste wenschen doodbedaard, terwijl ik hem zoo gaarne zijn arm om zijne verloofde had zien slaan, en haar een warmen kus op de lippen zien drukken, om overtuigd te zijn, dat mijn vriend het meisje, dat eens zijne vrouw zou worden, lief had. Blaar geene schittering in zijn oog, geene trilling in zijne stem verraadde zijn geluk, en toen ik 's avonds van het diner huis waarts keerde, was het met een bezwaard hart om den vriend, dien ik vreesde nu geheel verloren te hebben. Welk een huwelijk moest er volgen na zulk eene verlooving! De zomer was weder aangekomen De stedelingen gingen op reis of betrokken hunne buitens, en ook de familie Berkes bezocht weder het buiten in het Gooi.^

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl