De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 1 november pagina 2

1 november 1885 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE A M S TE R B A BI »ïR, W E K B t A D V O O R N EO E R L A N Inderdaad zijn zulke uitingen van den volkshaat, hoe verklaarbaar ook ? door de spanning die tusschen de regeering en de overgroote meerderheid der natie bestaat, alleen geschikt om aan nieuwe repressieve maatregelen van de zijde van het Kabinet een Schijn van billijkheid en recht bij te zetten. Reeds heeft de Deensche raad van state eene voorloopige wet " uitgevaardigd voor de vorming eener op militaire leest geschoeide, onder het ministerie van oorlog ressorteerende gendarmerie. Eene tweede, eveneens voorloopige wet, machtigt de regeering om aan de gemeenten van staatswege subsidiën te verleenen tot uit breiding der politiemacht. * ?J - « , De conferentie over de Ooslersche quaestie, door de Porte te Constantinopel bijeengeroepen, heeft hare zittingen nog niet aan gevangen. Het schijnt nog eenige dagen te moeten duren, alvorens deze zwaarwichtige arbeid door de groole mogendheden kan wor den ondernomen. Dat de toestand door dit vernieuwde uitstel niet gunstiger zal worden, behoeft geen betoog. Inderdaad wordt de spaaning van het afwachten, vooral voor Serviëen Bulgarije, wier fegers van top tot teen gewapend aan de gemeenschappelijke -'grens staan, onverdragelijk. Reeds weken lang drukken op handel en nijverheid van de kleine Balkanstaten alle lasten en moeielijkheden van een werkelijken oorlog en de gedachte aan eene door pressie der mogendheden afgedwongen demobilisatie opent hét vooruitzicht op blnnenlandsche onlusten die nog gevaarlijker kun nen zijn dan een oorjog. Een oogenblik scheen het in flet begin dezer week, alsof het .zwaard uit de scheede was getrokken. De telegraaf bracht name'iijk hel bericht, dat de Servische troepen de Bulgaarsche grens waren overschreden en een inval hadden gedaan op Bulgaarsch grondgebied. Al spoedig bleek echter deze tijding een loos alarm te zijn geweest; reeds eenige uren later werd zij weder tegen gesproken. Het gevaar blijft echter dreigend en de conferentie zal zich moeten haasten, als zij de kans wil ontgaan om zich voor een tweede voldongen feit geplaatst te zien. Omtrent het vermoedelijk resultaat van de conferentie valt nog weinig-met zekerheid te zeggen. Alleen is uit de toespraak, door Keizer Franz Joseph gehouden, tot de delegatiën van de beide deelen zijner monarchie, gebleken dat Oostenrijk voornemens is zich bij de opvatting der Russische regeering,, die een volledi"herstel wil van den vroegeren toestand, aan te sluiten. Mijne regeering streeft er naar," zeide de Keizer o. a., om, in samen werking met de overige mogendheden, die het verdrag van Ber lijn onderteekenden, in het Balkan-gebied de wettelijke orde in te voeren, welker onverwachte verstoring voor de rust en de welvaart der in die landen wonende volkeren ernstige gevaren in het leven heeft geroepen." Deze verklaring bevat eene volledige erkenning van de noodzakelijkheid der herstelling van den status guo ante, die ook door Rusland wordt geeischt. Deze in 't oog loopende toenadering van Oostenrijk tot Rusland is voorzeker een verrassend feit, waarvoor eene duidelijke verkla., ring nog niet is gevonden. Ongetwijfeld zal het dan ook in de f delegatiën niet aan stemmen ontbreken, die opheldering vragen van des keizers schijnbaar zoo duidelijke, doch inderdaad zoo raadselachtige woorden. UIT HET HAAGJE. LIV. Oen hemel zij dank, verwaand ben ik niet, anders opende ik mijn opstel taet e$n vermaard Fransen spreekwoord. Ik hoor u terstond vragen: waarop zoudt gi> ook verwaand zijn"? Maar dan antwoordt ik eenvoudig: juist omdat ik dit met weet, mag ik verwaand wezen. Hier is iedereen, die niet» «eet of niets kan, verwaand. Ik ken lui, beroemd om hun negatieve kennis, die als pauwen over de Haagsche plaveisels rondwan delen. Als zulke menschen zich verwaand aanstellen, zonder dat iemand er jzicb aan ergert, waarom zou ik 't dan ook niet mogen doen? Maar ik zeg nog eens: verwaand ben ik niet, anders was ik begonnen met de «prenk: les beaux esprits se r eneontrent. Verbeeld u zulk een laatdunkend heid van mijne zijde, want ge moet weten dat met die beaux esprits bedoeld zonden wezen, in de eerste plaats niemand meer of minder dan de beroemde professor Aquariua van Meerlust en in de tweede plaats mijn nietsiraardige persoon. 't la «aar, niet zonder inwendigen trots, vermengd evenwel met een gevoel van teleurstelling, mocht ik zeer onlangs ondervinden, dat er op een gegeven oogenblik een allermerkwaardigste overeenstemming van gedachten plaats had bij bovengenoemde» hoogleeraar en den ondergeteekende; want gelijktijdig dat Zijn Hooggeleerde naar het Haagje toog, begaf ik mij naar Amsterdam, waar ik hoopte den merk waar digen man te zien en, als de fortuin my bijzonder gunstig was, zelfs te spreken. Onze wonderdadige overeenstemming van gedachten had hier echter het treurig gevolg, dat ik den professor, zooals men dat noemt mis liep", welk mis-avontuur schijnbaar zou bewijzen dat ik beter had gedaan het ?Fransen spreekwoord maar niet aan te halen. Maar niemand zal ontken nen, dat waar twee menschen tegelijk op den inval komen om op reis te gaan, er wel degelijk overeenstemming van gedachten bij heii moet heb ben bestaan. Ik had ditmaal, ongeacht den regel dat wie zijn vrouw lief heeft, haar thuis behoort te laten, de aijiue meegenomen, wat ik veilig doen kvu, zonder van liefdeloosheid te worden beschuldigd, want de uitzonderingen dienen nergens anders toe dan om den regel te staven. Mevrouw Pasquino verklaarde me, toen ze getuige mijner teleurstelling was, dat ze 't wel gedacht had dat het zoo gaan zou, want ze had in Den Haag een deftig heer in een pelsjas gezien en dat kon goedschiks niemand anders zijn geweest dan meergemelden professor. Op mijn nuchtere aanmerking, dat er in den Haag zooveel deftige heeren met pelsjassen zijn, die naar hun uiterlijk best voor professoren kunnen doorgaan, antwoordde de slimme vrouw, dat ze alle gepelsjaste heeren wel kende, en dat het bovendien bij ons nog te vroeg in 't seizoen was om zich in 't bont te hullen. Het laatste argument hield niet te best steek, want ik herinnerde me terstond een Juli-avond van ditzelfde jaar, in welken ik mevrouw Pasquino met een pelerine van bout om, op het terras te Scheveningen had zien zitten, Enfin, dat is weer een quaestie van standpunt. Intusschen was ik te Home zonder den Paus te kunnen zien. Het ergste, mijnheer, was dat ik uu eigenlijk met mijn handen in 't haar zat, voor zoover mijn berooide kruin me dezen toer. veroorlooft, want ik had slechts weinige uren te mijner beschikking en wat wil men met een paar nren in een wereldstad aanvangen, waar de overvloed van merk waardigheden het doen eener keuze bijna onmogelijk maakt? Mevrouw Pasquino hielp me uit den brand. Hoe gelukkig dat ik haar had mee genomen! Ze verklaarde, dat ze nog nooit het Vondelpark had ge zien, hoewel ik trachtte haar te bewijzen, dat we er bij gelegenheid van ons bezoek aan de jongste internationale tentoonstelling waren doorge wandeld. Maar ge weet, dat bewijzen niets afdoen els de dames iets niet bewezen willen hebben. We tramden dus eenvoudig naar bet Vondel* park; dat was .tenminste een doel. 't Was er netjes en keurig in dat park, ondanks de vallende blaren, even netje? als in.den Christenhemel, waarschijnlijk om dezelfde reden: wijl er niemand in was. Mijn. goede vrouw had verwacht, dat er met dat mooie weer toevallig scheen 's middags om twee uren een bleek zonnetje de keur der Amster damsche beaumonde te zien zou zijn geweest; maar ja wel: pos plus de monde que sur ma main. Groote teleurstelling dus, ditmaal bij mevrouw Pasquino, want ge weet dat Haagsche dames nooit wandelpïaatsen be zoeken, waar ze niet zeker zijn menschen te zullen zien en op haar beurt gezien te worden. Ik heb gehoord dat de Amsterdamsche dames in dit opzicht een ander standpunt innemen. Zou 't daaraan wellicht toe te schrijven zijn, dat we, zelfs onder dit hoogst zeldzaam Octoberzonnetje, geen christenziel in dames-kleeren in het Amsterdamsche para- . dijs, genaamd Vondelpark, aantroffen? Van het Vondelpark had mjjn vrouw dadelijk haar bekomst en, ten gevolge van een wonderdadigen terugkeer harcr memorie, herinnerde ze zich nu ook eensklaps, dat ze het park vroeger had gezien en dat er niets bijzonders" aan was. Neem 'fc mij niet kwalijk, geachte heer, ik heb 't niet gezegd. Van het Vondelpark naar bet nieuwe Rijks-museum, il n'y qu'unpas \ Mijn vrouw ging gewillig mede. Daar zouden toch wel menschen zijn. Maar in dat opzicht viel het trotseh gebouw ook al niet mede; toch smaakte ik de voldoening te mogen ontwaren, dat de vrouw van Pasquino nog eenig ander schoonheids-gevoel bezit dan voor het moois dat onze modejournalen te zien geven. Ze vond het museum grandioos" een zeer gelukkig gekozen woord, dat ik met genoegen overneem. Intusscheu trachtte ik bij me-zelf de reden op te sporen welke den bouwmeester van dezen kunsttempel kon geleid hebben tot de keuze van een stijl, zoo weinig geschikt om volop licht in de kunstzalen te brengen, maar daarentegen juist berekend om den kunst-beschouwer onder een zwaarmoedigen indruk te brengen. Ik heb dien reden niet kunnen vinden, maar ze zal er wel zijn, en een goede ook, ander had onze kunstlievende Eegeering den bekwamen bouwmeester niet met een ridderkruis kunnen begiftigen. Ik haast mij van dit kritiek en critisch terrein weg te komen, uit vrees van in de een of andere architectonische ketterij te vervallen, die me den spot van alle mogelijke professoren in de aesthetica, met Aquarins aan het hoofd, op den hals zou halen. Ik mag alleen wel zeggen, dat de persoonlijke indruk, welken het museum mij heeft gegeven, geen wel dadige, zelfs geen aangename was. Voorzichtigheidshalve voeg ik er nog bij, dat dit vermoedelijk wel aan mij zal gelegen hebben. Ik vond niet alleen mijn oude kennissen weder, maar ik trof er ooit nieuwe aan, die 't nijj deden betreuren dat ik ditmaal niet meer kón doen " dan de zalen doorwandelen. Een bijzonderheid trof me vooral bg dit vluchtig bezoek in de schier ledige zalen van het nieuwe Museum. Ik wilde namelijk van de linker-naar de rechterzijde oversteken, toen terstond een bewaarder op me toetrad, me beleefd verzoekende om dezelfde zijde der zaal te houden en langs de andere zijde terug te keeren, teneinde de circulatie niet te belemmeren. Hoewel ik me voor een oogenblik in het legendarisch Kampen verplaatst waande, voldeed ik gereedelijk aan 's mans verzoek, dat hem waarschijnlijk wel, om met den kullunnel te spreken, door zijn consigne zal zijn ingegeven. Met genoegen constateerde ik dat de Nachtwacht" een prachtige plaats en tegelijk een harer waardige lijst had gekregen. Ik verbeeldde me Bembrandt zelf te zien, zittende op een troon en gebiedende over een breede schaar van fiere onderdanen. Den grooten meester is in 't nieuw Museum de eer bewezen welke hem toekomt. In de galerijen waar de zoogenaamde moderne kunst ten-toon hangt, vond ik ook oude kennissen, van de Amsterdamsche groote ten-toon stelling en van het Paviljoen te Haarlem. Ja, dat Paviljoen te Haarlem! Waren de stukken, die in een donkeren hoek hingen, waar men nauwe lijks de kleur der lijsten kon onderscheiden, misschien ook uit dat Pa viljoen afkomstig? Ik meende onder hen een schilderij van Nicaise de Keijser te herkennen een graaf van Wurtemberg, geloof ik, met een pelgrimsmantel over zijn wapenrusting, voor 't eerst de Heilige *3tad ' aanschouwende dat, toch nog te goed ia, om zoo weggestopt te worden.' l\Jaar die plaats is waarschijnlijk maar eeu voorloopige. In huu vollen luister zag ik iu ,die galerij twee reusachtige

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl