De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 1 november pagina 4

1 november 1885 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 43S i: ? t , 'Verliezen. Met krachtige hand werd zig echter staande gehouden, en men had daarbij het geluk een Directeur te vinden, die thans reeds getoond heeft op artistieke wijze zijn taak op te vatten. Van harte spreken wij len wensch uit, dat de Dnitsche Opera nog tal van jaren een sieraad foor Rotterdam moge zijn, dat Rotterdam zijne Opera, die ongetwijfeld tri eene behoefte voorziet, moge behouden. Men heeft den iubeldag feestelijk herdacht en met reden; Mevr. Lina Schneider ia welwillend bereid geweest om aan levenden en dooden, aan Rotterdam zoowel als aan Amsterdam en den Haag, aan publiek als aan directie, eenige aangename en toepasselijke verzen, door haar zelf vervaar digd, te W\jden, men heeft daarna Mozart's onsterfelijk meesterwerk Don Juari genoten de opvoering was, op n partij na, uitstekend bezet en men heeft toen verder in den foyer feest gevierd en het aan toas ten op de jubilarisse en op haar lang en gelukkig leven niet laten outreked. Grievend 18 het echter in de hoogste mate, dat bij de feestvreugde in het geheel niet gedacht is aan ons nationaal, ons Nederlandsen tooneel. ' Weet gij het dan niet, gij, Rotterdamsche vrienden der kunst, dat uw vaderlandsch tooneel in uwe stad kwijnt? dat bij gebrek aan hulp, bij gsbrek aan belangstelling, de eene Directie voor, de andere na, genood zaakt ia stukken te spelen, die zij zelf veroordeelt, maar spelen moet, om hare artisten to kunnen betalen; dat onze groote tooneelspelers moe ten reisten en trekken van stad tot atad, om toch geen avond zonder spe len te laten voorbijgaan en dat, in weerwil van alle moeite en opoffering, Het geen Directie op den duur volhoudt, omdat gij weigert haar te Steunen? Weet gij het niet, Rotterdammers, dat in nog geen tien jaren, reeds drie Directies uw Grooten Schouwburg hebben moeten verlaten, omdat zij niet door werden gesteund ? ! Weet Krj hét niet, Rotterdammers, dat ook deze vierde Directie straks, wanneer het subsidie van het Nederlandsch Tooneel ophoudt, zal moeten ibeengaan, wanneer gij haar niet steunt ? Weet gij het niet, Rotterdammers, Nederlanders, dat terwijl gij de Duitsche Opera met een subsidie 'van dertig duzend gulden en tal van abonnementen hebt gesteund, uw nationaal tooneel kwijnt, omdat gij daarvoor geen cent over hebt ? Of is het soms niet chic iets te doen voor de Hollandsche oomedie? In het feestnummer der Opera wordt er zooteel ophef van gemaakt, dat de Opera beschavend werkt en dat men baar daarom dient te steunen; maar moet de Opera niet onderdoen in invloed op beschaving, zedelijkheid en ontwikkeling voor de tooneelspeelItunit? Gj), Rotterdamache Maeeenen, vergeet het niet: wanneer gij voor de Duitsche Opera dertigduizend gulden over hebt, geeft er dan ook ten minste veertigduizend aan het nationaal tooneel; en ia het bedrag, dat gij thans aan da Opera geeft, het maximum, wat gij geven wilt, dan behooren van die dertigduizend ten minste twintigduizend aan uw vaderlandsch tooneel toe, Niet langer mag het kunnen gezegd worden, dat Rotterdam z$ne kunstenaars niet eert; niet langer mag de Opera alles verslinden, Waar het nationaal tooneel kwijnt. Moge de dag van het zilveren jubelfeest der Duitsche Opera tevena de dag zijn, waarop Rotterdam zijn eigen nationaal tooneel leert waardeeren, dan zal het gouden feest der Opera Bok een feestdag voor de vaderlandsche tooneelspeelkunst zijn. In mijn vorig verslag heb ik een font begaan, die ik mij haast te her etellen. Aan Soranus, den vertaler van Hypochondrist, heb ik het ge weten, dat de Hollandsche titel eoo onjuist waa gekozen. Gaarne vraag ik Soranus nederig om excuus, nu ik van hem vernomen heb dat die titel buiten zijn medeweten is gekozen. Tot mijne verontschuldiging moet ik hier echter bijvoegen, dat ik niet kon weten, dat Soranus zoo goedig is, dat hij niet ns, maar reeds herhaal de malen toegelaten heeft, dat zijn vertalingen werden opgevoerd onder titels die hij niet wenschte. Aan nuj'n betoog doet het natuurlijk niets af, wie het vaderschap van den verkeerden titel draagt. De vereenigde Rotterdamsohe Tooneelisten hebben weer eens Dr. Klaus, het uitmuntende blijspel van L'Arronge opgevoerd. Zij die dit stuk. eenige jaren geleden, hebben zien spelen door het gezelschap van Le Gras, van Zuylen en Haspels, zullen zich nog wel herinneren hoe uitmuntend het toen opgevoerd werd. Het spijt ons te moeten zeggen, dat de veranderin gen, die in de rolverdeeling hebben plaats gehad, maar zelden verbeteringen Eijn geweest. Wat het damesperaoneel betreft, zal men op dit oogenblik geen te zware eischen mogen stellen, omdat verschillende omstandigheden, buiten de schuld der directie, er toe hebben meegewerkt, dat dit gezelschap nog slechts over enkele goede dames-artisten heeft te beschikken. Zoo is nu ook nog Mevr. Faassen ernstig ongesteld en moet ook deze in sommige rollen «eer goede actrice worden vervangen. Hoe weinigeischend de critiek intusschen ook zij, toch mag zij ver langen, dat de actrice, die op de planken treedt, hare rol ten minste ge leerd hebbe en beschaafd do woorden uitspreke. Mevr. Leurs moest ech ter eerst de woorden van den souffleur booreii, voordat zij er mee voor den dag kwam, en Mevr. Ruffa vergastte ons op een uitspraak, die men moeieljjk beschaafd zou kunnen noemen. Zoo teekende ik in weinige mi nuten op: viainig, oitspanning, thois, wauw, auders, swi/g; de tkeeklanken werden nooit juist uitgesbroken, f moest dienst doen voor v, s voor S. Deze dame zal hare uitspraak moeten verbeteren of auders de planken niet meer kunnen betreden, zelfs niet als plaatsvervangster. , Wanneer wij gisterenavond een voorproefje hebben gehad, hoe na het vertrek van den haer de Vos zijne rollen zullen worden vertolkt, dan kuunen wij ons slechts weinig goeds voorstellen van die vertolking. I)e heer Smith heeft de rol van Max bepaald bedorven; hij was geen bonVivant, maar een fat; al het losse, het joviale van Max ontbrak, en i:i plaats daarvan kregen wij een veel te iong kereltje te zien, dat soms zoo stijf als een hout was. Do roep, die van den h er Smith is uitgegaan, toen hij van Amsterdam tot ons kwam, doet vermoeden, dat deae heer wel iets beters kan geven dai> hij tot nog toe gedaan heeft. De overige rollen gaven weinig stof tot bijzondere opmerking; dat D. Haspels als Klaus met het verhaal uit zijn leven veel succes verwierf, dat van Zuylea als Lubowsky toegejuicht werd, spreekt van zelf. De regis seur houde oiis de opmerking ten goede, dat de familie Griesinger zeker bij haar eerste ontbijt een anderen drank dan wijn zal gebruikt hebhen. Den tweeden November zal Boele's Gevaarlijk Spel voor het eerst u-orden opgevoerd. De leden der Rotterdamsche Afdeeling van het Too« neelverbond zullen er de première van hebben, daar de eerste voorstel* ling uitsluitend voor hen zal plaats hebbeu. 28/10 1885. M. H. EEN NIEUWE OPERETTE VAN JOHANN STRAUSS. Men schrijft ons uit Eerlijn: Toen da walskoning zich onlangs in oflzs stad cph'ield, waar hij zeer gevierd werd, ontving hij onder de vele brieven die hem werden toege zonden, een schrijven, waarbij een jongmenscb. hem eane opéra-comique toezond, met verzoek deze den schouwburg-directeur Fritzsche, Zur sofortigen Aufführung", ter hand te willen stellen. Het jongemensch zal geduld moeten hebben, want men mag gerust aannemen dat het nieuwste werk van Strauss, de operette Der Zi geunerbaron" wel voor tal gaan. De componist heeft dit werk, op de ouverture na, geheel voltooid; do ouverture moet hy dezer dagen te "Weenen schrijven, aangezien met de toebereidselen voor de opvoering in het Theater an der Wien," die eerstdaags zal plaats vinden, druk wordt voortgemaakt. De tekst is ontleend aan eene novelle van Maurua Jokaï, den beroemden Hongaarschen romancier, die, na de zoo wel geslaagde dramatiseering van z|jn Goldmensch", met dit libretto ten tweeden male op het Duitsche tooneel zal verschijnen. Strauss heeft dus iemand gevonden, gelijk men hem reeds lang had toegewenscht en wel een talentvol en begaafd schrijver, die zijns gelijke in kracht is en die, in plaats ran de jammer lijke karikaturen, waaraan de maestro zoo vaak zijne fraaiste melodieSn moest verspillen, een belangwekkende intrige, met nationale zed«n en natuurlijke figuren zal geven. Jokaïheeft een kloeken greep in het Hongaarsche volksleven ge daan en 't geen hij in het libretto gaf kon voor de muziek een uit muntende stof tot bewerking zijn. Het kan echter niemand verbazen dat het der phantasie van den dichter moeihjk was, zich binnen da enge ruimte, die een tooneolwerk gebiedend voorschrijft, te houden, en de onderhandelingen, door Strauss en Jokaïover de nieuwe operettu gevoerd, vormen op zich zelf een romannetje. De Hongaarsche Victor Hugo had een enorm succes van een tafereel verwacht, dat, naar de overtuiging van allen die deskundigen op tooneelgebied zijn, eenvoudig eene onmogelijkheid is. In zekere scène, die in eene boerenwoning speelt, moest namelijk het skelet van een zigeuner op de planken verschijnen en dat skelet moest op de gedachte komen om eensklaps viool t» gaan spelen. Natuurlijk moest het geraamte, niettegenstaande de vurige betoogen van den dichter, tot zijne vaderen verzameld worden. Er waren ook verschillende andere punten van verschil tusachen de beide origineeïe mannen. Strauss, die de waarde van Champagne zeer weet te schat ten, had dit edele vocht in een opwekkend drinklied op zeer melodieuse wijze gehuldigd, maar dit was volstrekt niet naar den zin van den lerenslustigen Hongaar, die voortdurend riep: geen Champagne, maar Tokajer, Tokajer" en dan ook ten slotte het druivenbloed van zijn schoon vaderland wist te doon zegepralen. Toen de beide fantasten het over een aantal punten nog niet eens konden worden, is een derde, Sclutzer, als arangeur te hulp geroepen, zoodat thans het livretto op diens naam doorgaat. Strauss is er slechts moeilyk toe ta brengen om iets uit een nieuw werk voor te spelen. Hij is do voorkomendste mensen dien men zich maar denken kan, maar hij is er letterlijk bevreesd voor om te dicht in de nabijheid van een klavier te komen, wijl hij de aantrekkingskracht ervan niet &an weerstaan, wanneer zijne vingers eenmaal de toetsen hebben aangeraakt. Hjj begint daarom ongaarne, omdat hij slechts met moeite kan ophouden, en maar al te goed weet dat zijne zenuwen daartegen in opstand komen. Maar wie kan het den zijdewurm ver bieden te spinnen ? "Wie zoo de kunst liefheeft als Strauss dit doet, die behoort haar ook met lichaam en ziel toe, en wanneer niet z\jne ionge echtgenoote nu ea dan bezorgd tusschenbeide kwam, zoude hij nog vaker het oor zijner vrienden verlustigen door de voordracht van wals rythmen, die niemand zoo weet to schril ven als hij. Toen onlangs in de salons van director" Fritzsche, het woord Zigeu ner-baron" werd uitgesproken, was hot alsof er een lichtstraal over hot gelaat van Strauss gleed, en mon kon het hem aanzien, dat de geheele innerlijke mensen bij hem in opstand kwam, en niet weder tot rust kon komen. Da weg naar de pianino was spoedig afgelegd, maar er verliep wel een half uur alvorens het vurig gewanschte spel begon. Deze aarzeling en het weigeren om te beginnen had niets gemeen mot de zoo gehate manieren die sommige dilettanten plegen aan te nemen ; de aarzeling sproot enkel voort uit de vrees, dat hu de voordracht van zijn nieuwste werk met een slapeloozen nacht zoude moeten boeten. Eensklaps weerklonken echter de snaren van het instrument en zonder ophouden lieten zij de melodieën hooren, die zooeven in het brein van den moester waren ontstaan. Men hoorde een drinklied voor solo eri koor, waarin Jokaïen Tokaïvolkomen tot hun recht kwamen, een krachtig krijgslied en ten slotte een wals, zoo frisch en opgewekt dat de toehoorders moeite hadden op hunne plaatsen te blijven zitten. De onlangs overleden schilder Canon, een hercules van gestalte en een der intiemste vrienden van Strauss, verzocht den componist eens om hom een. zyner vijanden aan te wijzen: hy wilde dan de verplich ting op zich nemen om dien vijand dood te slaan. Strauss haalde verlegen de schouders op, sloog de oogen neder en wist geen naam te noemen. Canon heeft tot zy'n overlijden tevergeefs naar een slacht offer uitgezien.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl