De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 1 november pagina 9

1 november 1885 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 436 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. uitkomen; beiden konden elkaar slechts benadeelen, en Perrin beminde de mise-en-scène, gelyk hij ook theoretisch aangetoond heeft in een geestig en fraai boekje, Etude sur la mise-en-seène, antwoord op de artikelen «elke Sarcey en Alesandre Dumas over het onderwerp geschreven hadden. Uit deze liefde voor de versiering, eene versiering welke smaakvol, oorsprdnkehjk, passend, alles wat mea wil, was, vloeien al Ferrins daden en eigenschappen voort. De tragédiemies werden langzamerhand van Frankrtfks eersten schouwburg verwijderd, Sarah Bernhardt, Agar, Rousseil, behooren er niet meer toe; de acteurs verwaarloosden de voordracht van het klassiek evers gelijk in de laatste jaren treurig genoeg bleek; de tooneelstukken welke aangenomen werden, moesten gelegenheid geven tot het ontplooien van nitheemsche pracht of Parijsche verfijnde weelde; van de actrices, welke 500 francs 's maands verdienden, werd voor 5000 francs toilettengeëischt. Tartufle werd in het vorige jaar tweemaal opgevoerd; van Le roi 's amuse, een paar jaar geleden, werden de verzen geheel onvol doende gezegd, maar kostbaarder en schilderachtiger restauratie van den tijd van Frans I, in architectuur, beeldhouw- en schilderkunst, costumes, wapens, curiositeiten, was zelden gezien; het onweder in het vierde bedrijf vervulde de harten met schrik; men lette nauwelijks op den kreet van den vader, die zon vermoorde dochter vindt. Het succes, dat deze weelde hem bezorgde, en de geldelijke voorspoed dien de Comédie er door genoot, maakte, dat de acteurs en actrices, de eigenzinnige, egoïstische en jaloersche sociétaires, kwelgeesten voor iederen directeur, hem te wille waren, en luj, beter dan een ander, gezag over ben kon uitoefenen. Hij weet. daarenboven den smaak van het publiek van den dag nog door iets anders te i/reelen. Parceisqiie rire est Ie propre de Vhomme, gelijk Rabelaia zeide, gaf Perrin b\j voorkeur comêdies, natuurljjk comêdies die meestal- niet beneden dea geest van Frankrijks eersten schouwburg waren, maar toch steeds'liever blijspelen dan drama's. Tot zijn laatste succes in deze behooren Le monde oüVon s'ennuie van Pailleron, 'zeker uitmuntend in het genre, maar dat ook meer dan twee honderd malen gegeven werd, en Le députéde Bombignac, waarop het huis van Molière nief grootsch behoeft te zijn. Formosa van Vacquerie daarentegen, het fraaiste treurspel van de laatste jaren, ging naar het Odéon; deze schouwburg deelde met;de Porta-St.-Martin, hetgeen aan de Comédie Francaise was toegekomen. Het ia voor den nieuwen directeur, Jules CJaretie, eene zware taak, iemand op te volgen, die geld maakte, aan de sociétaires behaagde, aan het publiek voldeed, zich honderd vrienden had gemaakt ondanks zijn streng uiterlijk, en op wien geen wezenlijke aanmerking te maken was, dan dat hij de klassieken, aan wie zoo weinigen zich iets laten gelegen liggen, verwaarloosde. Jules Claretie echter kan gedeeltelijk Perrin's goede eigenschappen de zijne noemen. Hij is eene Parijsche persoonlijkheid, en kent ieder, die naam of invloed heeft; terwijl niemand ooit iets kwaads van hem gezegd heeft. HO heeft een onafhankelijk fortuin, dat hem niet belet heeft steeds te werken, alsof hij van zijne pen moest leven. Hij heeft den naam van goeden smaak, letterkundig talent en historische kennis te bezitten; zijne tooneelstukken, Le prince Zilah, Monsieur Ie ministre, hebben hun tijd van succes gehad; hij is nog jong en toch reeds gewoon [in besturen en adminiatratiën zitting te hebben. De moeielijkste taak die hem wacht, is die tegenover de oude sociétairea van het comitéde lecture." Coquelin vooral, wiens heerschzucht en eigenwaan minstens even buitengewoon zijn als zijn talent, maar ook Got, Worms, Febvre, Delaunay, allen sterk door hunne positie en hunne traditiën. Hopen wig, dat de jonge, talentvolle directeur hun, in het belang der kunst zelve, het hoofd zal weten te bieden. Scaramouche (XXXIV). Les Vohtptueuses, gedichten van Martial Tenéo. Parijs, uitgave van Léon Vanier, 1885. VIII t 326 pag. 'Wanneer wij, thans een vijftal maanden geleden, den lijvigen dichtbun del ontvingen, waarvan wij zooeven het opschrift mededeelden, was de naam van Martial Tenéo ons enkel bekend door eene reeks epische stuk ken, blijkbaar onder Hugo's invloed in vrij gezwollen, hoog romantischen traixt gedicht, en onder den gezamenlijken titel: Poémes Cruds, te Parijs, in 1883 bjj Jouve verschenen. Dat intusschen de jeugdige dichter mogen wij het stukje: 1870 gelooven, dan heeft hij pas zijn 25ste jaar bereikt zijne studiën niet tot de meesters der romantische school bepaald heeft, blijkt ons n uit de meeste vaerzen, n uit de voorrede zelve van het vóór ons liggend werk. Evenals hij in deze bewondering uitdrukt voor Leconte de Lisle, Hugo, het broederpaar de Goncourt en Zola. zoo ook laat hij ons in gene echo's, vaak zeer verre, wel is waar, vernemen, uit de werken van deze en andere letterkundige coryphaeën. In tegenstelling met de meeste jonge dichters van het huidige Frank rijk, is hij veel minder uit op verfijning, volmaaktheid of nieuwheid van vorm en strophenbouw, dan op plastische voorstelling en kracht van uitdrukking. Ondanks zijnen cultus voor den voortreöelijken meester Leconte de Lisle k'an men op hem onmogelijk het zoo vaak ten onrecht gebruikte epitheton: Impassible, toepassen. Alhoewel hij zich veeltijds blijkbaar geweld aandoet om zijne kunst naar den smaak van den genialen schrijver der Poémes Barbares, Antiques en Tragiques te dwingen, toch verkrijgt zijne eigene, licht ontvlambare natuur van lieverlede de overhand, en laat bjj zich mede« sleepen door zijn soms buitensporigen hartstocht. Wij zouden der waarheid afbreuk doen, indien wjj zeiden, dat wy in de lezing van les Voluptueuses dat volle, hoogere genot hebben gevon den, hetwelk alleen afgewerkte, tot rijpheid gedijde kunstwerken te sma ken geven. Vermenging van Helleensche en Noordsche oud-heidensche en christelijke beelden, in enkele zijner antieke stukken, b. v. in Amour païen, Avril athénien, VEpeurement; duisterheid en bombast als in Ie D senchanté; eene stroopt van 4 louter staande vaerzen in een gedicht met gemengde rjjmen (Tous ceux jt» ont une mèré); het weglaten van het als onderwerp dienende peesoonlijk voornaamwoord op meer dan eene plaats; enkele stopwoorden; een onregelmatig sonnet op blz. 147; eenige onschoone en niet geheel juist getroffen beelden als Ie doute u la mdchoire enorme, une larme gui pourrait nous briser, un esprit lamentable et difforme, enz., ziedaar zoovele gebreken, die wij hem ten laste leggen. Toch trof ons meer dan een der gedichten uit Les Voluptueuses, en kunnen wij den tnannelijken toon, die er ons uit tegenklinkt, den kwistig ten toon gespreiden kleurengloed en de dramatische voorstelling, niet genoeg prijzen. Les Vaincus du Macar, naar Flauberts onvolprezen meesterstuk vau beschrijvendon stijl, Salammbó, bewerkt, zou allén volstaan, om van het talent van Martial Tenéo het beste te doen verwachten, zooveel te meer, daar ook Après la tuerie, 1870, Le loup Jiéroisé, en Vae Victis, in denzelfden, kloeken trant, geschreven zijn. Tusschen de erotische stukken bevielen ons vooral Demières volontcs, Adieu Mimi, Joie d'Antan, VEphèbe; onder die in antieken trant, En dc£<i, Héliogabale en het reeds gemelde Zes Vaincus du Macar. Ziehier het stuk 1870 in sonetteuvorm: J'avaia dis ans. C'est l'age oül'on rève tambonra, Clairona, sabres, fuails; C'eat Page des colèrea Jeunes, qu'on geut couler dans Ie sang des artères Comme un cbaud avaat-goüt dea farouchea amoura, La gtterre hnvla. Bientöt passèrent, tous Ie» joura, Par les chemins neigenx, aveo dea fronta aévères, Dea aoldata de vingt ans, que les sanglota dea mèrea. Poursuivaient dans la nuit, et partout, et toujours. Les balies, les bonlets, la mort que l'on change, La fer choquant Ie fer, pour moi o'était trange, Je ne comprenais paa ooa douleurs et nog deuila. Qnand Je oompris, c'était Ie jour de la défai' >j Paris tait en feu, les Allemande en fête. Et l'on voyait passer dea files de cercueils. 9 deze laatste trek niet eens meesters waerd? Enkele fraaier gelukte vaerzen verdienen mede aangehaald te worden, Van de avond-uren zegt hij: . . ? i : ? i l'heure oüles bniasons Se aouviennent encor du babil dea piasons!" de zomerhitte kenmerkt'hij als volgt: La plaine illaminüe avait de chands friasona, L'herbe au ruisaeau disait aa eoif inassouviel" Kussen, zoo heet in een zijner vaerzen, is: Cueillir Ie charme au bord de la boncbe roagle'1. Les Voluptueuses maken een prachtig boekdeel uit in royaal 80., dat het huis Callewaert te Brussel, waar het uitgevoerd werd, tot niet ge* ringe eere strekt. Antwerpen, October '85. Pol de Mönt. EENE STUDIE OVER DE NEDERLANDSGHE LETTERKUNDE. In het Magaein fur die Litteratur des In- und Auslandes komt eene interessante studie voor over de Nederlandsche Letterkunde, van de hand van Mevr. Lina Schueider. Men weet, dat de begaafde Duitsche eene Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde onder handen heeft; zij heeft den omvang der studiën welke zij daartoe gemaakt heeft in eenige korte trekken samengevat. Zij schrijft: Bijna iedere nieuwe uitgave van een Nederlandsch werk in Duitschland wordt door onze Dnitsche pers begroet met de opmerking, hoe jammer het is, dat wij niet meer van de litteratuur onzer intelligente naburen weten. En toch bleef deze tot heden zoo tamelijk onbekend, althans voor het groote publiek. Zij die zich met philologie en geschiedenis der letter kunde bezig houden, kunnen in hunne taalkundige nasporingen zeer zeker het Nederlandsch niet ontberen; hunne studie brengt hem echter het meest tot werken van vroeger tijd; zy leven mede met het spraakgebruik van lang vervlogen tijden, met de geschiedenis der taal, niet met het levend kloppen van haar hart. Zoo is de Middelnederlandsche letterkunde hun gemeenzamer dan de moderne." Een tweede tijdperk dat aan de Duitschers eenigszins bekend is, is de litteratuur der zestiende en zeventiende eeuw. Vondels invloed op de Dnitsche letteren kon niet verloochend worden; Mevr. Lina Schneider noemt hem eene zoo beteekenisvolle verschijning, dat hij zelfs in zijne gebreken onze bewondering verdient. Vanwaar had deze autodidact die pracht der taal, deze gemakkelijkheid, waarmede hij zich in de meest verschillende, rijkste rhythmen bewoog ? Vanwaar deze politieke, eigenaar dig zelfstandige wereldbeschouwing? Men is in Vondel nooit uitgestu deerd. Hij is geen dramatisch dichter zooals onze tijd hem verlangt; span nende effecten ontbreken overal; verwikkeling, opschorting der intrige is bijzaak. Zijne lyrische kunst is verheven, zijn taal diep wijsgeerig, zijn talent om de stof in het licht der realiteit te brengen, zoo groot als dat van zijn tijdgenoot Rembrandt. Rembrandt verstaan wij, waarom dan Vondel niet geheel? Beiden zijn na aan elkander verwant. Het warme licht van Rembrandt, dat als een gouden sluier in den nacht van het alledaagsche nederdaalt, en dit, met licht omgolfd, voor bet oog van den toeHchouwer omhoog draagt, ditzelfde warme licht vloeit ook om Vondel's gestalten." Na Vondel bespreekt Mevr. Lina Schneider de poëzie van Hooft, en vertaalt op uitstekende 'wijze het lied Sal nimmer my gebeuren...." Soll nie mir wieder werden nach dieser trüben Stnnd Die XTreundachaft deinei Augon, der Kusa vou deinen Mtrad 1 Achtereenvolgens herdenkt zij dr. G. Kalff 's Het lied n de Middeneeuwen, en Busken Huet's Litt. Eantaeiën, de 25,000 tooneelstukken welke de Leidache Maatschappij ia hare bibliotheek heeft opgezameld, ich aetze

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl