De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 8 november pagina 5

8 november 1885 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. diévan era onbeschaamde, niet die van een gentleman. Hij was bovendien te, jong, Vftnt men moest dan toch iets zien van dat peper en zout in het haar, waar aanhoudend van wordt gesproken. Wij hadden tenminste ver wacht dat Tan Zuylen, die zóó de kunst van grimeeren verstaat, een uiterlijk zou hebben vertoond, geheel met het karakter der rol overeen» komende. Gelukkig z$n Of echter ook bg de opvoering eenige glanspunten aan te wijzen. De eerepalm van den avond komt toe aan den heer Faessen, voor zijn schitterend spel als -de oude procuratiehouder Glasius. Zoo wel da prachtige tvpeering als de juiste dictie verdienen hoog geroemd te worden. Het was trouwens een rol voor' Faessen geschreven. Dan tevens eea woord van waardeering voor Mevr. Beersmans, die have rol fan oude, goede moeder zoo uitstekend heeft vertolkt. De rol treedt vaak geheel óp den achtergrond en alleen een talent ala dat van Mevr. Beers mans was er toe in staat, om er nog zooveel van te maken. Met zeer groot genoegen constateer ik, dat Mevr. Coelingh de rol van Mevr. Teutem alleraardigst heeft gespeeld. Zoowel het babbelachtige als het onbe duidende dezer vrouw werd door Mevr. Coelingh zeer goed weergegeven. Ik verheug raij te meer óver het welverdiend succes van Mevr. Coelingh, omdat ik genoodzaakt was de eerste groote rol, dje'deze dame te Rotter'dam, speelde, zoo geheel af te keuren. Ook 4» andere kleinere rollen gaven stof tot tevredenheid; den heer Poolman meenen wöwear eeijs te moeten verzoeken, om dat leelijke, gemaakte lachen toch te laten. Den regisseur 0n8 compliment voor de prachtige mise-en-scène. Zoowel net salon der familie de Vorstenberg als de studentenkamer waren keu rig verzorgd. In de studentenkamer ontbraken noch de illustraties aan de wanden, noch, de bewijzen van lidmaatschap aan den spiegel, Vil, H& , M. H. * » » Het ««fdeel, door onzen Eotterdamschen Correspondent over het nieuwe tooneelwerk van den heer Boelen uitgesproken, is ongetwijfeld sterk geJnaaeneeard door de vertooning. Den lezer biedt het blijspel Gevaarlijk Sfü, bij RöSsiuff te 'i-Hage uitgegeven, eene lichte intrige, maar niet lichter dan waarop menige aangename Comédie gebouwd is, eene zeer consequente karaktersehildenng, en een dialoog- zoo beschaafd-Neder landsen «o levendig, als zij ons zelden aangeboden wordt. Het is niet velen gegeven, gelijk den heer Boelen, Hollandsche mevrouwen en Hollandsche jonge lieden van familie ten tooneele te brengen, zonder dat da een en om gemaakt, de andere ons ploertig toeschijnen. Het zal echter nog moeielijker aan actears en actrices, gowoon aan het vertolken van uithcsmsche schril geteekende karakters, toevertrouwd zijn, deze personen, met da neoéige natuurlijkheid en zonder overdrijv ng voor te stellen; de Botterdamsche correspondent wijst zelf op de vertolking als ren bezwaar. Frans in het bijzonder, moet in «ich eene natuurlijke aantrekkingskracht, ttct «u distinctie hebbén, die met alles wat theatraal is, strijdt; alleen een buitengewoon cfunstige persoonlijke indruk, gelijk Daraala en Dclaunay *- en somtijds Moor ? ofschoon geen van drieën in don bloei der jeugd neer, maken, kan Louise's onvoorzichtigheid verklaren. Het is moeielijk, alleen naar de lectuur oordeelend, over de waarde van eeu tooneeiwerk met eenig recht van meening te verschillen; detooneelperspectiof eiseht zooveel scheller effecten; toch zijn de goede eigenschap pen van Doelen's stuk zoovele, zijne personen zijn zoozeer vleesch van ons vleesch en bloed van ons bloed, zij worden zoo goed gemotiveerd en «eggen hun gedachten en gewaarwordingen in zulk een beschaafden vorm, dat het «nbiUJjk zou eijn, alleen naar den indruk eenor blijkbaar niet onbwtfspelgk» vertolking hst blijspel Gcvaarlyll spel te veroordeelen. Red. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. H*fc concert, doer de heeren Kes en Bosman en de dames Oppenheira ?n Benedicts in Odéon gegeven, had slechts een zeer beperkt publiek gelokt. Het bekende: Les absents on't tort" was hier volkomen toepasMltyk. Op het programma kwam o. a. het trio, op. 18, voor piano, viool ?n «allo van Saint-Saëns voor, dat met recht verdienstelijk samenspel werd ten gehoore gebracht en vooral bij het scherzo en allegro zeer werd toig«juieht. De Schottische Lieder, op 103, van Beethoven voor sopraan', viool, violoncel en piano aan het slot van het concert uitgevoerd, zijn in hetrlljken atöl geschreven en verdienen oofe de aandacht van vereenigingnn, waar dilettanten zich bij de uitvoering van enkele solonummera verdienrtelijk kunnen maken. Het is ons voorgekomen, dat bij voldoend samenspel, bet succes van die compositiën verzekerd ia, al zijn ook de executanten niet allen van hooge muzikale vorming. Mits hun slechts de «usik&le ai» niet ontbreke! Want zooals Töpffor het zoo geestig zegt, op het terrein der schoone kunsten is vooral de zesde zin noodig la bosse." Waarom koos de Heer Kes als solonummer de fantaisie sur Faust van Wieniawski ? Zal een dergelijk nummer op voortreffelijke wijze uitgevoerd worden, dan verlangt men eene techniek, die met de moeilijkheden den epot dröft. Maar een kunstenaar, die althans niet in het eevste gelid der virtuozen is getreden, dient zich te onthouden van wat men aan Wieniawski «elven slechts noode mocht vergeven. Intusschen, de bovenstaande opmerking daargelaten, was bet plicht de fraaie Cantilena en de delicatesse fe$ de vertolking van enkele gedeelten te waardeeren, waartegen deze Mtist ten volle opgewassen bleek. De heer Bosmans speelde een andante van W. Kes en Maskenball-Scène Arlequin van D. Popper. Dat het den talentvollen violoncellist, wiens kunstgaven vooral de leden van het Paleis voor Volksvlijt en weldra de bezoekers der Kamermuziek-avonden in Felis Meritis zullen bewonderen, gelukte zoowel den schalkschen zin van Popper's stukjen als den ernstigen toon van Kes' compositie te vattenen met duidelijkheid te verstaan te geven, spreekt wel van zelf. Wij stellen Mej. Benedicts (piano) als pianiste boven vele artisten, die van tijd tot tgd uit den vreemde Nederland als trekvogels een bezoek bomen brengen en wier reëele eigenschappen soms heel wat beneden da bun toegedichte garen staan. Na de concerten komt dan de over tuiging, dat men vaak met voorbijgang van wat in eigen omgeving groeit en bloeit, aan mindere vruchten de voorkeur heeft geschonken; doch, een volgenden keer, doet men hetzelfde! Dit is in hooge mate onbillijk en heeft ook dit onaangename gevolg, dat aan jeugdige kunstenaren alle zelfvertrouwen wordt ontnomen. Dat wij in het spel van Mej. Sara Benedicts den veerkrachtigen aanslag, de delicatesse en, zooals het in Passe-Pied van Delibes aan den dag kwam, den fijnen geest konden prijzen, was ons recht aangenaam. Het succes van mej. Oppenbeim ligt o. !., meer in de school dan in de concertzaal. Er behoort tot de artistieke voordracht der zangnummers meer dan deze artiste kan geven. Slechts bij uitzondering weet zij 't ge moed te treffen, al bleek het ons toch, dat eenvond in dictie baar niet geheel vreemd is. Schalkschbeid wist ze b. v. wel aan den dag te leggen; bekoorlijke naïeveteit was aan de wijze, waarop het laatste nummertje, Das Biischen in unserm Strasschen", werd gezongen, evenmin te outzeggen. Da muzikale bewerking en de tekst wezen trouwens den weg. Jloin Meister nnd die Nacbbarn tüun, A's ob ee Spaes uur vare, Doch rudert' icb für's Baschen gera, Ein Bclav' auf der Galeerel Sind rneine Sieben Jahr nur aus, Darm heiratfa' ieh mein Baschen. De Fransche en Duitsche Opera voorstellingen hebben afwisselend «ueces. Bij het Haagsche gezelschap treedt de Heer Reudant als Ie baryton pet beperkte gaven op. Als zanger niet onverdienstelijk, vermag hij toch door geen enkele creatie werkelijke geestdrift te wekken. Gisteren nog ala Nelusco in l'Africaine" streed hij te vergeefs tegen de herinnering aan de Vries en Sognin. De fort-tenor, over wien wij bij vorige gelegenheid onze lezers al 't een en ander mededeelden, zal te Amsterdam geen publiek naar den Parkschouwburg lokken. Hij slaagt er soms in geen kritiek tiifc lokken, wijl hij met de gelijkheid van een keukenuurwerk zijn emotie regelt. Deze tenor legt het er op toe Vitaux in lengte van engagementen" naar de kroon te steken; en met zijn stelsel zal hij er in slagen, mita het niet in de hoofdstad zij. Dat de Duitsche operavoorstellingen in den Stadsschouwburg beter bezocht worden dan die van het Haagsche gezelschap in het Park, kan weinig verwondering «wekken. De Duitsche opera heeft te Amsterdam haar protectors, die het niet bij platonische liefde laten. En alleen met krachtigen steun zal het mogelijk blgken voor drie operavoorstellingen 's weeks een voldoend publiek te vinden. Wij stellen tot later uit wat ons bij de rolverdeeling in de opvoeringen van het Rotterdamsch gezel schap heeft getroffen. Dat men voor den Stadsschouwburg de beste leden van het zingend" personeel zou houden, en de leden van het Paleis voor Volksvlijt op de Leistnngen" der mindere goden zou onthalen, zooals ona van ter zijde werd ingefluisterd, willen wij niet toestemmen, 't Ware van de directie wat al te dwaas. Wij hebben aan het slot van dit overzicht nog even de gelegenheid de programma's mede te deelen van de beide eerste concerten door de Hofkapel van Zgne Hoogheid den Hertog van Saksen-Meiningen, ondel leiding van den Hofmuziek-intendant (wij eerbiedigen den programmastijl \) Dr. Hans von Bülow. Donderdag 12 November 1885. 1. Johannes Brahms, Tragische Ouverture (D Moll) op 81, 2. L. von Beethoven, Vierde Sinfonie (B Dur). 8, Johanues Brahms, Derde Sinfonie (F Cur). 4, L. von Beethoven, Ouverture Leonore No. l en No. 4. Vrijdag 13 November 1885. 1. Hector Berlioz, Ouverture zn Shakespeare'a Könïg Levr.* g. Johannes Brahms, Vierde Sinfonie (E Moll). Onder leiding van den Componist 8. Richard Wagner, Eine Festoaverture. 4. L. von Beethoven, Achtste Sinfonie (F Dur). Dat wij alle kunstlievenden opwekken om deze muzikale feesten" bjj te wonen, behoeft nauwelijks gezegd. Het geldt hier een kunstgenot, dat niet telken jare kan geboden worden. Daarenboven zal de nieuwe Sinfonie van Brahms zoozeer de belangstelling prikkelen, dat onze opwekking haast overbodig moge geacht worden. H. G. P. O. TEN-TOON-STELLING ARTI. III. jjlck sptw de roede niet: ick heb V het kin t te Ueff.'' Const Huygeno. Daar is iets treffends in het samen optreden van twee kunstenaarszielen,, welsprekender dan de vennootschappen, door kooplieden aangegaan: Ja«cob und Wilhelm Grimm, Erckmann-Chatriaa, Guffens en Swerts, het zijn, firmaas, die op innige verwantschap der geesten wijzen. Een voorbeeld! van kunatbroederlijke samenwerking bood, vóór 's Heeren N. vara der Waays italjaansche reis, zijn optreden met E. Witkamp Jr. aan. Ik: erken, dat het aanbevelenswaardige van zulke associatie grootendeelgi afhangt van omstandigheden, en dat, zoo sommige kunstenaars door dergelijke aansluiting elkaar weêrzijds kompleteeren, in vele gevallen 'fc gevaar wordt geloopen, dat de scherpe (de charakteristieke) kanten vam ieders individualiteit op elkander afstompen. Ik weet niet, of wy te be treuren hebben, dat de talentvolle jonge schilders van Alvaas laatste rit" op de tegenwoordige ten-toon-stelling hoofd voor hoofd optreden. Bij de oude Redergkkamers hadden die van 't verste qnamen" zekere voorrechten; wij zullen dus d tont seigneur tont honneur in de eer ste plaats ons met den Heer van der Waay eenige oogenblikken bezig. honden. Hij leverde twee doeken, met levensgroote figuren. Het eene betitelt de kunstenaar Innocentia", het andere Een groot geheim". Mij voegt het allerminst mijn hulde te onthouden aan den schilder voor de bedoeling, die hg bad,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl