Historisch Archief 1877-1940
m
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
gordijn, 2o met een opgezetten bloemenstandaard, een gewone zou....
,zao gewoon zijn; een ongewone dms gesohllderd|! Dat z\ju ledepop aan de
linkerzijde defect was en niet meer ging" zijn doek zijn
'penoeelen.... stilleven.... Arti....
. Onzin! onzin! kraait de gansene stillevenschildersbent. Die geene
' byzondere betekenis" heeft.
, Joist, 'lieve dames en geachte heeren.
Onzinnige voorstellingen leiden noodzakelijk tot onzinnige beschouwingen.
, Totdat ge. nitgekraaid zijt, ga 'k me wat verfrisschen bij Veth, Artz
en..., Wally Moes. Mijn dochter zorgt voor introductie.
' ; ... .'... ' , ' . '. , H,
UITPAKIJS.
", XLIH.
'? Dezer dagen eloeg ik een oog in een blad voor Sport. Men schijnt vooi
? zoo iets een aparte taal te hebben, geheel en al anders dan de gewone
' ets doorspekt met de zonderlingste uitdrukkingen.
» In dat blad werd een verslag gegeven van een wedren, die ergens in de ?
? baart- van Parijs gehouden was, waarin de volgende merkwaardige op
merking te lezen was: dat paard houdt dol veel van een vochtig terrein."
i No valt er over zulke smaken niet te twisten; die toch liggen in den
' aard van mensob en dier, maar ik kan m\j niet best voorstellen, dat een
paard, dat afgejakkerd wórdt,'zoo erg veel pleizier heeft, en nog minder,
'dat zoo'n ''beest voor die afjakkering een week en modderig terrein
boven een harden grond zou verkiezen.
1 ? Dit is zeker, dat, ais de Parijzen aars er óók zoo'n vreemden smaak op
' nahouden als genoemd paard, zij dan over de afgeloopen week op dit
?' punt dubbel en dwars tevreden-kannen wezen. Wat is modder en vuil!
Wij laten natuurlijk die, welke de politiek nog altijd voortgaat te veroor
zaken, geheel buiten rekening.
Parijs is alles behalïe mooi op zoo'n regendag. Er is zelfs nietsfleelijkers
dan Parijs, als Let zoo twee, drie, vier dagen zelfs niets doet dan regenen!
. De'mannen", van top tot teen beslikt, nemen onder de parapluie allerlei
gekke houdingen aan. De koetsiers hebben het land en zijn bijgevolg
. nog onbesehoftev dan gewöoulük. De politieagenten, die tot op hun hemd
nat zijn. kijken de voorbijgangers ijselijk boos aan en schijnen grooten
last te hebben iedereen op te pakken om hem naar het bureau te bren
gen, en zoo gelegenheid te vinden om zich wat te laten opdrogen.
In de léege winkels dwalen de schimmen der uit htm humeur zijnde
' kooplieden rond, te vergeefs naar klanten, die niet komen, uitziend.
By alle omnibus-stations wemelt het van wanhopige en van al dat vocht
druipende lieden.
En had men vroeger by zulk weer nog eens het fórtuintje van een
aardig voetje en net been te mogen zien, daar de dames hare japons zoo
' hoog mogelijk ophielden, dat is tegenwoordig ook al uit, want met de
hedendaagsche mode heeft de vrouw haar korte japon niet meer op te
houden die haar als een hoes om de beenen sluit. Dus ook geen golvende
' lijnen meer, in sierlijke kronkelingen door den wind gebogen, maar drui
pende overtrekken! 't Is foei leelijk.
En dan te moeten denken, dat dit met dat heerlijke klimaat, waarop
de' hoofdstad der beschaafde wereld zich mag beroemen, zoo minstens
een zes maanden zal moeten duren, behalve een enkele maal een
zonnoblinkje!
Het verwondert mij wezenlijk, dat het spleen niet reeds lang liet Ka
naal is overgestoken om voorgoed aan de lachende oevers der Seiue
zijn intrek te nemen.
BÜgebrek aan spleen hebben wij den waanzin, die hier zijn tenten
schijnt te.zullen opslaan. Er gaat bijna geen week voorbij, dat er niet
een slachtoffer van deze geheimzinnige kwaal valt aan te wijzen.
Nog onlangs werd er een vrouw naar haar laatsts woning gebracht,
door niemand gevolgd noch betreurd, een vrouw wier naam in der tijd
op aller lippen was en wier kunstwerken de aandacht trokken, zoo lang
bet mode was er notitie van te nemen.
Mme O.'Cpnnell want haar bedoel ik was sedert lang reeds eeno
vergetene! De meesten dachten, dat zij reeds lang dood was, en zij had
den niet zoo geheel ongelijk, want het lichaam leefde nog, maar de geest
was dood.
Wij móeten een twintig jaar, zelfs vijf-en-twintig jaar teruggaan, om
de Sporen van deze kortstondige, vermaardheia weder te vinden,. Hare
portretten maakten sensatie op de tentoonstellingen, haar salon,
rendezvous van een vrjj verdacht gezelschap, was een der zonderlingste verza
melplaatsen van die wereld oüV on s* amuse.
. Ik zeide: haar salon, maar ik meende: Laar atelier.
Dit bevond zich heel boven in een huis op de Place Vintimille en men
kwam er langs een trap, die geen de minste overeenkomst vertoonde met
dien, waaraan Gtvrnier zijn roem te danken heeft. Dan kwam men in een
vertrek, dat allerwonderlgkst gemeubeld was en waar een nog wonder
lijker gezelschap zieh by elkander bevond.
Ook de knapste statisticus zou tevergeefs beproefd hebben otn dat
vreemde mengelmoes in bepaalde rubrieken te verdeelen. Personen, toi
letten en maatschappelijke posities vormden elk de bontste rommelzoo.
Men zag daar b. T. een heuschen ambassadeur, zoo juist met al zijn deco
raties aan van 'een bal op de Tuilerieën gekomen, naast een verloopen
vent, die even slordig in z\jn kleeren was als in zijn spreken. Daar waren
rare matrones en wezenlijke mama's, huwbare juffers en juffers, die reeds
al te vaak waren uitgehnwlijkt, menschen met geest en vernuft en men»
schen met niets dan veel geld, cpcottes, die dit liever niet wilden weten
en heeren, die met een adelijken titel pronkten, waarop zij niet het minste
recht hadden.
Naast het verguldsel het echte goud, naast de glaskralen de echte
Eteenen van hooge waarde, alles door elkander!
De meesteres des huizes verlangde van have gasten zeiden iets meer
dan dat zij een goed humeur meebrachten; ik vergis mij, zij vroeg hun
ook om den een of anderen schotel eten mede te brengen.
Dat was dan voor bet souper; waarvoor zjj zelve geen kosten kon of
wilde maken.
Dit gaf niet zelden tot zeer vermakelijke scènes aanleiding. Zoo bleek
het op zekeren avond, toen men den inventaris opmaakte, dat er niet
minder dan twee en dertig hammen waren. Tableau! Maar men nam dat
spekslagerijtje van den goeden kant, d. w. z. men maakte er lachende
een stevig gebruik van.
Soms ook waren er zeer oneerbiedige spotters, die met de arme mevrouw
O'Connell een loopje beproefden ta nemen, waarvan zij, altijd even
onschuldig, niets scheen te bemerken.
Voor een van die chorégrapliico-gastronomlsche bijeenkomsten had de
goede Gustave Jundt, die later in een aanval van hersenkoorts zelfmoord
pleegde, in vereeniging met zijn vriend Brion, [den Elszasser schilder, de
volgende goedkoope aardigheid bedacht. Zij hadden eenige liters van den
meest ordinairen wijn gekocht en dien wijn in eenige nesschen gegoten,
waarop zij de veelbelovende etiquetten hadden geplakt van Lacryma
Christi, Cyprus-ivijn en Tokayer.
Bij hun komst hadden zij die nesgchen aan een knecht gegeven en
meenden dat z\j het al heel slim hadden overlegd. Maar die grap zou
Brion en Jundt leelijk opbreken.
Mme O'Connell kwam spoedig naar hen toe en fluisterde hun in 't oor:
Hoort eens, ik wil niet, dat gij met Jan en alleman soupeert. Later,
als de groote hoop weg is, gaan wij met ons tienen of twaalven aan
tafelZoo gezegd, zoo gedaan,
Omstreeks drie uur in den nacht zet men zich enpetit comitéaan het spuper.
Mme O'Connell, die de tafel presideert, begint met het volgende te zeggen:
Ik heb het beste en lekkerste voor ons apart laten zetten. Zoo
zullen we beginnen met een ilesch Tokayer wijn. Gy kunt er op aan, dat
het echte Tokayer is, want ik kreeg ze van een Hongaarsohe edelman, met
, wien ik zeer bevriend ben.
Jundt en Brion keken elkaar een aan en trokken een zuur gezicht.
Zij hadden hun eigen verdachte fiessehen herkend en zouden, even als
Arnal, vel zes sous hebben willen geven om maar in een omnibus te
zitten,
Men ontkurkt de nesschen en proeft het akelig dun wijntje, Mme
O'Connell springt op. Wie heeft de onbeschaamdheid gehad?.'... De
knecht wordt geroepen.
Weet ge nog, wie u die flesschen heeft gegeven? Spreek.
Brion steekt zijn neus bijna in zijn bord. Maar Jundt, die nooit van
zijn stuk was te brengen; geeft den knecht een knipoogje, terwijl hij zijn
hand naar zijn zak brengt.
De bediende heeft begrepen dat die mine wil zeggen: tienfrancs voo*
u, als gij uw mond houdt!" Onverstoorbaar geeft hij ten antwoord:
Ik herinner mij dat niet meer, mevrouw!
Brion, die niet weet aan wien hij zijn behoud te danken heeft, slaakt
een zucht van verademing. Mme O'Connell laat niet zuinig de vlag waaien
over de onbeschaamde grappemakers, die haar dien kool hebben gestoofd
en besluit haar philippica met te zeggan: '
Enfin, misschien zijn de lui, cue dat hebben gedaan, wel in ons mid
den, en dan zullen zij ten minste dien wijn uitdrinken; dat zal hun een
goede les wezen ....
Jundt heeft later verklaard, dat hij voor zijn grap verschrikkelijk ge
straft was geworden. Wunt dat dunne wijntje moet nog leelijker geweest
zijn dau de chemische preparaten van tegenwoordig! . . .
Mme O'Connell leidde te midden van hare zonderlinge vermaken
en telkens afgebroken werkzaamheden een vrij losbandig leven, dat er
niet weinig toe moest bijbrengen om haar reeds niet al te sterke hersens
voor goed in de war te brengen. Zij werd eindelijk totaal krankzinnig,
ontvlood de menschen en verborg zich in het quartier Latin zoo goed,
dat geen harer oude kennissen haar daar kon terugvinden.
Tijdens het beleg vond men haar daar eindelijk in een koud vertrek
met naakte wanden, zonder eenig voedsel, en stapelgek. Haar laatste
? station was de cel van het gesticht.
Niemand der vroolijke pretmakers van voorheen kwam haar daar op
zoeken. Achter haav lijkstoet volgden alleen de hoögstnoodige bidders,
zelfs de gewone hond van de prent ontbrak.
't Is juist geen vroolijkfaeid, die men op den bodem der Parijsche
pretmakerijen aantreft! A.B.
LETTERKUNDE. ^
PAUL MARGUER1TTE.
Eene proeve van naturalistische kritiek.
door FEANS NBTSCHEB.
IV. (Slot.)
Tot deze groep van fijnproevers en zenuwlijders der kunst behoort Paui
Margueritte ook. Het weinige, dat hy tot nu toe geleverd heeft, wettigt
ons hem reeds in de gelederen der bovengenoemde schrijvers te rangschik
ken. In zijn Tous Quatre heeft hij de maatschappij een meesterlijk
toegebrachten oorveeg gegeven; voor hem is het een werk, waarin, hij bjj
zijn intree in de kunstwereld, zijn overkropt gemoed ontlast heeft. Een
deel zyner eigen levensgeschiedenis en zijner persoonlijke ondervinding
ligt er in opgesloten. Opgegroeid te midden eener militaire familie, en
op aandringen zijner omgeving, heeft Margueriltc het Prytanée militaire
de La Flèclie" bezocht. Het kan echter niemand verwonderen, dat de
jongeling, reeds vervolgd door zijne kunstdenkbeelden, op die militaire
school, waarin despotisme en de meest alledaagsche sleur den boven
toon voeren, eonige lijdensjaren heeft moeten doorworstelen. Het beste
bewijs van zijn afkeer van het militaire leven is het feit, dat hij zijne
studiën niet voleindigd en zich geheel aan de kunst gewijd heeft. Een
grenzelooze verachting van do militaire scholen, en van de wijze, waarop
alle individualiteit in de jongelieden door du discipline en den sleur gedood
wordt, zijn hem uit die jaren bijgebleven. Eenigen tijd heeft hij zijne
grieven kuanea verkroppen, maar eindelijk zijn zy hem te sterk geworden,