Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 437
en ia bet eerste gedeelte van TousQuatre heeft hy zijn gemoed ontlast.
Bét boek ia ia twéhelften gesplitdt, de eerste tot titel voerend Genese,
bet tweede La Vie, en ontleent zijn algemeenen naam aan de volgende
eigenaardigheid Van bouw.
MarffMritte beeft tier inénschen genomen, twee huisgezinnen alle
fan G6n Verschillend temperament heeft die twee huisgezinnon
nauw aafl elkander verbonden, zoodat die vier temperamenten voortdurend
door elkander vermengd werden, en toen nagegaan hoe die groep van
Vier mensehen zich als n geheel, en hoe ieder der personen zich afzon
derlijk gedroeg. Een hoogst merkwaardig zielkundig proces is uit dezen
jproef. voortgekomen. De beide mannen, Matarel en Tercinet, leeren wij
m het eerste gedeelte, de Genese, op een militaire school kennen, welke
$9 na volbrachte studio's verlaten,, zonder verder de militaire loopbaan
te Volgen. De beide vrienden worden letterkundigen. Matarel heeft zich
fr§wel op het «lycée militaire" kannen schikken, behaalt spoedig met
een Weinig béteekenend stukje eenig succes, omdat het in den smaak van
?bet publiek valt, maakt van deze omstandigheid gebruik, en gaat op den
eens ingeslagen weg voort. Hij wordt de kunstenaar, wiens naam men in
ille tijdschriften onder prulstukken vindt staan, hoog aangeschreven door
«ijn «acces, een Boort van fabrikant van romans en tooneöletukken. Hij
ia een artiest van weinig talent, die zich niet op goed werk toelegt, maar
ftioh slechts afvraagt, wat in den smaak van het publiek valt, er zijn
voordeel uit trekkend. Hfl is Vrij handig en verdient schatten; zijne boeken
Wftrdea met honderden verkocht.
Tercinet daarentegen is een zenuwlijder der kunst, een artiest in merg
Ml Woed. Zijn romans Bijn de kunstvoortbrengselen van een nauwgezet
tthrtjvéts wette niets opoffert aan een banaal succes, maar werkt, zwoegt
1 «ft riek vo» jjne kunst afslobft. Hij schrgft fijngevoelde en doorleefde
Werken, )n een schitterenden, verzorgden stijl, vol kunstschatten voor de
?Haltes, die hem begrijpen. Ongelukkigerwijze wordt zijn werk natuur
lijk door het publiek niet begrepen, van zijne boeken weinig verkocht,
«BtvA> by eea gering honorarium en heeft bij moeite uitgevers voor
Hjtt foaUB* i» tinden. Veeg aan déze twee mannen hunne vrouwen toe,
flé«Ml* ftflt schijnbaar koel, vol verborgen ondeugden, en de andere wei
nig ontwikkeld, onwetend op vele punten, met onvoldane idealen. En
Mondt tin 4eM vier temperamenten door elkaar, laat 2e op elkander in»
«arken «B neem waar wat er gtbeart. Het eeoig mogelijke gevolg van
een dergelijke zielkundige proef is het volgende: Matarel wordt de
schrijver vaa den dag, verdient handen met geld, is weldra een
welge?tebfe, dikke man, met een hoogea dank van eieh zelven en de aanmati
ging vaa cm don artiest, door het publiek over het paard getild; zijne
vrouw deelt natuurlijk in zijne welgesteldheid, houdt een druk bezochten
ftttüM'V wordt «en invloedrijke gezonde vrouw. Tercinet gaat meer en
meet ia des strijd met de kunst «n het succes, dat niet komen wil, op; hij
Ifldt gebrek, moet een betrekking zoeken, wordt ziek, tering- en
zenuwtebtigjt totdat d* geneesheeren hem naar het zuiden sturen, gevolgd door
?Üne vrouw, die ook uitgeput is, maar door hare kwade praktijken. Zoo
tJadigt Tots» Qttatre.
J'Art taant l'artiste" had den bijtitel van dezen psychologischen roman
ftMMftea Voeren, «en werk van analyze, waarneming, logika en jn gevoel,
vel ma eene teedere aandoening. De dikke, weinig beteekenende Matarel
en zijn groot succes, in tegenstelling met den waren artiest Tercinet en
Bga Onbekendheid, geeft de vergelijking in de pen van Géorge Ohnet,deu
triomf der onbeduidendheid, met Jules de Goncourt, den ondergang van
het echte talent Maar hierover niet verder. De hoofdzaak is, den schrijver
«a egn temperament achter dit werk uit te halen. En dit gaat gemakkelijk,
vaat Marguerüts beeft er zich zoo in bloot gegeven, dat wij hem duidelijk
kunnen waarnemen.
IA het eerste gedeelte, de ^Genese" vinden wij een onverbiddelijke
analyse van de levenswijze op de militaire scholen in Frankrijk. Paul
Margueritte kan hierover uit eigen ondervinding meespreken en de reden,
dat aq 'den persoonlijke herinneringen heeft neergeschreven, moet gezocht
worden in zijne onweerstaanbare behoefte om wereldkundig te maken
boe op die scholen in de jongelieden vooral in de gevoeligen en
talentvoUen ieder spoor van individualiteit gedood wordt. Bij heeft zelf
geleden als B$a Tercinet, en het niet langer kunnende verkroppen, heeft
bij het beschreven om er zich van te bevrijden. De behoefte om zaken
en toestanden te schilderen, die zijn geest op een onaangename wijze
vervplgen, ponr a'en débarrasser", ia eender hoofdkenmerken van
MarV*erittf?8 temperament
Ook het tweede gedeelte van Torn Quatre, La Vie, geeft hiervan een
bewijs. HU heeft zich geërgerd en verontwaardigd gevoeld over de wreed
heid en onrechtvaardigheid der wereld, die de valsche kunstenaars op het
schild ronddraagt en de ware artiesten in een vergeten hoekje weg
schopt. Ett onder den invloed van dezen verontwaardiging heeft hij, in
den vorm van een kunstwerk, een prachtig pleidooi geschreven. De kun
stenaar ondervindt hier dezelfde drijfveer als de socialist, die zijn
verontWnardiging over de onrechtvaardigheden der maatschappij in oproerige
redevoeringen lucht geeft, of van den mensch uit het daagsche leven,
" welke Bjjtt ingehouden toorn eindelijk in vloeken en heftige tooneelen
doet losbarsten, en dan eerst weder in zijne gewone stemming raakt
De prikkel, waardoor Marguerittë's temperament tot werking wordt
gebracht, is dus gevonden. Zij is namelijk de toorn, de verontwaardiging,
Welke bij hem door de domheid, de onrechtvaardigheid, kortom door de
Sociale ondeugden worden opgericht. Zij kwetsen b§hem zijne teedere
gevoelens als mensch, die wederom op zijn artiestennatunr inwerkeö,
totdat een kunstwerk op het einde van dit proces komt te staan. Zoo
beweegt zich de machine van zijn temperament. Margueritte heeft dus
voorcamelijk een uitwendige drijfveer noodig, en zoodra eens een stoot
aan zijne gevoelens gegeven is, gaat alles zijn gewonen gang. De loenscb
ontwaakt in hem, onmiddellijk gevolgd door den kunstenaar, die de aan
doeningen van den getroffen raensch in kunstvorm weergeeft. Haal
Margueritte uit zijne omgeving weg, zonder hem uifc de maatschappij af,
zoodut hij niet door de mcnscbelijke ondeugden gekwetst kan worden,
en hoogstwaarschijnlijk zal bij ophouden zijne kunstscheppingcn in den
romanvorm te hullen. Mogelijk zou hy dan lyriesch dichter worden, en
ziehier waarom.
Men weet hoe de mensch in hem getroffen (Boet Wordöfi, têh eiflée d
artiest te doen ontwaken en op welke wijze het ktinstdenkbeeld dan Op zijn
temperament iuwerkr. Maar nu blijft de vraag'nóg over: hoe behandelt deïe
kunstenaar, met het bekende temperament, de door hem gekozen stof?
Wij hebben bij Margueritte het kunstdenkbeeld in zgne oorzaken opge
spoord, hoe vinden wij bet nu iu zijne gevolgen, nml. in de kunstwerken ?
En dan leert de lezing zijuer boeken ons, dat hg een artiest is, verliefd
van zijne kunst, haar koesterend, streelend, verzorgend. Zfón stijl is hier
ea daar een kunstwonder, helder, logiesch en artistiek. OamlddelIJjte be
merkt men met een schrijver te doen te hebben, die niet naar uiterlijk
vertoon jaagt, maar naar degelijkheid, bescheidenheid, steeds naar het
beste woord, de schoonste h juiste uitdrukking zoekend. Het feit valt
hier te cocstateeren, dat zoodra n de mensch n de kunstenaar, getroffen
door de uitwendige waereld, tot de scheppingsdaad gekomen zijn, de
kunstenaar zich met hart en ziel van het artistieke gedeelte zijner stof
meester maakt. Margueritte staat in zijne liefde voor de kunst op n
lp met Flaubert en de Goncourt, en zal, vooruitstrevende, eenmaal, eene
even eervolle plaats als zjj kunnen veroveren; de krachten
hiertoebenoodigd sluimeren reeds in zijne tegenwoordige werken.
De stelling, dat Margueritte, afgezonderd levende van de maatschappij,
en hare prikkelingen niet meer ondervindend, een lyriesch dichter aou
kunnen worden, steunt dus op bepaalde gegevens. Al werd in hem de
meusch niet meer gekwetst, de kunstenaar, met zijne aandoeningen, zou
blijven voortleven. En de artiest met aijne grenzelooze liefde voor de kunst
zou blijven scheppen,, maar op een ander gebied. Waarschijnlijk zou hij
dichter worden, als zijn broeder Victor Margueritte; zijn temperament en
zijne scheppingswijza zijn dokumenten, welke logieaoh tot dttf» stelling
voeren.
27 November 1885.
EEN NEDERLANDSCH TREURSPEL.
Iterodu, histoiUch drtma in vier bedrijven,
met een voor- en naspel, doorD. M. Maaldriuk.
Uitgave van A. Raasing, te '* Gravenhage.
De heer Maaldrink, te Twello, is, naar ik meen, nog alleen bekend
door kleinere gedichten in Pijttersen's Oude Huisvriend en andere perio
dieken der huiskamer. Ook de omslag en schutbladen van het boekje
geven .geen aanduiding van andere werken. Toch is de .Herodes-tragedie
eene onderneming van zulk een omvang, zooveel pretentie en ten deele
zooveel welslagen, dat men haar niet voor een eersteling KOU houden.
De dichter heeft beproefd een beeld'te schetsen van den
hartstochtelijken, eerzuchtigen en toch zwakken vorst; van de toestanden in Palestina,
waar Romeinen, Samaritanen, Idumeërs, Judeërs onderling hunne veeten
uitvochten; van de theologische en politieke stroomingen in het Jodendom;
van do bloedige familie-twisten onder het geslacht des konings. Hij heeft
vooits een spannend drama willen leveren, waarvan de figuur der trotsche,
reine koningin Mariamne, eene Macchabeesche, nog meer dan Herodes zelf,
het middelpunt zou zijn. Dit was een reusachtige stof te verwerken;
Schiller en Shakespeare maakten van dergelijke tijdvakken trilogiën of
geheele reeksen van treurspelen; Maaldrink heeft in een voor- en een
naspel de oplossing der moeielijkheid gezocht.
Het voorspel vertoont de legerplaats van Herodes voor Jeruzalem, 37
vóór Christus. Op de wijze van Wallensteins Lager maakt men er kennis met
de ven-schillende volkeren, die elkander in Palestina het licht in de
oogen niet gunnen- De Samaritanen bespotten er de Judeërs, tot zij hand
gemeen raken en er bloed vloeit; de Idumeërs staan de Samaritanen bij;
Eomeinsche soldaten herstellen de orde. Men draagt bloemen aan, om de
bloedige plek voor 'skonings tent te bedekken, Herodes verschijnt met
zijn bruid, de sohoone Mariamne, uit het oude geslacht der Macchabeërs.
Herodes bemint haar afgodisch; voor haar verstiet hij zijne vrouw Doris;
men ziet Doris met haren zoon, het knaapje Antipater, wien zij doet
zweren, dat hij aan Mariamne den smaad, zijne moeder aangedaan, zal
wreken. Dit is de grondslag der intrige.
Het overige van het voorspel wordt gebruikt voor uiteenzetting der
historische omgeving. Jeruzalem lijdt hongersnood, maar wil Gods wet
niet verzaken: het is het sabbathsjaar, de gronden moeten een jaar rus
ten, er komt dus geen koren in de stad. Drie rabbijnen vervoegen zich
echter bij Herodea, om verlof te vragen vee voor de oflera in te voeren,
hetgeen de vorst, die wankelt tusschen twee gedachten, door strengheid
zich gevreesd te maken, en door mildheid zich te doen eerbiedigen, hun
toestaat De drie rabbijnen vertegenwoordigen de verschillende richtingen
in de rabbijnenschool; Sjammaïis de woeste dwepende asceet, Hillel de
gematigde geleerde; Menahem, die eenmaal aan Herodes' wieg profe
teerde, geeft hem ook thans in orakeltaal een aanmaning1 tot
zelfbeheersching, in welke de koning een profetie ziet.
Het eerste bedrijf speelt acht jaar later. Herodes is koning te Jeruza
lem; Mariamne heeft hem twee zonen geschonken, welke Herodes naar
Rome heeft gezonden, om ze daar te Uiten opvoeden; Doris is gestor
ven ; Antipater is een jongeling geworden, die tegelijk, aan zgn eed ge
dachtig, op een middel zint om zijne moeder te wreken, en tegelijk voor
de schoone koningin van een wanhopige liefde brandt. Hij wijst een
officier der lijfwacht, Soëm, die met de schoone Glycera, slavin der
koningin, een samenkomst zal hebben, het verkeerde venster s an, zoodat
Soëm in het vertrek der koningin dringt. Mariamne heeft in dat vertrek
een onderhoud gehad met hare twee vijandinnen, Salome, 's konings
zuster, en Hanna, 's konings schoonzuster, en aan deze twee haar trots
als koningin en als Macchabeesche van een ouder en roemrijker ge
slacht dan dat van Herodes zelf doen gevoelen. Aan hare lievelinge
Glycera heelt züde vrijheid geschonken en sluimert thans in, als Soëm
door het venster binnendringt. Soëm bemerkt spoedig, dat bij zich ver
gist, heeft, noemt zijn naam en vraagt vergeving en verdwijnt weder,
terwijl Herodes binnentreedt. De koning vraagt eene verklaring; Mariamne
betuigt hare onschuld en de koning gelooft haar.