De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 8 november pagina 8

8 november 1885 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 437 en ia bet eerste gedeelte van TousQuatre heeft hy zijn gemoed ontlast. Bét boek ia ia twéhelften gesplitdt, de eerste tot titel voerend Genese, bet tweede La Vie, en ontleent zijn algemeenen naam aan de volgende eigenaardigheid Van bouw. MarffMritte beeft tier inénschen genomen, twee huisgezinnen alle fan G6n Verschillend temperament heeft die twee huisgezinnon nauw aafl elkander verbonden, zoodat die vier temperamenten voortdurend door elkander vermengd werden, en toen nagegaan hoe die groep van Vier mensehen zich als n geheel, en hoe ieder der personen zich afzon derlijk gedroeg. Een hoogst merkwaardig zielkundig proces is uit dezen jproef. voortgekomen. De beide mannen, Matarel en Tercinet, leeren wij m het eerste gedeelte, de Genese, op een militaire school kennen, welke $9 na volbrachte studio's verlaten,, zonder verder de militaire loopbaan te Volgen. De beide vrienden worden letterkundigen. Matarel heeft zich fr§wel op het «lycée militaire" kannen schikken, behaalt spoedig met een Weinig béteekenend stukje eenig succes, omdat het in den smaak van ?bet publiek valt, maakt van deze omstandigheid gebruik, en gaat op den eens ingeslagen weg voort. Hij wordt de kunstenaar, wiens naam men in ille tijdschriften onder prulstukken vindt staan, hoog aangeschreven door «ijn «acces, een Boort van fabrikant van romans en tooneöletukken. Hij ia een artiest van weinig talent, die zich niet op goed werk toelegt, maar ftioh slechts afvraagt, wat in den smaak van het publiek valt, er zijn voordeel uit trekkend. Hfl is Vrij handig en verdient schatten; zijne boeken Wftrdea met honderden verkocht. Tercinet daarentegen is een zenuwlijder der kunst, een artiest in merg Ml Woed. Zijn romans Bijn de kunstvoortbrengselen van een nauwgezet tthrtjvéts wette niets opoffert aan een banaal succes, maar werkt, zwoegt 1 «ft riek vo» jjne kunst afslobft. Hij schrgft fijngevoelde en doorleefde Werken, )n een schitterenden, verzorgden stijl, vol kunstschatten voor de ?Haltes, die hem begrijpen. Ongelukkigerwijze wordt zijn werk natuur lijk door het publiek niet begrepen, van zijne boeken weinig verkocht, «BtvA&gt by eea gering honorarium en heeft bij moeite uitgevers voor Hjtt foaUB* i» tinden. Veeg aan déze twee mannen hunne vrouwen toe, flé«Ml* ftflt schijnbaar koel, vol verborgen ondeugden, en de andere wei nig ontwikkeld, onwetend op vele punten, met onvoldane idealen. En Mondt tin 4eM vier temperamenten door elkaar, laat 2e op elkander in» «arken «B neem waar wat er gtbeart. Het eeoig mogelijke gevolg van een dergelijke zielkundige proef is het volgende: Matarel wordt de schrijver vaa den dag, verdient handen met geld, is weldra een welge?tebfe, dikke man, met een hoogea dank van eieh zelven en de aanmati ging vaa cm don artiest, door het publiek over het paard getild; zijne vrouw deelt natuurlijk in zijne welgesteldheid, houdt een druk bezochten ftttüM'V wordt «en invloedrijke gezonde vrouw. Tercinet gaat meer en meet ia des strijd met de kunst «n het succes, dat niet komen wil, op; hij Ifldt gebrek, moet een betrekking zoeken, wordt ziek, tering- en zenuwtebtigjt totdat d* geneesheeren hem naar het zuiden sturen, gevolgd door ?Üne vrouw, die ook uitgeput is, maar door hare kwade praktijken. Zoo tJadigt Tots» Qttatre. J'Art taant l'artiste" had den bijtitel van dezen psychologischen roman ftMMftea Voeren, «en werk van analyze, waarneming, logika en jn gevoel, vel ma eene teedere aandoening. De dikke, weinig beteekenende Matarel en zijn groot succes, in tegenstelling met den waren artiest Tercinet en Bga Onbekendheid, geeft de vergelijking in de pen van Géorge Ohnet,deu triomf der onbeduidendheid, met Jules de Goncourt, den ondergang van het echte talent Maar hierover niet verder. De hoofdzaak is, den schrijver «a egn temperament achter dit werk uit te halen. En dit gaat gemakkelijk, vaat Marguerüts beeft er zich zoo in bloot gegeven, dat wij hem duidelijk kunnen waarnemen. IA het eerste gedeelte, de ^Genese" vinden wij een onverbiddelijke analyse van de levenswijze op de militaire scholen in Frankrijk. Paul Margueritte kan hierover uit eigen ondervinding meespreken en de reden, dat aq 'den persoonlijke herinneringen heeft neergeschreven, moet gezocht worden in zijne onweerstaanbare behoefte om wereldkundig te maken boe op die scholen in de jongelieden vooral in de gevoeligen en talentvoUen ieder spoor van individualiteit gedood wordt. Bij heeft zelf geleden als B$a Tercinet, en het niet langer kunnende verkroppen, heeft bij het beschreven om er zich van te bevrijden. De behoefte om zaken en toestanden te schilderen, die zijn geest op een onaangename wijze vervplgen, ponr a'en débarrasser", ia eender hoofdkenmerken van MarV*erittf?8 temperament Ook het tweede gedeelte van Torn Quatre, La Vie, geeft hiervan een bewijs. HU heeft zich geërgerd en verontwaardigd gevoeld over de wreed heid en onrechtvaardigheid der wereld, die de valsche kunstenaars op het schild ronddraagt en de ware artiesten in een vergeten hoekje weg schopt. Ett onder den invloed van dezen verontwaardiging heeft hij, in den vorm van een kunstwerk, een prachtig pleidooi geschreven. De kun stenaar ondervindt hier dezelfde drijfveer als de socialist, die zijn verontWnardiging over de onrechtvaardigheden der maatschappij in oproerige redevoeringen lucht geeft, of van den mensch uit het daagsche leven, " welke Bjjtt ingehouden toorn eindelijk in vloeken en heftige tooneelen doet losbarsten, en dan eerst weder in zijne gewone stemming raakt De prikkel, waardoor Marguerittë's temperament tot werking wordt gebracht, is dus gevonden. Zij is namelijk de toorn, de verontwaardiging, Welke bij hem door de domheid, de onrechtvaardigheid, kortom door de Sociale ondeugden worden opgericht. Zij kwetsen b§hem zijne teedere gevoelens als mensch, die wederom op zijn artiestennatunr inwerkeö, totdat een kunstwerk op het einde van dit proces komt te staan. Zoo beweegt zich de machine van zijn temperament. Margueritte heeft dus voorcamelijk een uitwendige drijfveer noodig, en zoodra eens een stoot aan zijne gevoelens gegeven is, gaat alles zijn gewonen gang. De loenscb ontwaakt in hem, onmiddellijk gevolgd door den kunstenaar, die de aan doeningen van den getroffen raensch in kunstvorm weergeeft. Haal Margueritte uit zijne omgeving weg, zonder hem uifc de maatschappij af, zoodut hij niet door de mcnscbelijke ondeugden gekwetst kan worden, en hoogstwaarschijnlijk zal bij ophouden zijne kunstscheppingcn in den romanvorm te hullen. Mogelijk zou hy dan lyriesch dichter worden, en ziehier waarom. Men weet hoe de mensch in hem getroffen (Boet Wordöfi, têh eiflée d artiest te doen ontwaken en op welke wijze het ktinstdenkbeeld dan Op zijn temperament iuwerkr. Maar nu blijft de vraag'nóg over: hoe behandelt deïe kunstenaar, met het bekende temperament, de door hem gekozen stof? Wij hebben bij Margueritte het kunstdenkbeeld in zgne oorzaken opge spoord, hoe vinden wij bet nu iu zijne gevolgen, nml. in de kunstwerken ? En dan leert de lezing zijuer boeken ons, dat hg een artiest is, verliefd van zijne kunst, haar koesterend, streelend, verzorgend. Zfón stijl is hier ea daar een kunstwonder, helder, logiesch en artistiek. OamlddelIJjte be merkt men met een schrijver te doen te hebben, die niet naar uiterlijk vertoon jaagt, maar naar degelijkheid, bescheidenheid, steeds naar het beste woord, de schoonste h juiste uitdrukking zoekend. Het feit valt hier te cocstateeren, dat zoodra n de mensch n de kunstenaar, getroffen door de uitwendige waereld, tot de scheppingsdaad gekomen zijn, de kunstenaar zich met hart en ziel van het artistieke gedeelte zijner stof meester maakt. Margueritte staat in zijne liefde voor de kunst op n lp met Flaubert en de Goncourt, en zal, vooruitstrevende, eenmaal, eene even eervolle plaats als zjj kunnen veroveren; de krachten hiertoebenoodigd sluimeren reeds in zijne tegenwoordige werken. De stelling, dat Margueritte, afgezonderd levende van de maatschappij, en hare prikkelingen niet meer ondervindend, een lyriesch dichter aou kunnen worden, steunt dus op bepaalde gegevens. Al werd in hem de meusch niet meer gekwetst, de kunstenaar, met zijne aandoeningen, zou blijven voortleven. En de artiest met aijne grenzelooze liefde voor de kunst zou blijven scheppen,, maar op een ander gebied. Waarschijnlijk zou hij dichter worden, als zijn broeder Victor Margueritte; zijn temperament en zijne scheppingswijza zijn dokumenten, welke logieaoh tot dttf» stelling voeren. 27 November 1885. EEN NEDERLANDSCH TREURSPEL. Iterodu, histoiUch drtma in vier bedrijven, met een voor- en naspel, doorD. M. Maaldriuk. Uitgave van A. Raasing, te '* Gravenhage. De heer Maaldrink, te Twello, is, naar ik meen, nog alleen bekend door kleinere gedichten in Pijttersen's Oude Huisvriend en andere perio dieken der huiskamer. Ook de omslag en schutbladen van het boekje geven .geen aanduiding van andere werken. Toch is de .Herodes-tragedie eene onderneming van zulk een omvang, zooveel pretentie en ten deele zooveel welslagen, dat men haar niet voor een eersteling KOU houden. De dichter heeft beproefd een beeld'te schetsen van den hartstochtelijken, eerzuchtigen en toch zwakken vorst; van de toestanden in Palestina, waar Romeinen, Samaritanen, Idumeërs, Judeërs onderling hunne veeten uitvochten; van de theologische en politieke stroomingen in het Jodendom; van do bloedige familie-twisten onder het geslacht des konings. Hij heeft vooits een spannend drama willen leveren, waarvan de figuur der trotsche, reine koningin Mariamne, eene Macchabeesche, nog meer dan Herodes zelf, het middelpunt zou zijn. Dit was een reusachtige stof te verwerken; Schiller en Shakespeare maakten van dergelijke tijdvakken trilogiën of geheele reeksen van treurspelen; Maaldrink heeft in een voor- en een naspel de oplossing der moeielijkheid gezocht. Het voorspel vertoont de legerplaats van Herodes voor Jeruzalem, 37 vóór Christus. Op de wijze van Wallensteins Lager maakt men er kennis met de ven-schillende volkeren, die elkander in Palestina het licht in de oogen niet gunnen- De Samaritanen bespotten er de Judeërs, tot zij hand gemeen raken en er bloed vloeit; de Idumeërs staan de Samaritanen bij; Eomeinsche soldaten herstellen de orde. Men draagt bloemen aan, om de bloedige plek voor 'skonings tent te bedekken, Herodes verschijnt met zijn bruid, de sohoone Mariamne, uit het oude geslacht der Macchabeërs. Herodes bemint haar afgodisch; voor haar verstiet hij zijne vrouw Doris; men ziet Doris met haren zoon, het knaapje Antipater, wien zij doet zweren, dat hij aan Mariamne den smaad, zijne moeder aangedaan, zal wreken. Dit is de grondslag der intrige. Het overige van het voorspel wordt gebruikt voor uiteenzetting der historische omgeving. Jeruzalem lijdt hongersnood, maar wil Gods wet niet verzaken: het is het sabbathsjaar, de gronden moeten een jaar rus ten, er komt dus geen koren in de stad. Drie rabbijnen vervoegen zich echter bij Herodea, om verlof te vragen vee voor de oflera in te voeren, hetgeen de vorst, die wankelt tusschen twee gedachten, door strengheid zich gevreesd te maken, en door mildheid zich te doen eerbiedigen, hun toestaat De drie rabbijnen vertegenwoordigen de verschillende richtingen in de rabbijnenschool; Sjammaïis de woeste dwepende asceet, Hillel de gematigde geleerde; Menahem, die eenmaal aan Herodes' wieg profe teerde, geeft hem ook thans in orakeltaal een aanmaning1 tot zelfbeheersching, in welke de koning een profetie ziet. Het eerste bedrijf speelt acht jaar later. Herodes is koning te Jeruza lem; Mariamne heeft hem twee zonen geschonken, welke Herodes naar Rome heeft gezonden, om ze daar te Uiten opvoeden; Doris is gestor ven ; Antipater is een jongeling geworden, die tegelijk, aan zgn eed ge dachtig, op een middel zint om zijne moeder te wreken, en tegelijk voor de schoone koningin van een wanhopige liefde brandt. Hij wijst een officier der lijfwacht, Soëm, die met de schoone Glycera, slavin der koningin, een samenkomst zal hebben, het verkeerde venster s an, zoodat Soëm in het vertrek der koningin dringt. Mariamne heeft in dat vertrek een onderhoud gehad met hare twee vijandinnen, Salome, 's konings zuster, en Hanna, 's konings schoonzuster, en aan deze twee haar trots als koningin en als Macchabeesche van een ouder en roemrijker ge slacht dan dat van Herodes zelf doen gevoelen. Aan hare lievelinge Glycera heelt züde vrijheid geschonken en sluimert thans in, als Soëm door het venster binnendringt. Soëm bemerkt spoedig, dat bij zich ver gist, heeft, noemt zijn naam en vraagt vergeving en verdwijnt weder, terwijl Herodes binnentreedt. De koning vraagt eene verklaring; Mariamne betuigt hare onschuld en de koning gelooft haar.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl