Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
'No. 43S
Ad. d. Behoeft Reen nadere toelichting, terwijl e. om Mlijkheidsredenen
mlletzins gewenacht is. Hjj dient echter gepaard te gaan met een zeer
«trenge keuring voor alleu, zoodat alleen de physiek geschikte elementen
in de schutterijen worden opgenomen. Uitdrukkelijke vermelding ver
dient, dat de oud-miliciens nimmer tot de schutterijen mogen gerekend
worden. Zy behooren de legerreserve te vormen en altijd in militaire
waarde te staan boven de schutterig, die slechts als aanvullingsreserve
Juin fungceren.
Ad. g. en h. Stelt men den leeftijd van sehutterplichtigheid van 20 tot 32
jaar, dan bestaat de gelegenheid de schutters nog op een leeftijd te oefe
nen, waarop zij geen gezin hebben te onderhouden. Dat voorstel is van
maatschappelijke zijde beschouwd, het eenig practisch bestaaubare. Men
behoeft slechts oppervlakkig te onderzoeken om te weten, hoe zwaar het
velen valt den betrekkelijk geringen tijd af te zonderen, dien de schutter
diensten thans vorderen. Men is door de tegenwoordigheid der gehuw
den in de gelederen der schutters gebonden aan weinige uren; daarom
moeten de schutterdiensten voor het gros worden teruggebracht naar
20 en Sljarigen leeftijd. Het spreekt van zelf, dat hierbij aan hen, die
dit wenschen, kan worden toegestaan, die diensten ook te vervullen op
den leeftijd van 21 tot 25 jaar, mits aij slechts het vastgestelde 200tal
oefeningsuren vervullen.
Na kennisneming van bet bovenstaande zal het den lezer duidelijk zijn,
dat een schntterij als aanvullingsrescrve, naar onze meeuing, mits op de
grondslagen door ons ontwikkeld, werkelijk recht van bestaan heeft. De
tegenstanders van de schutterij onder welken vorm ook, vergeten, dat
tot dasverre nog geen enkele ernstige poging tot verbetering is aange
wend. Men kan alzoo onmogelijk voorspellen cf zulk een poging niet
tot iets goeds kan leiden. Men bedenke echter, dat elke schutterij
hoogBtens tot aanvullingereserve kan dienen. Aan zulk een reserve behoeven
niet zulke hooge militaire eischen te worden gesteld. Zoo stelt men zich
in Duitschland voor een deel der aanvullingsreserve tevreden met een
totalen oefeningstijd van 18 weken gedurende den 12jarigen diensttijd.
Ten slotte nog deze vraag: mag men in den tegenwoordigen tijd zich
tevreden stellen met de oefening van 11,000 man jaarlijks, wanneer men
.ruim 37,000 20-jarige jongelingen tot zijn beschikking heeft?
Cambreaus.
j. T_,
OVERZICHT VAN MILITAIRE ARTIKELEN IN DAGBLADEN.
Ia de haven van Scheveningen een gevaar voor 's lands defensie? Nau
tilus. (Handelsblad van 3 October).
De Militaire Academie door F., oud-cadet (Dagblad Amsterdammer
/van 4 October)'
De nieuwe Organisatie der schutterijen, (Vaderland, l October).
De KoninkUjke Militaire Academie door B., oud-cadet, (Dagblad de
Amsterdammer van 3 October),
De Marine op de Indische Staatsbegrooting voor 1880, door H. J: v. d.
Mandele, (de Amsterdammer van 7 en 8 October.)
De positie der Machinisten bij de Koninklijke Nederlandsche Marine,
door J. G. Grncke, gepensionneerd officier-machinist Ie klasse,
(HandelsUad van 10 October).
De overgangsexamens aan de Koninklijke Militaire Academie, door X.
(Handelsblad van 16 en 19 October).
Nog eenmaal de Marine-Machinisten door Nautilus. (Handelsblad van
21 October).
Militaire Academie, (Vaderland van 27 October),
Bestendiging van den inbreuk op de rechten van den Nederlandschen
Officier, door A. (Vaderland van 29 October).
. Militaire Academie, door J. P. B. (Handelsblad vau 29 October).
BIBLIOGRAPHIE.
No. 9 van het Indisch Militair Tijdschrift bevat: De Engelsche
Btrüdmacbt jn Soedan en hare aanvoerders, door E. K. A. d e N e v e.
Studiën over het Britach-Indisch leger (vervolg) door W. C.
Nieuwenhuyzen. Eene detacheering bjj de Normaal-Schietschool in Nederland
(Met eene plaat) door J. A. Vink. Iets over broodvoeding en
meelbereiding, door E. G. W in c k cl. Een woord in het belang van het
garnizoen te Tjilatjap, door V. D. Eene oproeping, door J. J. W. E.
Verslage en G. de W «s. Het zeventigjarig bestaan der Militaire
Willemsorde, door een Ridder dier Orde, Eene kleine toelichting, door
E. B. E i e l s t r a. Brieven van Cornelia. Berichten. Mutatiën.
DE TWEELING.
Schets door Frans. 3
(Slot).
Gewoonlijk gaf mevrouw Berkes, die ik weinig zag, daar zij
veel visites maakte, Ada gelijk, maar daar zij nog altijd even
trotsch was op haar oudsten zoon en wel een beetjen bang voor
hem, ging zij daarmede toch niet te ver. Zij was voor mij altijd
zeer vriendelijk en herinnerde mi) gaarne aan den tijd, toen ik
nog met Etienne school ging, maar over hare dochtertjes sprak
zij heel weinig of het moest zijn om met mij te schertsen over
mijne vertrouwelijkheid met de kinderen. Zij was altijd nog eene
knappe vrouw, ook wel wat coquet, en zeer ontevreden, dat zij
werd.
Mijnheer Berkes kwam slechts somtijds naar buiten. Hij
was zoo door en door koopman, dat hij bijna niet buiten da
kantoorlucht kon, en altijd weder sterk naar de Beurs verlangde.
Hij was altijd bijzonder beleefd voor Ada, en behandelde haar
altijd als de eerste persoon na zichzelf.
Toen zij vertrok bracht hij-zelf, daar hij buiten was, haar met
Etienne naar de trein, en deed haar uitgeleide als eene vorsliu.
Etienne was veel vroolijker toen zij vertrokken was en die
paar dagen, dat ik nog bleef, waren weder even aangenaam als
de eerste van mijn verblijf op Rustenburch.
Hel werd echter weer tijd om mijne studiën te hervatten en
op een warmen Zondagavond bracht Elienne mij met zijn panier weg.
Daar nog maar eenige maanden mij van mijn doctoraal examen
scheidden, moest ik hard aan het werk en hoorde ik weinig van
de familie Berkes. De kleine twisten tusschen Ada en Etienne had
ik reeds vergeten en ik meende, dat zij nu wel spoedig een paar
zouden worden, hoewel ik aan een huwelijk lusschen die beiden
niet kon denken zonder vrees voor de toekomst, omdat ik in die
maand op Rustenburch had bemerkt, dat Etienne's goede eigen
schappen wel voor een tijd gerust schenen te hebbeo, maar toch
niet verstikt waren.
Het was dan ook eene groote verrassing voor mij toen even na
mijn examen, dat gelukkig uitmuntend afliep, Elienne op een avond
bij mij kwam, en vertelde dat zijn engagement met Ada
Wilmers verbroken was.
Ik stond een oogenblik sprakeloos, totdat mijn vriend zeide:
»Wensch mij maar geluk, ik had mij nooit er toe moeien
laten brengen, om tol die verloving toe te stemmen, maar ik ben
erg zwak en laf geweest."
De arme kerel zag bleek en verdrietig, maar toch had ik hem
liever zóó, dan onverschillig en lusteloos. Hij vertelde mij nu van
den strijd, dien hij doorgestaan had, van den toorn van zijn vader
en de klachten zijner moeder, hoe hij alles echter weerstaan had,
en hoe nu de arme tweeling het ongelukkigst er aan toe was, daar
zij als de oorzaak van Etienne's verandering werd aangemerkt en
naar kostschool moest.
»En ik", vervolgde Etienne, sik ga op reis. Ik kan hier nu niet
in dezelfde omgeving blijven."
»En nog wat...." hier aarzelde hij even. »Lize moet ook bij
ons het huis uit en eene betrekking zoeken als ik weg ben,
wil jij dan soms eens naar haar zien en mij schrijven of het
haar goed gaat?"
Ik keek mijn vriend onderzoekend aan en de lange, flinke man
bloosde. 'Hij vroeg mij nog of ik ook zijne moeder eens wilde
bezoeken, daar .hyyiaar niet meer dan noodig zou schrijven, en
toen slapte hij op.
Ik zag hem na, en weder dacht ik aan dat sprookje van dien
prins die eindelijk toch de ware bruid vond door de hulp van
een paar aardmannetjes.
Etienne is op reis gegaan en de kinderen zijn naar kostschool.
Mevrouw Berkes beweerde, dat zij eigenlijk de oorzaak van alle
onaangenaamheden waren geweest, en dat zij, nu haar arme jongen
zoo verblind en onverstandig was, die kleine onruslstookslers niet
onder hare oogen wilde hebben.
De arme Lize; de gouvernante, kreeg ook een bevel om eene
betrekking te zoeken, want zij had meegewerkt om ongenoegen
tusschen Ada en Etiunne teweeg te brengen, en zelfs ik liep niet
geheel vrij, daar mevrouw mij bij mijn eerste bezoek zeer onheusch
behandelde en mij vertelde, dat zij gehoopt had, dat mijne vriend
schap voor Etienne mij gedrongen zou hebben om hem van den
onberaden stap, zooals zij het noemde, terug te houden.
Hoewel ik verklaarde er niets van geweten te hebben, voor
het te laat was, was haar oordeel omtrent mij niet zachter, en
was ik geheel in ongenade. Nu, ik had te werken, en stoorde
mij aan mevrouw Berkes en haar vonnis weinig.
Ik schreef soms aan de tweeling en kreeg alleraardigste brieven
van mijne kleine vriendinneljes terug.]
Etienne liet eerst weinig van zich hooren, maar langzamer
hand werden zijne brieven rustiger en talrijker; doch ik ontving
nooit een schrijven van hem, waarin geene opdracht voorkwam
om Lize te groeten,
Deze had eene soede betrekking bij eene lieve, oude dame
gevonden, waar zij geheel thuis was, en als ik bij haar kwam
om Etienne's groeten over te brengen, en soms wel eens een ge
deelte van zijn brief te laten lessen, kleurde een hooge blos de
der lieve brunette.