Historisch Archief 1877-1940
No. 438
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
d» tegenwoordige opvoeding der meisjes, die niet weten, hoeveel wol er
eoodig ig, om een paar kousen te breien, maar wel het geheele artikel
.Over dynamiet" uit het Couvereations-Lsxikon van buiten kennen.
JuJiua Ilosen is ook hier niet van de gewoonte der Duitsche
blijspelschrijws afgeweken, enkele personen uitdrukkingen in den mond te
leggen, die zjj telkens herhalen. In Barikroeljes aijn er niet minder dan
vier met die kwaal behept. Sebastiaan Loder, die een pruik draagt, zegt:
ik zou tnij de haren uit het hoofd willen trekken"; een oude verwaande
tante, die haar nichtje een dwaze opvoeding geeft, laat dat nichtje alle
mogelijke geleerde dingen aeggen, want dat maakt effect"; een dom
volontair, Karel Sleuterman, vertelt den heele avond niets anders dan
dat zijn van die dingen" en een koopman, die een vordering heeft op
De Kuyser ep bang is die te verliezen, zegt van zgn geld: dat zijn geen
peulschillen." Surtout pas de zèle, Messieurs!
De vertaler, die zich nog al goed van zijne taak gekweten heeft, heeft
het stuk op onzen bodem willen overplaatsen, maar dat is hem niet erg
gelukt. Hefc geheele stuk draait om de verkiezing van den President van
eeu Kamer van Koophandel. Onze Kamers van Koophandel nu leggen in
on» kooplieden niet genoeg gewicht in de schaal, om het begrijpelijk te
naken, dat iemand voor de eer van het voorzitterschap van zoo'n kamer
veel geld zou willen wagen. Ik geloof, dat het mij mogelijk is opheldering
te geven, hoe de vertaler juist tot die keuze is gekomen. In bet Düitsch
stond waarschijnlijk KaufmiUmischer Veveiu" en daarvan heeft hij, omdat
net dan toch iets van een Kaufoiann" zou moeten zijn Kamer van Koop
handel" gemaakt, boewei de Duitsche instelling bijna niets heeft van de
onae. Tot staving van m\jn beweren kan ik aanvoeren, dat de acteurs
herhaalde malep van de Vereeniging" spraken (zeker stond daar in 't
Duitscb der Verein") in plaats van de Kamer1', zooals het dan toch
bier had moeten zijn.
De opvoering was over het algemeen zeer goed. Vooral de dames
Mevr. de 'Graef en Mevr. Bruyn en de hecren Mntters en Tartaud waren
uitïtekend. .Wanneer ik bedenk, hoe stijf de heer Tartaud was, toen hij
een paar jaren geleden naar Rotterdam kwam en hoe flink en los hij
aich tegenwoordig op de planken beweegt, dan moet men hem geluk
wenschen met zooveel vooruitgang. Ook de heer Muiters gaat zeer goed
vooruit en legt reeds zeer veel karakter in zyne rollen. Mej. Hcyblom
S&1 zich vooral toe te leggen hebben op natuurlijkheid in spel en spre
ken. Het is jammer, dat deze jonge dame niet nog een paar jaren de
uitstekende lessen van Mej. Kuipers op de Tooueekchool heeft gevolgd.
Het gezelschap van den Nieuwen Schouwburg heeft een acteur, die
zeer goed zou zijn, als er geen was in de wereld bestond; ik bedoel den
heer van Nieuwland. Van tijd tot tijd knoeit hij eens met was en dan
komt er geen einde aan zijne charges. Hij speelt b. v. in Banbrocljes
eea door den schrijver zoo sterk gechargeerd persoon, dat hij bijna den
geheelen avond op het tooncel is en geen tien woorden anders zegt, dan:
. dat zijn vao dia dingen." Dat is den heer- van Nieuwland echter niet
penceg; die min moet ook nog een grooten neus met een bult er op
hebben. D» was wordt voor den dag gehaald en de heer van
NieuwJaud wordt Posstnreisacr. Het is toch zoo jammer, dat een
verdienstelük aoteur soms zóó den'gek uithangt. Een tijd geleden ging het
goed; de w»s bleef van het gezicht en daarmede dit schijnt bij den
heer van .Niéuwland samen te gaan de Possenreiszcrei. Waarom beide
dan nu niet weer voor den dag gehaald?
;10/11 1885. M. H.
TEN-TQON-STELLING ARTI.
IV.
Engelsche en Fransohe 'deskundigen hebben ds Hollanders de grootste
portretschilders der waercld genoemd. Sir Joshua Roynolds wees daartoe
slechts op de Scliuttcrsmaaltyd. De Fransche schilder Louis David be
treurde, dat hij zijne leerlingen niet voor dit meesterstuk kon doen
post vatten, om ze te zeggen, wat portretschilderen was. En inderdaad
kan do natuur met meer grootschbeid en juistheid van opvatting op de
daad betrapt worden ?
Reeds vóór drie eeuwen maakte de Sticbtenaar Antonis Mor van
Dashorst 'den nijd gaande zjjaer Spaansche kunstbroeders, en om van Koning
Rembrandt te zwijgen, wie overtreft Frans Hals, Johannes van Kavesteyu,
Thóma» d» Keysor, Jacob Hacker om de Flincken en Bollen onver
meld te laten? Zelfs in de slechte dagen van William Hogarth, hield
< Cornelis Troost bij ons met glans den roem van het genre der gildeatukken
etaande, gelyk het eenen staat van vrije burgers paste.
Het is zeer jammer, dat Charles van Beveren een zoo kort leven gehad
héft, hij had hier in later tijdvak kunnen zijn wat Reynolds in
ingeland geweest was: een ster in een tijdperk van schemering.
Wanneer men zvjne blikken afwendt van het romantische en in de
portretkunst beurtelings kwijnende en behaagzieke tijdvak, dan treedt
er al ras een naam op den voorgrond, die in onze dagen met nog grooter
glans dan vroeger gevoerd wordt.
Ziet gij daar dat vrouwtjen met hare fijne handen en voeten ? In
stoff«Jijken omvang herinnert zij u de groote alkmaarsghe romancière. Maar
ook in kracht van voorstelling, in stoutheid van penceelvoering in
door, schouwing en uitdrukking van oharakters, in meesterschap over den kunst
vorm, staat Thérèse Schwartze niet achter bij Geertruide Toussaint. In n
?opzicht in trouw aan de heilige, welsprekende natuur, in afkeer van
alles wat naar gemaaktheid zweemt, staat de jongere boven de oudere.
Daar komt bij, dat ze een minder gevaarlijke kunst beoefent. De
letter' kundige krijgt zoo gemaklijb aanleiding, om de kunst, de schoonheid, in
dienst te stellen van wat men voor waarheid houdt en dikwijls kwalijk
verdedigbare hartstocht is. Aan dit gevaar staat de schilder, althands
de portretschilder, weinig bloot.
Waarom kan men naast Ds. van Marken, de portretten van Frederik
Muller, van Nicolaas Beets, vooral het meesterstuk Prof. Heyosius niet
h»ng«o, om te laten zien, hoe veelzijdig die portretkunst is!
M<Wftd4t«Bt*few<i«, QBreebtfi, :dajikere jcwk?r^wlJjkevooe, d»t de natuur
met zulk een overmacht doorvorscht en aan zich onderwerpt, nog lang stralen
van levensmoed en opgewektheid.Thérèse Schwartze heeft ten onzent misschien
haar pairs: maar de eerste plaats onder deze zal niemant haar bttwisten.
Groote verwachtingen doet ook hare vriendin, Jufv. Wally Moes, van zich
koesteren. Het profielportret van Jufv. Perk (wij bedoelen niet de Ophelia)
was van uitmuntende qualiteit: zoo wat schikking, belichting, teekening,
als behandeling aanging prees dit werk den meester".
Minder lof behoort aan het van haar heden ten-toon-gestclde portret van
Mejufvr. D. gegeven te worden. Personen, die het voorrecht hebbon deze
jonge Dame te kennen, hebben zich waarschijnlijk in de herinnering van het
model verloren, toen zij bet portret zoo onvoorwaardelijk geprezen heb
ben. Zeker, daar is hier een geoefende hand aan het werk geweest; maar
trek, saloa rcvcrcnlia, de normale kruislijn, met in-acht-nemiog van de
eischen der perspektief, nu over het gezicht; vraag u eens af, of dat koloriet
op den titel van geanimeerd, de behandeling op malschheid aanspraak
mag maken; geef u eens rekenschap van de houding; ga dus na, hoe die
wankleurige rechter hand schijnt te moeten zorgen, dat men niet van den
hoogen stoel sulle! Geef verdienden lof aan het kleed, dat de (aiWegeen
oneer doet, aan de schikking van het verdere, maar eerbiedig het
talent van Jufv. Moes te veel om te zeggen, dat zij zich hier overtroffen
heeft.
Bizonder verrast werd ik door No. 248. Toen ik daar stond te peinzen
voor No. 140, blonk niy in eens, in het linker oog, wat mij dadelijk voor
kwam iets buitengevvoons te wezen, 't Was mij of het een broeder van
onzen académicien Veth was, die daar levensgroot uit den hoek kwam.
Neen, niet zijn broeder, maar zijn werk! Chacun fait son portrait placht
Royer te zeggen; de Heer Albert Verwey, dien ik niet persoonlijk ken,
maar hoogschat als kunstenaar, schijnt minder fijn van uiterlijke komplexie
te zijn dan de Heer Veth mij bekend is; doch de verwantschap was on
miskenbaar. Bravo, Veth! twee-derden van den kop, de handen, de
klecren, de stand dat is alles voortreffelijk. Jammer dat de onderkant
van het gezicht, aan de schaduwzij zoo heel donker is. Le vrai peut
quelquefois n'êtve pas vra:semblable." Ook den fijnen Veth zou men
niet aanzien, dat hij zoo'n stout penceel heeft. Hij is op den zeer goeden weg.
Mevrouw Hazelhoff?Roelfzema van Haverman mag er zeker wezen; 't is
nobel voorgedragen, maar de kop toont (hier op de ten-toon-stelling)
wat grof. Er kon wat meer reliëf zijn. Ook wijkt de leuningstoel (zoo
schijnt het) niet genoeg. Intusschen de zalen van Arti laten tegenwoor
dig, de Hemel weet hoe 't komt, de schilderijen meer dan anders glimmen.
Het oordeel moet dus mot réserve worden uitgesproken.
Mij dunkt, dat Jufv. Valkenburgs wiehijder boven haar jongen Lelimaa
staat. De oogen eens den kost te geven, bij de portretten van C. Bisschop,
die wij hier. helaas, missen, zal Mej. V. ten goede komen.
Met veel genoegen staat de ten-toon-stellingbezoeker stil, bij de be
vallige portretten uit de familie Fürbringer van Jufv. Hubrecht. 't Is al
heel opmerkelijk, dat dit vak der portretten voor zoo'u groot gedeelte bij
ons in handen is van het schoone geslacht. Het is een pnezumptie voor
de kans, dat het schoone in de natuur zal gekozen worden.
Dit streven behoeft volstrekt niet te leiden tot het afwijzen van werken
als No. 162 van Pieter Oyens. Het is mij een voldoening dit ook als por
tretstuk te beschouwen en te huldigen, 't Is het schoonste werk, dat
ik van dat stoute penceel gezien heb. Wat charakterstudie, wat waarheid
jn de natuur-détails dier beide Collega's". Van den achtersten is maar
weinig te zien; maar dat weinige is verbazend raak en kompleet. Als
het stuk geen portretstuk mag genoemd worden, zou het voor het onder
werp wel wat te groot van proportie zijn: maar ik zeg het is portret:
het heeft er al de aantrekkelijkheid van: het züdan een gefingeerd
portret.
Die verlichte hand van den Heer Jan van Ruysevelt door den Heer
Hubert Vos, die óók te Brussel woont, is allerzouderlingst. Dat is ook een
portret, getiteld rêverie" maar het is een van die stukken, waarin de
schilders goedvinden zoo weinig licht aan te brengen, dat men ze, bij den
felsten objoktioven zonneschijn, nog niet onderscheiden kan. Neen, dan nog
liever de gewraakte scherpte der stadsgezichten van Klinkenberg. Da
Heeren pessimisten moeten mij de zonderlinge kombinatie ten goede houden:
want de Heer Kiinkenberg is, in allen geval, een zeer talenvol meester.
12 November 1885. A. Th.
UIT BELGIË.
De Oorloy. Eijp «n groen. Tenoren » de
Monnctie. De stadhouder Willem III.
De Wereldtentoonstelling" is afgeloopen. Gisteren openden zich voor
de laatste maal (voor half geld!) de zalen der Schoone Kunstfln"; reeds
eenige dagen te voren waren de toegangen tot de nijverhcidshallen onbarm
hartig gesloten, de draaiboomen of lourniquetsfiöergernis voor de tournures)
aan banden gelegd.
Niet zonder geruisch liep de laatste dag af. Het was de Benoitsdag.
De lezer weet dat in den loop des zomers, in de salie des fêtes, niet
minder dan vierendertig muziekuitvoeringen hebben plaats gehad.
Er waren matinees ('t komt nu meer en meer in den smaak alle fransche
woorden in het vlaamsch te vertalen; wij moeten dus liever zeggen
ochtenden", toonkundige ochtenden"; doch daar het woord ochtend"
in Belgiëin alle provinciën niet verstaan en wordt, zega;e men liever
Morgens") welnu dan, er waren toonkundige Morgens, uitsluitelijk aan
eenen enkelen meester Liszt, den hoogbegaafden Antwerpenaar Jan
Blockx, en nu Peter Benoït gewijd. Er kwamen ook uitvoeringen voor
van geen andere dan fransehe toonkunstenaars. Een anderen keer wijdde
men een geheel concert aan slavische, en weer een ander aan engelsche
componisten. Kortom er heerschte gedurende het geheele seizoen eene
recht verkwikkelijke afwisseling.
Natuurlijk werden daarbij de belgische meesters niet vergeten. Kijp ver?
mengde zich niet groen. Kijp werd wel eens over 't hoofd gezien om voor
groen plaats te maken. Niet alleen in de politieke wereld, maar ook ig