Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEERBLAD VOOR NEDERLAND.
dat bewijst volstrekt niet, dat;2ijn opvolger, die misschien reeds binnen
eed paar maanden kan optreden, er tegen moet wezen om dien
merkwaardigéri datum op die wijze luisterrijk te vieren. En alsdan
Na, wij sullen heb in ieder geval maar geduldig afwachten. Men ver
zekert, immers, dat alles op zijn tijd komt, als men maar weet te wachten.
Daar 2011 die arme Lamartine in zijn graf ook van mee weten te
spreken. Er ia dan toch eindelijk sprake van, om het monument, dat
men sedert< jaren aan'zijne-nagedachtenis had beloofd, werkelijkheid te
dden worden. Verder, spreekt ^men ook een meer bescheiden hulde
vaa een Lamartinischefc feestavond in het théutre des Nations, onder
leidi'ng van Capoul. Een libretto-schrijver heeft namelijk uit den Jocelyn
een stuk geknipt, dat door den heer Godard met duo's, trio's en cavat:nesi3
versierd. ? . . ' .
,' Of. die b^Éogjng, als zij werkelijk plaats heeft, den dichter der JH
ditatians'in'd«'betere wereld, waar hg thans verblijf houdt, zoo bijzonder
veel; pleizièr zal doen, mag- met recht betwijfeld worden. Want Lamartine
was geen- lief hebber vaii>-muziek; evenmin ala Victor Hugo enThéophile
Gautier. Pat; ligt 'm mjsschien hieraan, dat de dichters overtuigd zijn, dat
de echte muziek eigenlijk zijzelven zijn.
', T wee. dingen bezorgden Lamartinie altijd kippenvel: de aanvragen van
tèekenaars om de vergunning 'van hem cavicaturen te mogen maken en die
vAn'compÓni'sien om Zgn.werken in kwarten en achtsten te mogen vertolken.
-.Tegenover Ketó caricatuutteekenaars verviel hij steeds in eeu onredelijke
? Rrflsfheid;;-«od: gaf bij b.-v. op zekeren dag aan een wezenlijk zeer
verjehstclijfc kwiatenaar-ten, antwoord: ik heb u volstrekt geen permissie
te geven: de cavieaiuui- kan zich even licht van mijn gelaat meester
niahen als de goot den zonnestraal weerkaatst.
... iTeg«uoser jde mueiei, was hij -wat minder heftig, tnaar al wist hij zgn
antipathie, soms ook te matigen, overwinnen deed hij ze nooit.
., B aèer-gróote opgang^ die indertijd Ie Lac van Niedermeyer maakte,
braeht.-hem vaak buiten zich zei ven van ergernis.
; ??Met ;die- heerea, zèide hij, daalt men, al is men ook honderdmaal
schrijver, tot de rol van souffleur af.
Maar LainaHine is er, niet meer om tegen te stribbelen. Bijgevolg aal
bij geeB hinderpalen in den weg leggen aan den Jucefyn-tenor, dien men
ons 'beloofd heeft. ,
. Jocelyrti Wat schijnt zijn glorie ons reeds lang geleden! Wat komt
hij ona ouderwetsck voor!
. 'Missehign is dat wel de reden, dat men een poging waagt om hemeen
tweede jeugd te beaorgèn, door hem op muziek te zetten.
Een variatréop het .bekende gezegde: wat men niet meer kan lezen,
dat ziegt men. .
. r?Zoo, schrikt men er onwillekeurig van, wanneer men bemerkt, hoe
vlug de .vergetelheid te werk gaat, telkens als de een of andere
ge.beuitenis;èen vroeger klinkenden naam weder op het tapijt brengt.
, Dozer dagen nog hebbon wij dat ondervonden naar aanleiding van den
dood; der; w«dtiwe van Philarète Chasles.
... Pl)ilavè.te Ghaslesl Reeds begint de echo te antwoorden: dien ken ik
fiict!
Tóch?zijn ,er nog maar zeven jaren verloopen, dat hij aan het,einde
van een tochtje door Italiëaan de cholera stierf. En in datzelfde Itali
is ?. zij gestorven, van wie hu zich uit diepgevoelden afkeer verre hield.
/Oo een toenadering bij den dood na een verwijdering bij het leven. Er
zijn van die contrasten vol iok en kortswijl.
\Vat hebben die twee met elkander gekeven en gevochten ! Nu is het
gedaan. Zij rusten beilen. Mislukt huwelijk, mislukt leven!
Pfiilarèfe Chasles laat geen tien bladzijden na, die hem zullen overleven,
en dut na een talent te hebben verkwist, dat voldoende was om tien be
roemdheden te vormen.
Een verloren bestaan, en een nagedachtenis, die reeds op weg is te
verdwenen!
Ook den heerSénarü, eens een der meest geretiommeerde.mannsn op
politiek gebied, is heengegaan en wie heeft er zich om bekreund, wie her
innert zich zijner nog?
De voorzitter van de Kamer in 1848 is begraven ? zonder dat iemand
?bij zjjii graf ook maar een enkel woord heeft gesproken.
Welk een martelaarsboek zou men kunnen schrijven onder den titel:
Lts Démódésl de lieden, die verouderd zijn.
Van dia gedémodeerden zal men een zeker aantal terug kunnen vinden
m een boek, <Jat door Mme Madeleine Brohan wordt aangekondigd. De
bekoorlijke en uitnemende comédienne trekt zich bepaald van het tooneel
terug.- Maar om niet op eens-van het publiek afscheid te nemen, heeft
zij een boek geschreven, dat zal betten: Sous l'horloge du foyer, souve
nirs d'une vieille dztchesse.
Meu wordt verzocht dit horloge volstrekt niet te verwarren of zelfs
maar eeriige overeenkomst daarvan te onderstellen met de beruchte klok
uit den foyer der oude Opera, waaronder, tijdens de gemaskerde bals in
de straat Ie Pëlletier een ware rage waren, zoovele rendez-vous gegeven
werden; die-klok, wier zonderlinge geschiedenis wel bekend is en die, na
nit den brand gered en in openbare veiling verkocht te zijn, thans het
enreekvertrek vaii een jongejuftrouwen-kostschool versiert.
De;klok, wier herinneringen nu door Madeleine Broban zullen worden
Verteld, is de klok van den foyer van de Comédie Fran^aise, wel te ver
staan vaa den foyer der artisten.
Zij heeft gansche geslachten van beroemdheden zien voorbijgaan, en
onder- deze velen, die later totaal vergeten of veracht werden. Het rad
van tortuin draait zoo snel. Maar Madeleine BroKan zal zeker wel gezorgd
hebben de illustraties vat» echt allooi voor hare verzameling uit te kiezen,
en die souvenirs bijeen te brengen, welke werkelijk belang inboezemen.
Een schryver van mémoires, die in de achttiende eeuw leefde, begon
zgn voorrede ? met den volgeuden zin: Er ligt iets vertroostends in de
gedachte, dat men nog over u zal spreken, lang nadat gij gestorven zijt."
Meer dan iemand anders heett de comédienne behoefre aan zulk een
trooat; want zonder deze, voelt aij zich geheel en al te niet gaan.
De nakomelingschap zal alleen haar naam kennen, niets meer zal z\j
van haar weten.
Welk een forsche overgang! Plotseling het donderend geraas der brayoV
te verlaten voor de droefgeestige stilte der eenzaamheid! De koortsachtige
opgewondenheid voor het voetlicht te verwisselen met het kalme hoekje
van den huiselijkeu haard! .
Daar zou geen mensch tegen bestand zijn, als men den blik niet achter
waarts kon slaan en zich nog eens bekijken in den spiegel van het verleden.
A. B;
LETTERKUNDE. .
Moderne Prolleme, von Eduard von Hartmaria»
Leipzig. Verlag von Wilhelm Friedrich. 1886.
In de rij der nu levende voorvechters van het wijsgeerig pessimisme staat
Eduard von Hartmann vooraan; de wapenen der tegenstanders zoeken
dan ook bij voorkeur hem te treffen en zijn vrienden en volgelingen 'be
ijveren zich, om zijn lof te verkondigen en meer nog om zjjn werkingan|t
te doen vinden. Wat Frauenstadt voor Schopenhauer deed, ondernam
Dr. Schneidewin voor von Hartmann; hij gaf onlangs deLicJitstraihleaus
Eduard von Hartmann's sammtlichen WerJcen uit, dat uitstekende d
Bsten bewijst bij de kennismaking met den de,nker, beter misschien zelfs
dan de hierboven genoemde Moderne Probleme.
In deze jongste zijner uitgaven heeft von Hartmann twaalf artikelen
bij elkaar gegroepeerd, waarmee hij in den laatsten tijd enkele week- efa
maandbladen had verrijkt en het Vorwort, waarmee hij ze inleidt,'tracht
het verwijt van bitterheid, dat hij verwacht, reeds vooraf te ontzenuwen
door mededeeling dat geen zucht naar strijd over meeningaverschillen hem
dreef tot verzet tegen zoo mancherleïmoderne Irrthümer, maarde diep
gevoelde behoefte, om de stem der bedaarde, doordachte kritiek' tédoen
hooren en een ongeschokt vertrouwen in de zegevierende kracht dei?
onopgesierde waarheid. Dat hij zijne vijanden slechts in aantal zal zien
toenemen, hij weet het, maar vreest die gevolgen niet. als zijn -geschrif
ten slechts daarbij eenen kring van lezers aantreffen, die te midden van
het rumoer der luidkliukende partijstemmen, het eene verademing vinden
te luisteren naar de tonen van den nuchteren waar heidszin. Mocht iemand
ze to eenvoudig achten of den schrijver verwijten algemeen bekende waar
heden, te berde te brengen, hij bedenke, dat, waar de tijdstroom in ver
keerde richting leidt, elke dam zijn nut aanbrengt en dat het .populair
behandelen van vragen des tijds alt.ijd een den wijsgeer waardige arbeid
blijft.
In don eenvoudigen, klaren stijl, dien wij bij dezen schrijver zoozeer
bewonderen, omdat de duitsche philosoplien ons op dat punt niet verwen
nen, geven deze artikelen alle wenr blijk van von Hartmann's uitgebreide
kennis en zijn bij uitstek logischen gedachtengang. De groote.menigte
zijner geschriften getuigen van zijn groote vlijt en intense werkkracht,
moeten oiis echter niet doen vergeten, dat hier een man tot ons spreekt,
die mogelijk nog enkele hoogten van hot vrije denken niet heeft bestegen,
wiens stelsel wijzigingen zal moeten ondergaan, tegelijk met de levens
ervaring van den nu nog pas drie-enveertigjarigen geleerde. Zijn toon
zou die waarheid kunnen doen vergeten, want in deze betoogén is h'ij
bijna al te koel beschouwend. Nooit verwisselt de schrijver de deftige
toga van den denker voor het losse bevallige gewaad van den enthousiast
en dit deed ons in den aanvang beweren, dat men voorzeker dopr. de
lezing zijner hoofdwerken een beteren totaalindruk van deze persoonlijk
heid krijgt.
Niettemin blijft de algemeene verspreiding dezer groep van betoogén
ten zeerste gewenscht; zij vormen elk een op zich zelf staand geheel, dat
altijd een beroep doet op ons gezond verstand en ons kalm, niet'over
spannen oordcel. Daarom telkens waarschuwingen togen overdrijving. '
Von Hartmann's klare, doordringende blik speurt naar waarheid, naar
haar alleen, ea wendt zich af van de zoogenaamde consequenties en be
sluiten a posteriori of a fortiori.
.?Plantaardig voedsel,'1 zegt h'ij in zijn artikel Was solleniv\r essen? j,is
het meest geschikt voor ons mcnschen, als wij letten op de inrichting yan
ons gebit, waarvan maar 1/3 deel bepaald, voor het vermalen van vleesch is be
stemd." Toch gaat hij daarom niet met de vegetariërs mee, die in dezen dep
weg der overdrijving volgen. In do gematigde luchtstreek zijn de menschen in
dezen op den goeden middelweg, nu zij instinctmatig hun dageKjksdh
voedsel meerendeels uit het plantenrijk kiezen, maar wijselijk zorgen het
te doen afwisselen met wat het dierenrijk levert. Dat zij daarbij de grens
van het l/S overschrijden, wordt voldoende .gemotiveerd, doordien ,onze
gewone maaltanden zeer voldoende zijn voor de vermaling van gekookt
en gebraden vleesch. Het eigenaardig verschil tusschen vleeschkost ,en
plantenvoedsel, waardoor het organisme van het eerste een grooter procent
gehalte aan chemische stoffen opneemt met minder verbruik van kracht,
vindt eene doelmatige toepassing in het feit, dat oude menschen met hun
zwakker verteringsvermogen verlangen naar een overwicht, -aan vloesph
bij liua dagelijkschen kost, waartegen de jeugdige trek naar ooft en groenten
sterk afsteekt. Het geveu en nemen der vegetariërs, die al schikkend en
plooiend zich eieren noch melk ontzeggen en in boter, en kaas als gewone
stervelingen behagen scheppen, wordt sterk door den schrijver veroordeeld,
vooral omdat, als humaniteitsredenen worden aangevoerd, ook delevenijie
plant op eerbiediging aanspraak zou hebben en men zich met halfvergaan
loof en afgestorven paddestoelen moest tevreden stellen, ten einde geen
leveDskiemcn te vernietigen.
De ziekelijke overdrijving, waar de dierenbescherming en de vivisectie
aan de. orde zijn, acht von H. niet minder een modern probleem en stellig
heeft hij gelijk, als hij de dierenvergoding laakt, die dieren gesft, wat
aan menschen wordt onthouden, en die er niet minder wreed om is, al
kun geen bepaald individu rechtstreeks als daardoor lijdend worden aan
gewezen. Onder de regulatoren, die de getalsverhouding eener soort