Historisch Archief 1877-1940
No. 438
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
EEN DUÏTSCHE ZOLA. - OSCAR WELTEN.
overigens Pat-ijsche nOtiveantés in costüutn, beeldende Imnst en
drama, zich bijna telegraphisch naar Berhjn en Weenen overplanten, heeft
het «ülang geduurd, eer het naturalisme van Zola er navolgers vond.
frassommoir is vertaald in aequivaleerend Berlijnsch; of dit niet
PotEottille ook reeds geschiedde, weet ik niet te zeggen, maar navolgers
heeft da geschiedschrijver der familie Rougon?Maoquart er lang gemist.
Sedert eenige maanden is er te Berlijn een schrijver opgetreden, die
Sich naturalist noemt en in de voorreden van zijn twee bundels novellen,
evenals de Frauschen naturalisten, zich iets op eene zoogenoemd
weteugchappeiykömethode laat voorstaan. Het is een Lemberger, Georg Dorezal,
die tegen naturalistische methode onder een pseudoniem, Oscar Weiten,
is opgetreden. Behalve zijne twee bundels novellen, met wetenschappelijke
inleiding;, heeft hij ook eene oorlogsverklaring tegen de leesbibliotheken
doen Verschijnen, waarin hij hun verwijt, aan het honorarium der auteurs
afbreuk te doan, en hun dientengevolge zyn besluit mededeelt, aan houders
va!» leesbibliotheken zijne werken slechts tegen verhoogden prijs te
verköOpen. De2e zorg voor het debiet, gevolgd bij de tekst zijner twee
bundels novellen Nicht fut' Kinder.' en Buch der Unscliuld doen het
vermoeden rijzen, dat zijne wetenschap niet vrij is van speculeeren op
ongezonde nieuwsgierigheid eene in het genre der pornographische en
pikante" lectuur.
De inhoud van zijne twee bundels wettigt dat vermoeden. Weiten heeft
wel eenige trekken met Zola gemeen; het veronachtzamen der intrigue
ten gunste der beschrijving, het bij voorkeur zoeken zijner onderwerpen
in kringen waar de lezer liever niet verwijlt; maar hij mist juist dat wat
Zola's methode eeoig recht geeft zich wetenschap te noemen: het zoeken
van het juiste woord; het.schilderende détail, het geacheveerde en defini
tieve. Oscar Weiten ia slordig als een penny-a-lincr; banale beelden en
oude romanphrasen vindt men telkens bij hem, maar hij mengt ze met
uitdrukkingen en bijzonderheden, die men, nog meer dan bij Zola, bij
Huysman*, Vast-Ricouard en Camille Lemonnier vindt.
Eenige woorden over den inhoud der acht novellen, welke zijne twee
tmrtdels vormen, zullen doen zien, hoe weini* zij het cachet van een
meester dragen. De eerste novelle, Monsieur En-passant, behandelt de
geschiedenis van een schilder, die, na den dood zijner jonge vrouw,
besloot niet meer te trouwen, maar toch een echte Don Juan werd. Hjj
maakt kennis met eene gravin die de twee schilderyen, door hem ter
gedftchtonir van zyn ongeluk geschilderd, heeft gekocht. Het eene stelt
een ooievaar voor, die aas zoekt voor zijn wijfje op het nest; bet andere
den zelfden* ooievaar met droevigen kop en slappe vleugels eenzaam opeen
verkoolde dakspar zittend, met een dood palinkje in zijn snavel. De gravin
is verliefd op deze twee schilderijen, wordt het weldra evenzeer op deii
schilder en ofschoon beiden wisten dat het slechts omeene voorbijgaande
liaison te doen was, trouwen zij toch tenslotte, Het gegeven is niet on
aardig, en vatbaar Voor geestige behandeling; Welten heeft er echter een
dorre, zeer vervelende uiteenzetting met honderd détails van gemaakt,
die den paradox niet redt.
Eine Nacht gefangen is de geschiedenis van een jong meisje, dat ge
dwongen wordt haren minnaar een nacht op hare kamer gastvrijheid
te geven, zich daardoor te schande gemaakt acht en alleen door het
hnwelyk hare rast herkrijgt; eigenlijk een vaudeville-onderwerp, hier au
traglque opgevat, in bijzonderheden die tüsschen naturalisme en
pornographie het midden houden, verteld, en er vooral niet kiescher op gemaakt
door de omstandigheid, dat de jonggetrouwde het verhaal opeenjoligen
punch-avond aan een heerengezelschap doet.
Junge Uünde vertelt den indruk dien de vermeerdering van het gezin
van een lievelingshondje op eene jonge vrouw maakt: dit in bijzonder
heden! Zerbrochene Glüser is het verhaal, door een jonge' vrouw in
een spoorwegeoupéaan een toevallig reisgezel gedaan, hoe zij haren man
voor eene stoutheid, vóór het huwelijk begaan, na het huwelijk gestraft
heeft; Die Stubengenossen, hoe een student, die eene declaratie aan eene
actrice zou doen, zich door een glas absinth zoekt moed te geven, maar
door het gerommel van den drank in zijne maag al den indruk zijner
declaratie zag verstoren. Het verhaal, hoogstens voor een anecdote van
ns bladzijde in een humoristisch blad van lagen rang geschikt, is op
psendo-medische wijze uitgesponnen tot eene geheele novelle over 's
jongmans ingewanden en zielsangst.
De novellen van den tweeden bundel, Das Buch der Unschuld, zijn
niet belangrijker. De eerste novelle vertelt hoe de onschuld, die naar
Weeneh ging om Kerstgeschenken te koopen, door een neef, den
lichtzinnigen baron van alle oude romans, in het nauw gebracht wordt en
hem ontkomt door in- een voorbijsnellenden trein te springen. Die
Apfclsinenprobe is zuiver pikante lectuur". Een deugdzaam meisje, dat
een chinaasappel koopt, wordt door een schilder gezien, die haar mede
deelt, dat het zijn innigste wensen, is, haar den chinaasappel te zien
opeteu. Zij ziet hierin geen kwaad, neemt hem mede naar hare kamer,
en laat hem beloven, dat hij zich jegens haar niet meer veroorloven zal
dan jegenS defi chinaasappel. Op de kamer gekomen, beschouwt hij aan
dachtig hözij den chinaasappel opeet; daarna maakt hij zich gereed
hare broche los te maken ... Lis'a herinnert hem aan zijne belofte....
Gij hebt den chinaasappel toch ook geschild!' zegt de schilder....
Dit zijn dan de naturalistisch, physisch-psychologische studiën, die
wstsnschap en beschaving moeten vooruithelpen, gelijk Oscar Welten op
hoogan toon verklaart. Een aantal der schetsen zou aan Ernest Feydeau
en Paul ds Koek herinneren, indien Georg Dolezal in plaats van einde
loos langdradig te zijn, iets van hun vroolijke opgewektheid bezat.
Wanneer men hem met de Fransche naturalisten vergelijkt, bevindt
Jnen, dat hij van Flaubert het strenge en juiste oordeel, het langgezochte
en eindelijk gevonden woord mist, van Zola de rijke frissche natuurbe
schouwing, van Daudet de bekoorlijkheid, van de Goncourt de wetenschap
van bibelot en kunst, van Guy de Maupaesant de levendige trefi'enda
intrige. Alleen het durven gebruiken van woorden, die de letterkunde
tot heden niet kende, het durven schilderen van toestanden, die de goede
smaak tot neden verbood, beeft hij met hen gemeen, en waai1 de gföoteren
ouder hen door virtuositeit en een zekere kracht van overtuiging indruk
maakten, is by Oscar Weiten het streven verdacht en het middel onvoldoende.
Zijne heldinnen zou men niet alleen niet in de familie weuschen, men
kan zich nauwelyks voorstellen dat zij in eenige familie bestaan; terwijl
Zola's heldinnen ons ergeren, maar geloofwaardig schijnen, hebben Welten's
jonge meisjes een naioveteit en onbehoorlijkheid tegelijk, die nergens thuis
behoort. Twee vriendinnen besluiten eens op straat een vroolijk praatje
met de geestige opmerking:
Nu moet ik verder Lize, ik krijg het reeds koud in de kuiten."
En dat beteekent iets bij u, Ella."
De meening \an een deel der Duitsche pers en van Oscar Welten zelf,
dat in die werken inderdaad aan het stichten eener school, aan het vin
den van nieuwe paden moet gedacht worden, ontmoet in een ander deel
sltichts.een ongeloovig hoofdschudden. Theodor Zolling noemt hei Nicht
für Kinder, ook nicht für Ervvachsene" en het Buch der Unschuld het
Buch der Langeweile".
Scaramouche XXXVI.
EEN BEELD VAN 'T VERLEDEN.
't Was achttienhonderd twee en tachtig. Onverhoord
Bleef 't smeekgebed van heinde en verre. Koof en moord
Bracht Isrels nageslacht tot wanhoop! Onverdroten
Woedt de vervolging voort, uit rassenhaat ontsproten.
Vergeefs wendt zich heel de aard vol hoop tot Rusland's vorst!
Vergeefs weerklinkt een kreet van afschuw, bij dien dorst
Naar bloed, door 't waereldrond! De jammerkreet van smart»
Bereikt wel 's Keizers oor, helaas, niet 's Keizers harte!
't Gemeen spaart oud noch jong, eerbiedigt vrouw noch maagd;
Het boet zijn duiv'lenlust; het wentelt onversaagd
Zich in 't onschuldig bloed, voor 't alziende oog des Hoeren,
En traan noch beêvermag het moordend staal te keeren!
Nog bleef een schaam'le hut voor 't woest geweld gespaard.
Een grijsaard toefde er met zijn een'gen schat op aard:
Zijn kind; een beeldschoon meisje, een bloempje, nauw ontloken.
't Lieftallig kopje lag aan vaders borst gedoken;
Heur blik dwaalde onbestemd door de enge ruimte heen,
Als daagde er voor haar oog een beeld Van 't zoet verleen,
Toen zij, door moeders arm vol teederheid omvangen,
Aandachtig luisterde naar vaders vrome zangen.
O, zaal'ge erinnering! O, lang vervlogen tijd!
Hoe vroolijk blonk het licht, aan 't Sabbaths-feest gewijd!
Wat straalde moeders oog van rein geluk en vrede!
Hoe liefdevol 't geheel! Hoe innig vaders bede!
En thans!... 't Was Sabbath, maar geen vroolijk licht verspreidt
Een heldren, milden glans. Geen moederarm bereidt
IIenr hoofdje een zachten steun. Geen Sabbaths-rust; geen psalmen,
Die uit het diepst der ziel thans door 't vertrek weergalmen.
Een schaamle hut dient hiin tot toevluchtsoord; hun huis,
SmdS ang verlaten reeds, ten prooi van 't woest gespuis;
Al wat hun dierbaar was, geroofd, of prijsgegeven
Aan 't alvernielend vuur!... Hoe lang nog bhjft hun leven,
Hoe lang blijft de eer der maagd voor 't ruw geweld gespaard ?
't Is somber in het brein des ouden. Zwijgend staart
De grijsaard op zijn schat, en 't zorgvol vaderharte
Bekruipt een voorgevoel van gruwelijke smarte.
Hij telt zijn leven niet, dat dra ten einde spoedt,
Maar denkt aan Léa slechts, zijn kind, zijn hartebloed.
Het meisje look allengs het oog, en droomde een zoeten,
Een zaalgen droom: zij zag haar moeder lieflijk groeten,
Zij zag haar wenken, en zeer zacht klonk moeders stem:
Kom tot den Hetnelheer, mjjn dierbaar kind! Bij Hem
Heerscht zaligheid en^vreê; bij Hem is niets te vreezen!"
Het heerlijk, lieflijk beeld, voor Vgeestesoog verrezea,
Verdween eensklaps in 't niet; de zoete droom vlood heen,...
Van verre klinkt gerucht van stemmen woest doorén!
't Komt naderbij, en driugt weldra in 's grijsaards ooren!
Hij ademt nauw... nog wil hij Léa's rust niet storen,
En als h\j nog een wijl zijn doodsangst overwint,
Weergalmt een stem: Hier toeft dat schoone Jodenkind l"
In wanhoop klemt zich 't meisje aanraders borst, en beiden
Besluiten zwijgend zich tot sterven te bereiden.
Woest ijlt de bende toe, en hevig beukt ze en dringt ....
Een wijl slechts biedt het slot haar weerstand . . . Daar ontwringt
Een forsche hand de deur aan haar vermolmde pinnen,
En wild en tierend stuift de bonte hoop naar binnen!
Een krijgsman gaat. hoi) voor; zijn oog verraadt den dorst
Naar wellust! .... Rauw ontsnapt een kreet aan Léa's borst,
Als 't monster haar omvat! Vergeefsch is vaders pogen
Tot keering van 't geweld; 't rot kent geen mededoogen!
Hij strijdt, hij bidt en smeekt.... hei laat de beulen koud!
Hij biedt zijn leven aan, hij biedt zijn laatst stuk goud. . . .
De krijgsman spot: Geef 't hier; men mocht het u ontstelen!
Daar mannen l'' lacht, hij woest, ge kunt dat goud verdeelen;
Zijn dochter is niijn buit!"
De grijsaard drukt met kracht
Zijn kind aan 't hart, en zij ... zij gist wat lot haar wacht;