Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No, 439
lende punten rlo Cnljranrsche svens overtrokken, zija met groole
snelheid en aanvankelijk overal zegevierend in hut hart van Bul
garije doorgedrongen. De noordelijke legerafdeeling, die tegen
\Viddin opereert, heeft bij Adilei (Koela) den vijand overwonnen;
de afdeeling van de Mischawa heelt de uiterst belangrijke positie
van Dragoman, het hoogste punt van den bergpas tusschen de
Bulgaarsche grens en Sofia, zonder groote verliezen genomen. Van~
daar daalde het langs de berghelling af naar de hoogvlakte, waarop
de Bulgaarsche hoofdstad gelegen is. Slivnitza, dat 28 kilometer
van de hoofdstad verwijderd ligt en waar een groot deel der Bul
gaarsche strijdkrachten zich heelt geconcentreerd, is thans het be
langrijke punt, met welks behoud dat van Sofia ten nauwste
samenhangt. Reeds eenige dagen wordt hier met afwisselend ge
luk gestreden; bij het sluiten van dit overzicht was de beslissende
slag nog niet geleverd.
Zal het gelukken den oorlog tot de Balkan-landen te loca
seeren? Waarschijnlijk niet. In de tegenstrijdige belangen van Oos
tenrijk en Rusland dreigt op het oogenbik eon ernstig gevaar.
De Servisch-Bulgaarsche krijg stelt de goede verstandhouding
der beide genoemde mogendheden op eene zware, wellicht al te
zware proef. Te St.-Pelersburg is men vertoornd op vorst Alexander,
omdat hij er naar streeft zijn land aan den Russischen invloed
te onttrekken; deze toorn geldt echter uitsluitend den persoon
des vorsten, niet diens onderdanen, die in elk geval op de bescher
ming van Rusland kunnen blijven rekenen.
Serviëechter is de vriend en bondgenoot van Oostenrijk, en
Oostenrijk heeft er het grootste belang bij, dat zijn Servische
protégézegevierend en versterkt uit den tegenwoordigen veldtocht
te voorschijn treedt, evenals Rusland wenschen moet, de Bulgaren
te zien overwinnen. Het gevaar voor verwikkelingen tusschen de
groote mogendheden zal derhalve dan alleen zijn of te wenden,
wanneer de vriendschappelijke verhouding tusschen .Rusland en
Oostenrijk sterker blijkt te zijn, dan de tegenstrijdigheid hunner
belangen in het Oosten, eene tegenstrijdigheid, die door het ge
beurde der jongste dagen op zoo noodlottige wijze is verscherpt.
BINBTENLAND.
De heeren W. van Dedem en Keuchenius gingen eendrachtiglijk samen
om den post voor pensioenen en onderstanden aan iulaiulsclie amLteiia»
ree of hnn betrekkingeu te verhoogden.
Of da Gouvcrneur-Ureneraal en de Minister van Koloniën het al Met
: f 25000 minder meenden te ktinnan doan, de twee afgevaardigden wilden
absoluut meer geven.
't Was maar om, als de Gouverneur-(jen°raal tot inkeer kwam, van
den ruilden geest der Kamer te doen blijken.
Zoo overdreven mild wilde echter de Kamer zich niet toonen. Zij
vertfietp het amendement.
Men moest in Indie eens gaan gelooven dat 't er op f 25000 iu Neder
land niet aankomt!
Het moet erkend worden dat de Minister van Koloniën zich dapper
beeft geweerd.
Hg was steeds op de hoogte, soms scherp en dikwerf bitter ironisch!
Maar hy had ook zwakke oogenblikken.
Zwak was 't bijv., toen hij, eerst de kwartierberichten en particuliere
mededeelingen uit Indiëwrakende, tegenover een beroep op do cijfers van
ft koloniaal verslag verklaarde: dat hij die ook niet gaarne zou bezweren.
" Op welke gegevens moet de Kamer dan wél afgaan ?
Je kent de natuur van een ding niet dwingen; je fcenihet wel dwingen,
naar dwingen en dwingen is twee, en als je een ding dwingt dat niet
gedwongen wil wezen, wat heb je dan? dan plaag je je zelven."
Aan die woorden van Berend uit de Familie Kegge" van Hildebrand
herinnerde de haer Keuchenius.
En hij leverde ook het bewijs.
Men wilde hem, in dezelfde zittitig, te 4 uur dwingen om over dea ge
neeskundigen dienst te spreken.
Hij wilde den volgenden dag praten.
Men dwong hem. Hij sprak, natuurlijk over de vaccinatie en da
cyphilis.
Het doel van dien dwang was dit niet te hooren en.... hij vatte het
votum tot dwang op in dien zin, dat de Kamer hem gaarne hoorde.
Wat had de Kamer ?
Ze plaagde zich zelve.'!
Op voorstel van den heer Cremer werd de ? 15.000 subsidie aan het
Aardrijkskundig genootschap voor de wetenschappelijke espeditie naar
Nieuw-Guinea geschrapt.
Niet uit vrees voor de politieke gevolgen, maar omdat het een zaak
gold van particulier initiatief.
Op voorstel van den heer Eoè'll werd het subsidie van f 15000 voor
het immigratie-asyJ te Meran verwijderd.
Niet omdat men de schoone gedachte van den heer Cremer niet waar
deerde om voor den zieken of hulpbehoevenden arbeider in Deli te zor
gen, maar wijl het ook hier een zaak van particulier initiatief moest
blijven.
Leer om leer.
Geen expansie, eer concentratie." .
Dat moest onze koloniaal-politieke gedragslijn wezen, meende de heer Mees.
Ook de heer Oorver Hooft achtte ons niet bij machte een dergelijk Rijk
als Indiënaar behooren te regceren.
Zoo redeneert men in de Nederlandsche Tweede Kamer, luid genoeg
om het te Berlijn te laten hooren.
Maar laat men het eens in Indiëdurven zeggen, waar men vr« wat
beter tot oordeelen bevoegd ia.
Dan hangt u art. 5 van de drukpersverordening als het zwaard van
Damooles boven het hoofd.
JËn toch is er in Nederland en Indiëeen en dezelfde waarheid!
Heldt te Sneek rekozan! Hij had eenige honderden stemmen meer daa
zijn gespikkelde" trgeacandidaat.
Het is een feit van beteckenis: onder ons tegenwoordig kiesrecht een
werkman tot kamerlid gekozen.
Wel een bewijs van het diep besef der kiezers dat het tijd wordt ook
den vierden stand een stem in 't kapittel te geven.
Welke conclusiën zal men er bij de nieuwe regeling van het kiesrecht
nit trekken'?
Misschien wel deze dat nu voor de verzekering der rechten van
den werkman, het liberale Nederland geen stemrecht noodig heeft waarin
de arbeider zelf zijn vertegenwoordigers kiest.
We hooren de logische gevoltrekking al.
WARME KADETJES.
Een Zaterdagavond-Praatje.
Noch einmai satteit jnir den Hippogryphen, Ihv Mnsen,
Zum Hitt in's alte romantische Land!
Wie lisblich um m^incn entfeeselten Buien
Der holde Wahüsion epielr,
Wie l au d: Oberoa."
Wat weelde grijpt mij aan, wat zoete zinsverrukking,
Isu 'k naar het cijfer tuur dat 'k straks heb neergezet!
Ik schrijf', o heuehelijk feit! spijt grijsheids bittere drukking,
In dit gezegend uur, mijn honderdste Kadtt!
Zou 'k dat in proza doen? Zou 'k dorre en koude woorden
Doen galmen in deez' stond, die mij verheft en sticht?
Neen! Zangster, leen me uw harp en leen me uw harp-accoorden
En leen me ook, op decz' dag, een trotsch en statig dicht!
Ha, 'k voeg mijzelven toe: Aquarius, wat let je?
Schrijf voor dit feestgetij een zangerig Kadetje!"
Helaas! 'k Ben geen poëet en over 't verzen rijmen
Heb ik ach, tot mijn spijt, nooit bijster veel gedacht;
'k Moet passen voor en na en wenden, draaien, lijmen)..,.
Slechts in de kunstkritiek heb ik het ver gebracht!
Vergeef het, lezer dus, als voeten soms mankeeren,
En als een enkel rijm misplaatst is of verkracht,
Dra komt de Sinterklaas, dan kunt gij savoureeren
Aan beter poëzie; ('k verwacht toch gansch een vracht!)
Gebreken in de maat, in rijmen en in voeten,
Zult ge u, op dezen dag, helaas getroosten moeten.
O galm mijn gangster, juich, bezing in kloeke woorden,
In de allereerste plaats de heerlijke Amstelstad!
Hoe heeft men snood haar schoon, haar glorie willen moorden,
Wat heeft zij, arme maagd, te lijden niet gehad!
Heeft men haar fraaiste sluis niet gruwelijk neer zien donderen?
Heeft men haar grachteiital niet snood gedecimeerd?
Is niet een tramway-net een van haar zotste wonderen?
la zij niet nagenoeg gansch op den kop gekeerd?
Toch bleef zij schoon en groot, en, waarheid .dient gehuldigd ?
Dat's voor een machtig deel ook aan mijn pen verschuldigd.
Gij Amsterdammers, kloek en waardig, frisch en wakker,
Komt, in de tweede plaats, in 't feestlied aan de beurt;
U brengt Aquarius, de Zaterdagsche bakker,
Een heil- en ssegewensch, diep uit het hart gescheurd!
(Dit scheuren" klinkt wat gek, maar Geysbeek laat me stikken,
En 'k laat het dus maar staan.) O, burgers, vriendenheir,
Nooit mopperig, steeds tevreên, zelfs ais de dienders tikken,
Waar vindt men, in Euro op! wel uws gelijken weer?
Ik steek in dit gedicht, al is 't geen Kloos-sonnetje,
Luidruchtig en met zwier, voor u het loftrompetje t
Het hoog en achtbaar corps van B. en W. vergeten ?
O, neen, dat doe ik niet, dat zoude ondankbaar zijn!
Hoe vaak als 'k peinsde en dacht en droevig zat te zweetea,
Gaf het kadetten stof, bevrijdde 't mij uit pijn!
Hoe heeft dat mannental niet steeds en te allen tijde,
Veel grootsch en goeds en schoons en luisterrijks ge wrocht J
Heeft het niet dempingszin steeds weten te verbreiden ?
Heeft het het beursprobleem niet razend ver gebrocht?
(Daar ifc 'k weer met ..gcbrodit", maar lezer-lief, 'k beaweer je>
'k Merk 't op mijn ouden dag, het rijmen dat verleer je!)