De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 22 november pagina 4

22 november 1885 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 439 t. f. s l*; t!' r fliggen om uit te. rusten van hun vermoeienissen, die reeds pm negen of tien nren in den ochtend een aanvang hebben genomen; ik zon wel tien Tellen drnks kunnen leveren over de Haagsche politie en hare onvolprezen humaniteit ten opzichte van zwakke medeburgers, die zooveel steun in de vergunning" hebben gezocht, dat het rechtuit gaan hun moeilijk is ge worden. En dan, mijnheer, is en blijft de Haagsche chic een onuitputtelijke bron voor wijsgeerige bespiegelingen. Zoo ziet ge, dat het de overvloed van stof is, die me eigenlijk in den weg zit; daarbij komt dat ik het voorreqht heb, van-daag jarig te zijn en, ziet u, dat stemt me te feestelijk om kalm en geregeld te denken. Ik weet niet hoe gij er over oordeelt, maar ik vind zoo'n verjaardag ontzettend plezierig. Van morgen vroeg reeds werd ik door acht armen tegelijk omhelsd. Lieve hemel, veel meer behoort er al niet toe om iemands hoofd hoe soliede ook, op hol te brengen. Ik ben niet gesteld op cadean's, dat veten mijn vrouw en dochters nu eenmaal, anders werd ik er onder begraven, dat staat vast; en deze overtuiging schenkt me een onuitsprekelijk genot. Verder zijn me de eer en het genoegen beschoren, al mijn vrienden en kennissen benevens die mijner vrouw en dochters, in mijn vrouws salon te mogen ontvangen. Een dikke twintig jaar geleden wierp ik een balletje op, om onze verjaardagen huiselijk onder ons te vieren; maar mijn lieve wederhelft, die met haar helderen blik de zaken veel beter inziet dan ik, wist me terstond aan 't verstand te brengen, dat zulk een viering erg ouderwetsch en.... burgerlijk was, en hoewel ik me toen verbeeldde zelf maar een gewoon burger te zijn, heeft ze mij cito cittisime van dien waan genezen. Ik gevoel me nu reeds langer dan twintig jaren, d. i. zoolang als ik 't geluk heb mevrouw Fasquino de mijne te mogen noemen, een vrjj voornaam heer, al pronk ik er niet mede; maar toch nog niet voornaam genoeg in de oogen van haar aan wie ik dat verrukkelijk gevoel van voornaamheid te danken heb. Je bent veel te nederig", zegt ze gedurig; met al die nederigheid kom je niet ver in de wereld, en vooral niet hier in den Haag." En als ik dan zeg: Wel, vrouwlief, ik ben zoo trotsch als een kalkoensche haan, namelijk op u en de knappe meisjes die ge mij geschonken hebt,'' dan haalt.z» ietwat minachtend do schouders op als wilde ze zeggen: Nu dat mankeerde er nog maar aan!" Maar, om op mijn verjaardag terug te komen. Waar was ik ook geble» ven ? O ja, bij de receptie. Nu, na de receptie is 't te laat om nog naar de sociëteit te gaan; daarom heb ik op dezen dag ook het voorrecht van thuis te mogen blijven. Dol-prettig zoo'n verjaardag! Waren we nu een voudig en dom genoeg, ons te verbeelden dat we burger-luidjes waren, dan hadden we allicht een huiselijk dineetje aangelegd met een glaasje wijn er bg, en zouden we 's avonds een allegaartje hebben gespeeld onder een glaasje punch, desnoods in gezelschap van een paar goede vrienden; maar wie, groote goden, werpt in den Haag zijn fatsoen zoo weg! Ik wal zoover gekomen met mijn opstel, toen mijn vrouw me kwam verwittigen dat het tijd was, me te kleeden voor de receptie. Ik heb dut gedaan en vervolgens heb ik helpen recepiëeren. Bij die gelegenheid heb ik een allergewichtigste ontdekking gedaan, die u evenzeer verrassen zal als ze mg verbaasd heeft. Zooals ik zei: sinds meer dan twintig jaren gevoel ik me, dank zij de wijze inzichten mijner vrouw, voornaam genoeg om voor geen gewoon Hagenaar onder te doen; maar ik wist niet dat ik van adel was, en dit schijnt werkelijk het geval te zijn. Ik vermoedde wel dat de Pasquino's veel hooger opklimmen in de oudheid dan tot mijn vermaarden naamgenoot te Rome, die maar schoenmaker was; maar van {tdeldom in de familie had ik nooit gehoord. Hoe me nu die adeldom is aangewaaid, weet ik waarlijk niet. Er zijn wel vriendelijke menschen die tegen een billijk honorarium, vooruit te betalen, aannemen om voor eerburgerman een adellijken voorvader nit zijn lang vergeten graf op te delven, hoewel de operatie niet altijd gelukt en de burgerman in dat geval zyn geld kwijt is, en zijn adellijken titel ergens kan opschreven waar niemand zal vragen hem te lezen; maar ik weet te goed dat ik de hulp van geen genealoog en heraldicus hoegenaamd heb ingeroepen. Toch ben ik van adel. Of is 't mogelijk, dat de papa van adellijke doch ters eenvoudig een roturier kan zijn ? Jawel: er zijn voorbeelden van in de Fransche en andere geschiedenissen; maar dat waren gevallen waarin, goddank, mijn meisjes niet verkeeren; ze zijn onbesproken en hebben geen titel van markiezin of hertogin noodig om haar oneer te bedekken. Maar ze zijn freule", mijnheer: Excuses du pen. En dat zgn ze zoo maar ineens geworden, bij resolutie van haar hoogwelgebo ren mama. Ik eou 't nog niet geweten hebben als ik niet op mijn heer lijke receptie een paar jongelui, die wel eens met de meisjes dansen, haar had hooren betitelen als freule." Ik hield me natuurlijk als wist ik van den prins geen kwaad, want ik heb eens en voor altijd afgeleerd om over iets in mijn omgeving mijn verwondering aan den dag te leg gen, zoodra er een vreemde bij is, want daar kan mijn vrouw volstrekt niet tegen. Maar na de receptie nam ik de gelegenheid waar, dat mijn vrouw alleen op haar slaapkamer was, om haar op vrij ironischen toon te vragen: wat me, van achteren gezien eigenlijk niet paste sinds wanneer onze meisjes in den adelstand waren verheven. 't Is waarachtig waar, menheer ik meende dat ik in den grond zonk onder den verpletterenden blik die mijn vrouw op me wierp. Ze heeft mooie oogen, dat zegt iedereen, en ik natuurlijk zeg 't met meer geest drift dan iemand anders, maar als ze u aankijkt met haar oeüflamboyant de colère, dan, mijnheer, kruipt ge in uw schulp al waart ge nog zoo'n krijgsheld. Wat bedoel-je?" vroeg ze droog als kurk. Wel," zei ik met een bedeesd glimlachje, ik hoorde die jongelui de meisjes als freule" aanspreken en ik... ik meende aan u te kunnen merken dat... dat ge niet van plan waart hen op hun dwaling opmerk zaam te maken." Welke dwaling?" vroeg mijn vrouw weer even droog1. Ze ztfn immers geen freule," zei ik vriendelijk laehsad. Zou-ja misschien willen," zei ILJJII vrouw uit de hoogte, dat de meisjes met het platte, gameene juffrouw" werden toegesproken i'' Wel voor den drommel", riep ik, tot mijn eigen verbazing uit mijn slof schietende, ze zijn immers niets anders als jufvrouw of juft'er, of mejuffer, hoe je wilt. En laat ik je eens iets zeggen, vrouwlief, als we een halve eeuw vroeger waren getrouwd wat moeilijk kon omdat we er toen nog niet waren zou je zelf geen mevrouw", maar wel jufvrouw Pasquino" zijn geweest. Zoo staan nu eigenlijk de zaken!" riep ik triomfantelijk uit. Ik geloof dat je niet wel bij 't hoofd bent, of te veel advocaat hebt gebruikt", zei mijn vrouw met een minachting die me ditmaal totaal uit het veld sloeg. Ik dacht, ik meende",.. stotterde ik. Nu ja, wat je meent en dacht komt, er volstrekt niet op aan", viel ze mij met fierheid in de rede. Onze meisjes zijn volstrekt niets minder dan die van den kolonel en die worden overa' freule genoemd, niet alleen in de winkels en magazijnen, maar zelfs in nuis door de dienstboden." Wat!" riep ik, door de dienstboden ook? Is de kerel gek ge wor den V Maar", liet ik er terstond op volgen; dat komt niet van hem, maar van zijn vrouw." Ik pakte me haastig weg om den storm te ontloopen, dien ik zajf aan komen en ik dacht: Wel, wel, die brave kullunnel die dood-prozaïsch Jansen heet en ik geloof te Ridderkerk of daar ergens in de buurt ge boren is. Laat die zijn dochters ook al freule noemen? Misschien ver beeldt bij zich ook wel van adel te zijn." De kolonel was niet op onze receptie geweest. Maar juist op het oogenblik dat ik aan tafel zoude gaan, bracht me de dienstbode een kaartje en ik las overluid: Monsieur et Madame Jansen de Ridderkerk." Eerst keek ik verbluft, maar toen, mijnheer, vergeef 't me, schoot ik in een schaterlach. En weet ge wat ik deed? Ik stopte 't kaartje stilletjes weg. Als mijn vrouw 't zag, was ze in staat kaartjes te laten drukken, waarop we voorkwamen als: Monsr et Madme Pasquino de ... Meerenberg," of zoo-iets, en ik heet toch maar dood-eenvoudig, zooals ik bij deze de eer heb me weder te onderteekenen: Pasquino. K U N S T. MEVROUW SOPHIE DE VRIES. «?U ia dus niet aau het tooneel? Neen, mijnheer. Hoe jammer! Jammer? Zeker, lief vrouwtje! Maar ik vraag u, mijnheer, hoe zou ik dat kunnen. Ik leef voor de modes, ik heb zelfs geen tijd om naar de komedie te gaan. Ge moet ook niet naar de komedie gaan om te elen, maar u te laten zien. Ge zijt een beeldje, en de kunst eischt schoone vormen. Ge loof me, als het publiek u ziet, zal het reeds door uwe verschijning met n ingenomen zijn. U vleit me. Een goed uiterlijk is toch niet voldoende, de kunst ig« hoofdzaak. Ik spreek het u niet tegen. Een goed uiterlijk is niet alles, maar toch veel. En ik zou geen kunstenaar moeten zijn als ik niet wist, dat men met een leelijk uiterlijk, maar begaafd met talent, alle zwaii^hiden kan overwinnen. U zou mij dus gaarne op hot tooneel zien om mijn uiterlijk. ??Zeker. Maar, als dat het eenige was zou ik u het voorstel niet gedaan hebben. Juist door uw praten heb ik gemerkt hoe veel geest en gratie in u verborgen is, hoe levendig en opgewekt ge zijt, hoe ge het schijnbaar doode weet te bezielen, hoe gul uw lach klinkt en hoe tinte lend uw levenslust is. Altemaal kenmerken, dat in u een kunstenares sluimert en dat ik verplicht ben u niet te verlaten zonder uw toestemming u aan het tooneel te verbinden. Ge zijt een geboren comédienne. Maar mijnheer, ik ben nooit op de planken geweest; ik Dat is niets vrouwtje. Ge bedoelt, ge hebt geen routine. Routine beteekent weinig, die komt met de jaren. Het werktuigelijke is bijzaak, geest hoofdzaak. En die hebt ge in ruime mate. Als ik het niet wist, zou ik denken dat u een Frangaise is en toch ge zijt een Hollandsche. Uw naam komt minstens honderdmaal in de adresboeken van iedere Hollandsche stad voor. - - Beste mijnheer, een vrouw moest geen vrouw zijn om niet gestreeld te zijn door vleierij. Voor uw woorden ben ik dus niet ongevoelig, maar, heusch, neen heusch, u moest van uw voornemen afzien. Neen, Mevrouwtje, dat nooit. Het bloed der Artevelde'a vloeit in mijn aderen. Ik weet dus van wanken nog wijken. Ik ga niet heen, voor u met uw poezele handje dit contract onderteekent. Maar mijnheer! Maar mevrouw! Moet het ?... Heb ik een toekomst ? Ik vraag het u op uw geweten af. Zeker. In Godsnaam! De pen krast over het papier en Mevrouw Sophie de Vries, die nooit gedroomd heeft aan het tooneel te komen, heeft zich verbonden aan het gezelschap van Valois te 's Gravenhage. Mooi zoo! Dat is verstandig. Maar u moet mij helpen, u moet mij leeren. Zeker, dat zal ik. Ik ben wel wat dik, maar ik zal u de magerste ingenue voorspelen, dat ge tranen met tuiten huilt. Dan ben ik gerust. ??Dus in den Haag zien we elkaar weer. Mevrouw, ik heb wel de eer! Mijnhrer! En de corpulente Victor Di-iessens gaat zegevierend als een overwinnaar naar de hofstad oui zijn directeur te melden, dat hij ern vondst" Leeft gedaan,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl