De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 29 november pagina 12

29 november 1885 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. So. 440 het, als gaven de henaelsche heirscharen uit de hoogte het ant woord; hun koor vereenigde zich met de plechtige tonen va het orgeJ. Al zachter, maar steeds reiner en schooner klonk het lied; hooger en hooger steeg het als tot een zee van licht; zijne laatste klanken stierven weg als eene gedachte, als een voorge voel van nog heerlijker zangen. Een storm van bij valsbetuigingen deed het groot gebouw daveren. Ileloin geloofde dat de groote oordeelsdag nu op handen was, waflt moeder Babette had hem verteld, dat die komen zoude met engelenzang en groot gedruisch; nu had hij dit immers beide gehoord. Hij sloot zijne oogen en toen hij ze weder opende, zag de vicomte hem met een schalksch vragenden blik aan; deze blik bracht hem tot de werkelijkheid terug. Hij zuchtte diep, want hij gevoelde zich zoo vreemd en zoo beklemd. »Hij die daar gespeeld heeft, heb ik tot uw leermeester uitge zocht" fluisterde de vicomte, en bukte zich tot zijn beschermeling om het hem zacht te kunnen zeggen, neder. Deze zag hem aan alsof hij zijne woorden niet verstond, maar plotseling verhelderde een glans van blijdschap het fraai gelaat van den knaap; snikkende viel hij voor zijnen weldoener op de knieën en bedekte diens banden met kussen. De jonge man werd er verlegen mede: «Gedraag je toch niet zoo onbehoorlijk! Zie je niet hoe ze allen naar ons zien? Als je zoo-doet zal ik genoodzaakt zijn je naar huis te brengen en dan krijg je van avond niets meer te hooren,'' zeide hij knorrig. Deze bedreiging werkte en gedurende den verderen afloop van hec concert was op Heloin's gedrag niets meer aan te merken. Heloin d'Auglara was toen twaalf jaar. IV, De vicomte hield woord. Hij liet Heloin bij een beschaafd gezin ala&oommensaal wonen en gaf hem de beste meesters. Hij zelf ging weder op reis, want hij was een dier onrustige wezens, die overal door hun eigen schaduw vervolgd worden en bij voortdpring trachten dit opgedrongen gezelschap te ontvlieden. -"Voor Heloin volgden thans jaren van ingespannen studie, maar ook^tao- schitterenden vooruitgang. Zijn beschermer zorgde ruim voor zijn onderhoud en liet zich ook trouw op de hoogte zijner vorderingen houden, maar hij bleef altijd door in verre landen, na i» Schotland, dan in Egypte, dan weer ergens anders. Daar kwam op eens bericht, dat de jonge vicomte plotseling te Rome overleden was, zonder vooraf bij testament eenige beschikking 4en gunste van zijn beschermeling te hebben gemaakt. Men gaf aan Heloin te verstaan, dat men in de wereld niets voor niet-met-al krijgen kan. Heloin gevoelde zich gekwetst en weinige dagen daarna verdween hij, als zijn eenig eigendom eene uitstekende viool medenemende, en met een zorgeloos hart vol jeugdigen moed en blijde hoop bovendien. Niet met overvloedige bagage bezwaard, ging hij met veerkrachligen stap den breeden straatweg op. Over de toekomst dacht hij weinig, het dal was verrukkelijk, de morgenlucht frisch en hij stapte vlug verder, in het genot van een heerlijk gevoel van vrijheid en onafhankelijkheid. Toen hij eenige uren geloopen had scheen de zon wel wat al te warm, de weg duurde ontzettend lang en de hoop op..?, maar dat kwam er niet op aan. Ginds in het dal lag eene villa, die er, te midden der donkere boomen, zeer uitlokkend uitzag. Het pad, berg-af, was gemakkelijk en spoedig stapte onze held den met kiezelzand bestrooiden, pas geharkten weg op, die naar het heerenhuis leidde. Van het terras hoorde hij vroolijke, jeugdige stemmen klinken. Hij bleef slaan, zette zijne viool tegen de kin, maar door een gevoel van verle genheid aangegrepen, liet hij haar weder zakken. »Komaan!" zeide hij nu en richtte zijnen blik naar de door de zon vergulde boomtoppen, >ik ben een vagebond en ik moet toch ook eten." Dit werd het motief voor zijne phantasie. Vroolijk en schalksch joegen de tonen elkander, dan zich in enkele vriendelijke accoorden vereenigende, dan weder vluchtend, in den vorm van spelende melodieën. Wat hinderde het dat een toon van weemoed door alles heen vernomen werd; bestaat er toch wel vreugde die geen smart bedekt? Toen hij eindigde klonk luide toejuiching van het terras. Weder overviel hem zijne blooheid en hij slond juist op het punt stil weg ie sluipen, toen hij zich door de vriendelijke be woners van het landgoed omringd zag. Vragen en antwoord volgden eUiaadfir sneKea oagedwoagen. Men was spoedig op de hoogte van des jongen kunstenaarslevensgeschiedenis en als een onverwachte, maar zeer welkome gast werd hij in iriomph naar binnen geleid. Hij bleef voluit veertien dagen, maar de »Wanderlust" en de zucht naar avonturen waren in zijn zestienjarig hart ontwaakt en van menigen vriendelijken brief van aanbeveling voorzien en be geleid door warme heilwenschen, begaf hij zich wederom op marsch. Achtereenvolgens doorkruiste hij een groot gedeelte van Italië, het zuidelijk Duitschland en Hongarije; als een troubadour uit de middeleeuwen trok hij van slot tot slot, overal gevierd en mei blijdschap ontvangen. Toen de winter aan deze tochten een einde maakte, werd Heloin door eenen impressario geëngageerd en met eenige uitnemende kunstenaars ondernam hij eene concertreis. Daarop volgde een jaar te Parijs, tot verdere ontwikkeling van zijn talent, en toen weder eene kunstreis met een nieuwen im pressario. In eene van Rusland's groote steden hoorde hij voor het eerst den naam van Pierre d'Auglars. Hij deed onderzoek en vernam, dat een Franschman van dien naam daar gewoond had; maar hij was verhuisd en men wist niet waarheen. Na verloop van een paar maanden scheidden Heloin en de im pressario en de eerste besloot zijnen vader op te zoeken. Slechts door ongeloofelijke volharding was het hem gelukt op het juiste spoor te komen; hij had dit gevolgd van stad tot stad, zonder moeite of kosten te ontzien, en thans was hij hier in de dorps herberg aangekomen en hoopte den anderen dag zijnen vader voor het eerst te zullen zien; toch had hij zooveel van hem hooren vertellen, dat hij dacht hem wel te zullen kennen. Hoe fier, hoe gelukkig wilde hij voor hem treden. Neen, zijn vader zou zich niet over hem behoeven te schamen; de oude deftige heer zoude zien, dat de pleegzoon der eenvoudige arbeidersvrouw, ook niet eens voor zoover het uiterlijke betrof, bij de fijnbeschaafde, verwende kinderen der weelde achterstond. De kaars brandde met een lange pit; het was kouder geworden om hem heen en, vermoeid van de reis, rolde Heloin zich in zijn plaid, wierp zich op het bed en lag weldra in den diepen» gerusten slaap der jeugd. V. Den volgenden morgen kleedde de jonge d'Auglars zich met bijzonder veel zorg aan en stapte in het rijtuig. De reis ging door een kale streek en over zeer lange straatwegen. Eindelijk had men het doel bereikt: een ouderwetsch Skanc's heerenhuis met een dak van roode tichelen en een spitsen toren. Heloin gaf zijn kaartje af en spoedig werd hij vriendelijk maar met duidelijke verwondering ontvangen. Hij vroeg naar monsieur Pierre d'Aaglars; men keek eerst een weinig verlegen maar ant woordde toch in tamelijk vloeiend fransch, dat de heer d'Auglars sedert een half jaar hier in huis onderwijzer in de fransche taal was. s Hij is mijn vader," zeide Heloin met iets onzekers in zijne stem; »mag ik u verzoeken hem mijne komst te melden?" Met nog meer verbazing dan straks, vertelde men hem dat de heer d'Auglars, toen men hem had gevraagd of die beroemde violist, die zijnen naam droeg, van zijne familis was, dit bepaald had ontkend. Heloin werd in een klein, elegant gemeubeld salon gelaten, waar men hem verzocht te wachten. Eenige minuten van ademlooze spanning volgden; toen hoorde hij waggelende voetstappen naderen en daar ging de deur open. Heloin's uitgebreide armen gleden weder langs zijne zijde. Tegen over hem stond een oude man met een rooden, glimmenden neus en doffe, niets-zeggende oogen. »Ik zoek den heer Pierre d'Auglars uit Marseille," stamelde Heloin. »Ja juist, die ben ik. Maar is het mogelijk? Men zegt mij daar, dat gij mijn zoon zijt en dat ge alleen herwaarts gekomen zijt om mij, ouden man, te bezoeken." Door deze gedachte aangedaan, droogde de oude zijne oogen met een blauwgeruiten, katoenen zakdoek. »Ja, die ben ik heusch," antwoordde Heloin, doch in stilte voegde hij er bij: »maar zijt gij het wel?" Zij namen nu plaats en onder menigvuldige bewijzen van ont roering van de zijde zijns vaders, moest de zoon zijne levensge schiedenis verhalen. (Skt volgtj.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl