Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
So. 440
het, als gaven de henaelsche heirscharen uit de hoogte het ant
woord; hun koor vereenigde zich met de plechtige tonen va
het orgeJ. Al zachter, maar steeds reiner en schooner klonk het
lied; hooger en hooger steeg het als tot een zee van licht; zijne
laatste klanken stierven weg als eene gedachte, als een voorge
voel van nog heerlijker zangen.
Een storm van bij valsbetuigingen deed het groot gebouw daveren.
Ileloin geloofde dat de groote oordeelsdag nu op handen was,
waflt moeder Babette had hem verteld, dat die komen zoude met
engelenzang en groot gedruisch; nu had hij dit immers beide
gehoord.
Hij sloot zijne oogen en toen hij ze weder opende, zag de
vicomte hem met een schalksch vragenden blik aan; deze blik
bracht hem tot de werkelijkheid terug. Hij zuchtte diep, want hij
gevoelde zich zoo vreemd en zoo beklemd.
»Hij die daar gespeeld heeft, heb ik tot uw leermeester uitge
zocht" fluisterde de vicomte, en bukte zich tot zijn beschermeling
om het hem zacht te kunnen zeggen, neder. Deze zag hem aan
alsof hij zijne woorden niet verstond, maar plotseling verhelderde
een glans van blijdschap het fraai gelaat van den knaap; snikkende
viel hij voor zijnen weldoener op de knieën en bedekte diens
banden met kussen.
De jonge man werd er verlegen mede: «Gedraag je toch niet
zoo onbehoorlijk! Zie je niet hoe ze allen naar ons zien? Als je
zoo-doet zal ik genoodzaakt zijn je naar huis te brengen en dan
krijg je van avond niets meer te hooren,'' zeide hij knorrig. Deze
bedreiging werkte en gedurende den verderen afloop van hec
concert was op Heloin's gedrag niets meer aan te merken.
Heloin d'Auglara was toen twaalf jaar.
IV,
De vicomte hield woord. Hij liet Heloin bij een beschaafd gezin
ala&oommensaal wonen en gaf hem de beste meesters. Hij zelf
ging weder op reis, want hij was een dier onrustige wezens, die
overal door hun eigen schaduw vervolgd worden en bij
voortdpring trachten dit opgedrongen gezelschap te ontvlieden.
-"Voor Heloin volgden thans jaren van ingespannen studie, maar
ook^tao- schitterenden vooruitgang. Zijn beschermer zorgde ruim
voor zijn onderhoud en liet zich ook trouw op de hoogte zijner
vorderingen houden, maar hij bleef altijd door in verre landen,
na i» Schotland, dan in Egypte, dan weer ergens anders. Daar
kwam op eens bericht, dat de jonge vicomte plotseling te Rome
overleden was, zonder vooraf bij testament eenige beschikking
4en gunste van zijn beschermeling te hebben gemaakt.
Men gaf aan Heloin te verstaan, dat men in de wereld niets
voor niet-met-al krijgen kan. Heloin gevoelde zich gekwetst en
weinige dagen daarna verdween hij, als zijn eenig eigendom eene
uitstekende viool medenemende, en met een zorgeloos hart vol
jeugdigen moed en blijde hoop bovendien.
Niet met overvloedige bagage bezwaard, ging hij met
veerkrachligen stap den breeden straatweg op. Over de toekomst dacht hij
weinig, het dal was verrukkelijk, de morgenlucht frisch en hij
stapte vlug verder, in het genot van een heerlijk gevoel van
vrijheid en onafhankelijkheid.
Toen hij eenige uren geloopen had scheen de zon wel wat al
te warm, de weg duurde ontzettend lang en de hoop op..?, maar
dat kwam er niet op aan.
Ginds in het dal lag eene villa, die er, te midden der donkere
boomen, zeer uitlokkend uitzag. Het pad, berg-af, was gemakkelijk
en spoedig stapte onze held den met kiezelzand bestrooiden, pas
geharkten weg op, die naar het heerenhuis leidde. Van het terras
hoorde hij vroolijke, jeugdige stemmen klinken. Hij bleef slaan,
zette zijne viool tegen de kin, maar door een gevoel van verle
genheid aangegrepen, liet hij haar weder zakken.
»Komaan!" zeide hij nu en richtte zijnen blik naar de door de
zon vergulde boomtoppen, >ik ben een vagebond en ik moet
toch ook eten."
Dit werd het motief voor zijne phantasie.
Vroolijk en schalksch joegen de tonen elkander, dan zich in
enkele vriendelijke accoorden vereenigende, dan weder vluchtend,
in den vorm van spelende melodieën. Wat hinderde het dat een
toon van weemoed door alles heen vernomen werd; bestaat er
toch wel vreugde die geen smart bedekt?
Toen hij eindigde klonk luide toejuiching van het terras.
Weder overviel hem zijne blooheid en hij slond juist op het
punt stil weg ie sluipen, toen hij zich door de vriendelijke be
woners van het landgoed omringd zag.
Vragen en antwoord volgden eUiaadfir sneKea oagedwoagen.
Men was spoedig op de hoogte van des jongen
kunstenaarslevensgeschiedenis en als een onverwachte, maar zeer welkome gast werd
hij in iriomph naar binnen geleid.
Hij bleef voluit veertien dagen, maar de »Wanderlust" en de
zucht naar avonturen waren in zijn zestienjarig hart ontwaakt en
van menigen vriendelijken brief van aanbeveling voorzien en be
geleid door warme heilwenschen, begaf hij zich wederom op marsch.
Achtereenvolgens doorkruiste hij een groot gedeelte van Italië,
het zuidelijk Duitschland en Hongarije; als een troubadour uit de
middeleeuwen trok hij van slot tot slot, overal gevierd en mei
blijdschap ontvangen. Toen de winter aan deze tochten een einde
maakte, werd Heloin door eenen impressario geëngageerd en met
eenige uitnemende kunstenaars ondernam hij eene concertreis.
Daarop volgde een jaar te Parijs, tot verdere ontwikkeling van
zijn talent, en toen weder eene kunstreis met een nieuwen im
pressario.
In eene van Rusland's groote steden hoorde hij voor het eerst
den naam van Pierre d'Auglars. Hij deed onderzoek en vernam,
dat een Franschman van dien naam daar gewoond had; maar hij
was verhuisd en men wist niet waarheen.
Na verloop van een paar maanden scheidden Heloin en de im
pressario en de eerste besloot zijnen vader op te zoeken. Slechts
door ongeloofelijke volharding was het hem gelukt op het juiste
spoor te komen; hij had dit gevolgd van stad tot stad, zonder
moeite of kosten te ontzien, en thans was hij hier in de dorps
herberg aangekomen en hoopte den anderen dag zijnen vader
voor het eerst te zullen zien; toch had hij zooveel van hem
hooren vertellen, dat hij dacht hem wel te zullen kennen. Hoe
fier, hoe gelukkig wilde hij voor hem treden. Neen, zijn vader
zou zich niet over hem behoeven te schamen; de oude deftige
heer zoude zien, dat de pleegzoon der eenvoudige arbeidersvrouw,
ook niet eens voor zoover het uiterlijke betrof, bij de
fijnbeschaafde, verwende kinderen der weelde achterstond.
De kaars brandde met een lange pit; het was kouder geworden
om hem heen en, vermoeid van de reis, rolde Heloin zich in zijn
plaid, wierp zich op het bed en lag weldra in den diepen»
gerusten slaap der jeugd.
V.
Den volgenden morgen kleedde de jonge d'Auglars zich met
bijzonder veel zorg aan en stapte in het rijtuig. De reis ging door
een kale streek en over zeer lange straatwegen. Eindelijk had men
het doel bereikt: een ouderwetsch Skanc's heerenhuis met een dak
van roode tichelen en een spitsen toren.
Heloin gaf zijn kaartje af en spoedig werd hij vriendelijk maar
met duidelijke verwondering ontvangen. Hij vroeg naar monsieur
Pierre d'Aaglars; men keek eerst een weinig verlegen maar ant
woordde toch in tamelijk vloeiend fransch, dat de heer d'Auglars
sedert een half jaar hier in huis onderwijzer in de fransche taal was.
s Hij is mijn vader," zeide Heloin met iets onzekers in zijne
stem; »mag ik u verzoeken hem mijne komst te melden?"
Met nog meer verbazing dan straks, vertelde men hem dat de
heer d'Auglars, toen men hem had gevraagd of die beroemde
violist, die zijnen naam droeg, van zijne familis was, dit bepaald
had ontkend.
Heloin werd in een klein, elegant gemeubeld salon gelaten,
waar men hem verzocht te wachten.
Eenige minuten van ademlooze spanning volgden; toen hoorde
hij waggelende voetstappen naderen en daar ging de deur open.
Heloin's uitgebreide armen gleden weder langs zijne zijde. Tegen
over hem stond een oude man met een rooden, glimmenden neus
en doffe, niets-zeggende oogen.
»Ik zoek den heer Pierre d'Auglars uit Marseille," stamelde
Heloin.
»Ja juist, die ben ik. Maar is het mogelijk? Men zegt mij daar,
dat gij mijn zoon zijt en dat ge alleen herwaarts gekomen zijt
om mij, ouden man, te bezoeken." Door deze gedachte aangedaan,
droogde de oude zijne oogen met een blauwgeruiten, katoenen
zakdoek.
»Ja, die ben ik heusch," antwoordde Heloin, doch in stilte
voegde hij er bij: »maar zijt gij het wel?"
Zij namen nu plaats en onder menigvuldige bewijzen van ont
roering van de zijde zijns vaders, moest de zoon zijne levensge
schiedenis verhalen.
(Skt volgtj.