Historisch Archief 1877-1940
No. 440
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR N EDERLAND.
Ik «ag ze, nooit gezien, 4'8 bergen doornen,
In bleeken achtend zondpr morgenstond;
Zoo'n droom, dien men verloor en niet meer vond,
Kan, en 't 16 jammer, niet weerommekomen.
ZQ stapelden zich op da goudenèn,
Ik wist niet, dat 't zob'n groote berg was, en, . ..'
' Daar zie 'kop eens den honderdaten al glimmen;
Bak er nog duizend, waarde schepper mijn;
" Dat ze om uw hoofd als diademen klimmen",
En laat ze als peperkoek gepeperd zyn i
Toen ik geëindigd had biggelden zilte tranen langs pa's wangen: dat
is schoon, Jan!" riep hij, dat is een meesterstuk jongen. Je poëzie is
machtiger dan die van mijn feest-kadet en dat wil geen kleinigheid zeg
gen, want ik heb mij, by het meenzetten er van, door een
gelegenheids, dichter laten helpen, die nooit voor minder dan twaalf gulden vijftig per
meter werkt."
, Pa was ZOQ opgewonden dat ik hem wat barnsteen wilde goven; hij
.prefereerde echter een cognacje en kleedde zich, na het gebruik er
vua, «an.
.?Is het kond, Jon?" vroeg b.Q.
Het vriest .niet meer, pa."
Ik zal toch mijn pels maar aantrekken Jan, vind je ook niet? Dat
«*a*t deftig."
Zeker pa; wanneer ik in uw plaats was, trok ik ook mijn zwarten^ rok
aan, want er staat eene deputatie op bet voorplein van Meerlust te
wachten."
Esne deputatie!" schreeuwde pa en hg vloog in de klcÊren. Weinige
minuten later was de deputatie toegelaten, die het gedenkblad kwam
aanbieden.
Dit blad stelt de groote voorhal van Meerlust voor; in de hoogte ont
waart men de kapel van liet zevende regiment infanterie, onder directie
van den wakkeren heer Sonnemann, die tot de speciale vrienden van pa
behoort; aan de bewegingen der musici kan men men zien, dat Wcler's
^Jubel-Ouverture" wordt ten geboore gebracht.
Onder het orkest is eeue smaakvolle versiering van vlaggen en
sparregroen aangebracht; jammer is het, dat men heeft gemeend te moeten te
kennen geven, dat dit huldeblijk van het volk" uitging, waardoor de
cpelling te wenschen overlaat, maar enfin daar is niets aan te veranderen.
? Terecht is de plaat zoo ingericht, dat de aandacht onmiddellijk op de
typische verschijning van pa gevestigd wordt; Z.Ed. is in groot pontifi
caal en schuift zija bril omhoog, omdat tranen van dankbare aandoening
zjjnèblikken verduisteren. Aan zijne linkerhand loopt do heer Sagittarius
die, op de plek, waar de menscli gewoonlijk een mond heeft zitten, het
getal zeven rijk ia, 't geen naar ik vermoed eenc satirieke toespeling is;
ik denk, dat men er door wilde te kennen geven: dat het niet kwaad
zoude zyn, wanneer het met het spreekovgaan van pa's vriend eens ging
als met zeker bekend boek.
Ter linkerzijde van pa, loop ik, trotsch op het bezit van zulk een'
vader; waarom de teekenaar mij een lauwerkrans om den nek heeft ge
geven, weet ik niet; ik vind het lang niet plezierig, want ik zie er nu
precies als een paasch-lam uit. Ik stel er prijs op om te verklaren, en ik
wonsch vooral, dat de schoone lezeressen van dit blad het zullen weten,
dat ik in geenon deele ben geflatteerd; ik zie er, 't is op mijn woord
waar, veel beter uit.
Aaa de rechterzijde ontwaart de toeschouwer schilders en geleerden,
«lichters en auteurs, afgevaardigden van geleerde genootschappen en vrien
den en bekenden, die pa een tweetal geschenken komen aanbieden. Het
eene is pa's prachtig gelijkend portret in olieverf, geschilderd door den
, heer op den achtergrond, die zün hoed oplicht. Deze man is een stout
en klook kunstenaar; hy schiep indertijd het beroemde doek: de ster
vende Cleopatra", dat, naar ik meen, op eene tentoonstel ling te
VGravenhage geëxposeerd is geweest. Jaloesie en nijd van de iury van
beoordeeling waren oorzaak, dat het zóó hoog werd gehangen, dat niemand er iets
? van zien kon, en de critici het als een windmolen bij maanlicht" beschreven.
Het ia waarlijk merkwaardig hoe onze schilder, die niet gewoon is met
het penseel-om te gaan, pa's gelaatstrekken heeft teruggegeven; de
melk- boer, die het portret van morgen zag, meende dan ook: 'n beelderige
kleur, daar is mjjn melk van zes centen de kan niemendal bij!"
De tweede schilderij, die men op den voorgrond ontwaart, stelt een
Stilleven van het Oetgenspad voor; zeer bepaaldelijk vestig ik uwe aan
dacht op de forsch geschilderde bottiue, die in haar nadagen ia; de pot
(ik- aeg liever-niet met welk soort pot men te doen hesft) wijst op een
kras, maar gezond realisme. De esch acht ik het minst geslaagd, omdat
men niet kan zien, wat: er in is geweest; daarentegen heeft de art ut door
kloeke en foracho lijnen eeue onmetelijke diepte in den achtergrond weten
te tooveren.
De aanbieders van dit stuk, staan aan weerszijden er van; het zijn
mannen, die fortuin hebben gemaakt, door op pa's advies de wonderen
van hot Oet'genspnd in verschillende voorstellingen terugtegeven. De
beide politie-beambten, achter het schilderij, staan daar als vertegen
woordigende het corps en om optepasson, dat niemand met het verrukkelijk
stilleven wegloopt.
?, ' Omtrent het aristocratisch, eere-wjjn aanbiedend jongmensch, vertelde
ik reeds het een en ander; hij bewondert, hoewel fracschman zijnde,
pa's talent, neen, genie zoozeer, dat hij met alle geweld, zelf op het doek
wilde voorkomen, ten einde daardoor een huldebewijs te brengen.
Ter linkerzijde ontwaart men een groep van pa's bewonderaars uit de
zoogenaamde volksklasse; zy bieden pa schelviasclieo, een krentenbrood,
een reuzcn-krakeliog enz. enz. aan; zeer eigenaardig is de hulde door
een man van den reinigings-dienst gebracht: hij offrecrt het laatste beetje
vuil, dat nog in Amstel's grachten was te vinden. Do opgewondenheid
onder de brave menschen is zoo groot, dat een inspecteur van politie,
laet den degen in de kloeke vuist, de orde tracht te bewaren. Aangezien
Recht voor Allen* niet vertegenwoordigd is, acht ZEd.Gestr- het niet
noodig met den degen te hakken of stok-zwaaiende dienders te doen
aanrukken.
In bet voorbijgaan moet ik doen opmerken, dat de Amsterdamsohe
.bakkers pa zeer in het bijzonder hebben gefêteerd; zo hebben hun ge
leerden en beroemden collega de verzekering gegeven, dat hg tot aan
zijn levens-einde gratis brood zoude hebben. Dankbaar is deze aanbieding
aangenomen, maar heuschelijk werd bedankt voor dergelijke aanbiedingen
van melk- en botervcrkoopers en wijnloveranciers; de kunst om water
in mjjn'. wijn te doen, versta ik zelf" zeide pa en ik ben doods benauwd
voor kuüstboter; melk drink ik nooit, aangezien wijn de melk der
grijsheid is, die ik steeds onversneden drink."
Er zijn waarlijk booze menschen geweest, die beweerd hebben, dat
sommige figuren op de plaat portretten van bekende stadgenooten zijn.
Dit is, ik verklaar het met de hand op het hart, volstrekt niet het ge
val ; 'wellicht is het mogelijk, dat er eenige gelijkenis bestaat, maar d^t
is dan daardoor veroorzaakt, dat er van die machtige, sterksprekende,
indrukwekkende koppen in de wereld bestaan, die een artiat,
wanneer hij ze eenmaal gezien heeft, onophoudelijk door bet hoofd
spelen en onwillekeurig geeft hij ze dan misschien in meerder of min*.
der gelijkende wijze terug.
. Ik geloof thans op voldoende wijze de noodige toelichtingen te hebben
gegeven, maar ben, deaverlangd bereid, meerdere te verstrekken; daar wy
meenden, dat het Nederlandsche volk het henchelijk fee^t. van Meerlust
met opgewektheid zouden willen medevieren, hebben pa's vrienden honderd
duizend afdrukken van het gedenkblad doen vervaardigen. Er kwamen
echter tachtigduizend exemplaren onverkocht terug; ze hebben de hik,",
zeide een van de verkoopers en dat beteekende, naar ik later veraam,
dat het publiek niet kooplustig was.
Enfin, dat is minder, die exemplaren vinden hun weg wel en wellicht
geeft Koster ze binnenkort wel present aan al diegenen, die een stalen
pen of een cent ouwels bij hem koopen en dan komt het merkwaardige
stuk toch in de handen van duizenden.
? Over het verdere verloop van den feestdag moet ik, om niet te
nitvoerig te worden, zwijgen, slechts stip ik aan, dat het den geheelen dag
aubades, ovatiiin, serenades, brieven, telegrammen en bezoeken regende;
er zijn zooveel menschen op Meerlust geweest, dat de bindlagea van het
gebouw slap zijn geworden, gelijk eenmaal die van een gebouw op het
Ilokin waren. Des avonds was de hnizinge a giorno verlicht en er werd
een groot vuurwerk afgestoken, waarvan het slotnummer het in rook
opgaande beursplan voorstelde; ten slotte maakten de straatjongens uit
do buurt taptoe met behulp van alle mogelijke steenen en ijzeren defecte
potten en pannen, die op het Oetgenspad te vinden waren, en zongen zjj
Pa toe:
Schlafe wohl, du mein herziges Kind!"
Ik hoop, dat pa de volgende week genoeg hersteld zal zijn om weder
zelf te schrijven; het spijt mij zeer, dat ik moet melden, dat den ouden
inan. na zooveel vreugde, iets zeer onaangenaams boven het hoofd hangt.
Hoogachtend
UEd. D w. Dienaar
Jan Aquarius,
UIT HET HAAGJE.
LVil.
In de grijze oudheid was de betrekking van philoaoof een zeer gedis
tingeerde, hoewel ze, geloof ik, slecht betaald werd. 't Scheen dat toen
de echte wijsgeeren meer op een civiele behandeling dan op een ruime
belooning gesteld waren geheel anders dan hun tegenwoordige collega's.
Zelfs waren er die beide evenzeer versmaadden, want Diogenes bv., leert
ons hoe een wijs man zich met bitter weinig kan behelpen en hoe hy
zelfs de beleefdheden van een machtig veroveraar van de hand wijst en
als eenige gunst vraagt of hg hem as-je-bliefc wel uit het licht wil gaan
en hem niet te berooven van 't geen hij niet in staat is hem te geven.
De hedendaagsche wijsgeeren nemen een ander standpunt" in, het
' standpunt -der subjectiviteit, als ik 't zoo noetnen mag, 'twelk veroor
looft dat iedereen, e,en eigen philosophietje er op nahoudt, namelijk een
dat heia 't best in zijn kraam te pas komt, en vrij geregeld neerkomt op
die beminnelijkste aller menschelijke hoedanigheden het egoi'sme.
Ziedaar, een allerliefste phrase, waarvan ik me gaarne het brevet vaa
uitvinding zou willen uitreiken als het niet rechtens toekwam aan een
vriend van me, die me een dezer digen de eer aandeed me te bezoeken.
Hij kwam uit Amsterdam, niet expresselijk voor mij, maar in zijn hoeda
nigheid van agent eener maatschappij van levensverzekering, in de hoop
van hier zakon te doen." Ik had hem wel vooruit kunnen zeggen, dat
hij gerust zichzelf de moeite en zijn maatschappij de reiskosten had kun
nen sparen; maar aangezien hij me niet had geraadpleegd, was ik volko
men geëxcuseerd. Maar ik kon hem nüg waarschuwen, al was 't mosterd
na den maaltijd.
Wat kom-je hior in 's hemelsnaam doen, ongelukkige?" zoo luidde
mijn welkomstgroet. Hier assurecren zich de menschen niet. We leven
in Den Haag van den eenen dag op den anderen. We hebben geen geld
om hooge premiën te betalen. Teoauwevnood kunnen we ons tegan brand
schade verzekeren en dat is toch broodnoodig. De bshoeften der Hage*
naars zijn zoo groot, dat er geen cent overschiet, zelfs voor geen armen
bus, hoewel 't hier armenbussen regent.
Allemaal gekheid!" antwoordde mijn vriend de verzekeraar. Leer
me Den Haag niet kennen. Ik kom hier proselieten maken voor de leer
van Let ware egoïsme, en die gebiedt dat. «en mensch zijn leven verze
kert. Voor de stem van heb egoïsme ziju je Hagenaars immers niet doof?
't Ligt er maar aan hos men 't de menschen aan 't verstand, weet te bren
gen. Laat het maar aan mij over. De bodem dien ik te bearbeiden heb,
is hier even vruchtbaar als elders "
mlk zeg je nog eens," viel ik hem in de rede, er is hier geen geld."