De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 29 november pagina 5

29 november 1885 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 440 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Had de wetenschap dezor omstandigheid Mev. Ellmenreich hij het lo en 2e Bedrijf een weinig zenuwachtig gemaakt, en van het rechte beheer over haar middelen beroofd? Wjj zagen haar. Zij bleek eene zeer geoefende aktrice te ZJJD. Zg kent al de chemische middelen, waarmee men in de farmacie der dramatische beroering de patiënten bewerkt; maar de afmenging der middelen wilde niet goed slagen. Het mengsel (laat het mij met allen eerbied mogen uitspreken) schifte, hotte! - - Het opkomen der Princes was koortsachtig gejaagd, zonder dat dit door den toestand gewettigd wordt. De voornaamheid der Russische Vorstin tegenover een kamerdienaar liet zich geen oogenblik gelden. Was het, om dat de Heer Kanow een zoo fatsoenlijk voorkomen heeft en zijn rolletjen tegenover den oplichter TcJiüeff zoo kwalijk gespeeld heeft? Het geheele bedrijf leed schipbreuk. Dat eerste bedrijf van Fédora" is, naar mijne meening, een meesterstuk van oorspronkelijkheid, stoutheid en geheimzinnig effekt. Dat stil, geschokt, bedroefd gedrag der door elkaar woelende menigte, dat eerbiedig achter de schermen beendragen en te bed leggen van den gewonde, die beweging, die onrust, die angst, die ingehouden adem Yan het personeel der geneeskundigen, der politie, der voerlieden en bedienden, onder het ernstig patronaat van den franschen attachéDe Siriex, is zoo goed als gemist geweest. Al de ledenvan het personeel Van Lier gaven vroeger daarvan een voorstelling, waarbij het Retidf.ne-Ensemble geen handwater heeft. In het 2e Bedrijf viel het Fraulein Mlodyzetirska niet moeilijk om eene Gravin Olga te leveren, die ons de vroegere niet betreuren deed. Maar Mev. Ellmenreich kon nog niet op streek komen. Zij heeft eene radheid van tong, die iemant, welke slechts gemeenzaam met het lloogduitsch is en niet met de atreekspraak en de gewoonten, door deze kunstenares vertegen woordigd, er van moet doen afzien, den text in onderdeelen na te gaan. Die snelheid van spreken geeft aan haar voordracht eene zekere eentonigheid, ondanks de geweldige stemverheffing, waar zij nu en dan in vervalt. Men gaat wel, een voor een, de blikken, gelaatsvertrekkingen, gebaren, stappen her- en derwaards, uitstortingen van woorden na, die deze geoefende co.médienne levert, maar men verkrijgt geen geheel; men wordt niet onder de betooveiïug eener harmonie gebracht; er is geon assimilatie. Het verwondert u volstrekt niet, dat die kunstenares ter-stond weer gereed is, als eene dankbare aktrice, haar kompliment voor het toejuichend publiek te maken. Maar wat is het jammer, dat men de pauze houdt na dat tweede bedrijf! Want het derde het derde was een belangrijke triomf voor Mev. Ellmenreich. Eindelijk had de zon de wolken doorgebroken, de Daemon der kunst was haar in de ziel gevaren en met een waarlijk schrikwekkende hartstocht borst haar gramschap tegen den trouwelozen betreur de los. Was in het begin van het bedrijf hare stemming meer antieke haat dan de altijd met eenige teêrheid en huivering van weemoed vermengde hartstocht eener moderne, haar geheele onderhoud met Loris Ipanoff was van verhevene en door en door gevoelige schoonheid: haar luisteren, de klimming harer belangstelling, hare ontzetting, haar toorn, haar rouw, haar angst voor den na oneindig geliefde, 't werd alles met een meesterschap, dat alle gedachte aan leer en beoogde illuzie verdwijnen deed, gespeeld, en ging, in trilling bij trilling, dooi den schouwburg. Ook de ontwikkeling en voortzetting van den toestand in het 4e Bedrij f sloot zich waardig bij dit onvergetelijke derde aan. Kortom: Mevr. Elimenreish had zich een eerekroon verworven. Het uiterlijk van den kunstenaar, die de rol van Graf Loris vervulde, werkte weinig mee om hem geheel te doen slagen. De evenredigheden der fijzionomie van den Heer Harden maken hem minder geschikt om tegen over eene aktrice als Mevr. Ellmenreich te staan: nochtans de rolvervul ling was.... voldoende. De Siriex heeft weinig modulatie in zijn spel gebracht. Van de belangloze vriendschap voor Fédora, van de gaietémalicieuseet de Bon ton tegenover Gravin Olga, was niets aanwezig. De Heer Is. van Lier vervulde die rol oneindig' beter. De Heer Eritropel, in het rolletjen van Eouvel, kon lichteljjk zjjn hollandschen voorganger overtreffen. Mevr. Coelingh Vorderman heeft met meer beschroomde naïviteit en russischen eenvoud den Dimitri voor ons opgevoerd dan Mej. Romanowska, ondanks haar slawiscben naam. Van de overige personaadjes valt niets te zeggen. Men kan zich haast geen grooter kontrast denken, dan het zoo-even behandeld produkt der nieuwere fransche dramaschool en het echt hollandsche blijspel van Van Maurik, dat 24 uur vroeger voor het zelfde voetlicht gevoerd werd. De beste herinneringen waren van vroeger vertooningen mij bijgebleven, en het stuk is niet bij mij gedaald; in-tegendeel. Het aandoenlijke der offervaardige goedheid van den barbiersknecht, gelijk het vooral en te-recht in het laatste bedrijf uitkwam, het tijdelijk ongeluk van den hoofdpersoon, waar bij-zelf schuld aan heeft, en dat hij zich oprechtelijk bekent, het komieke, dat over die geheele hoofdpersoon is uitgegoten, en dat meesterlijk door Bigot aan de toeschouwers ten beste werd gege ven: met geestrijke matigheid, dat een en ander ontwikkelde zich natuurlijk en krachtig nit deze voorstelling. Het is een stout stuk, om twee klanten op een tooneel te laten inzeepen en netjens afscheren, maar het gebeurt ter-stond na 't opgaan van het doek", als de aandacht nog frisch is, en het werd zoo volmaakt ten uitvoer gebracht door den Heer Bigot, dat de auteur zich de stout heid niet te berouwen heeft. Mev. Albregt-Engelman heeft ons eene even beminnelijke als schil derachtige Tante Setje gegeven. Als de stijl van haar zedeleer een weinig boven den stand nitklonk van de schoonzuster eens aanspreker-baardsoheerders, ligt dit aan den text. Misschien kan hare partij een weinig populair worden opgetoetst. Sedert Janus Tulp" geschreven werd, kun nen wg meer naturalisme lijden. De Beer Jurgens heeft met losheid en niet te sterk aangeduide onnoofeelheid de rol van Barend vervuld. Ook de Heer Hesselinkgaf den effektenoaan naar wensch; een tikjen meer heerachtigheid had niet geschaad. Den type van, den Jonker haclde Heer de Keukelaere niet gevat. Heeft h den armen Tonrniaire de rol nooit zien spelen? Het rolletjen van Mej. Fanny van Biene heeft weinig reliëf, en kreeg ook weinig. Tulps zoon Willcm was zeer zwak. Waarom heeft men den Heer Malherbe die rol niet gegeven? Het is niet te verwonderen, dat Janus Tulp" altijd nog volle achouw* burgen ziet. Na dat het bovenstaande geschreven was, heeft de eerste voorstelling plaats gehad van Sardous Théodora". Het Nederlandsen publiek behoort den onvermoeiden Direkteur Van Lier dankbaar te zijn, dat hij het inde gelegenheid gesteld heeft kennis met dit tooneel werk te maken. Men weet, dat het in do Parijsche pers niet met groote waardeering is ontvangen; ofschoon men het wel de moeite waard heeft gerekend het zeer kostbaar te mönteeren en dat ernstige geleerden met den Heer Sardou in polemiek zijn getreden over de mindere of meerdere juistheid der door dien geestrijken schrijver voorgeschreven koaturnen en dekoraties. De hoofdinhoud van het stuk is de liefde der keizerin Théodora, vrouw van Justinianus, voor een jongen Athener, met name Andreas. De laatste is een moedig, maar ook plichtgetrouw jonkman, die Théodora, als zoo danig, niet kent: bij weet even-min, dat zgne geliefde gehuwd, als dat zij de ook door hem verafschuwde Keizerin Théodora is. Andreas neemt deel aan een samenzweering, die ten doel heeft het volk van detyranuie zijner onwaardige regeerders te verlossen. Gevangen genomen, redt Théodora hem het leven, onder den schijn van hem aan haar wraakzucht te willen opofferen. Een eedgenoot, vnend van Andreas, die, uit vrees voor pijniging, op het punt was den Athener te verraden, was, ter voor koming hiervan, door Théodora, met een haarnaald doodgestoken. An dreas wil, tot eiken prijs, zijn vriend wreken (niet wetende, dat hij hem ontrouw had willen worden); hij weigert ook volstandig zich met TAeodora te verzoenen. Deze is in 't bezit van een fleschjen, da,t zij voor een liefdedrank van een oude waarzegster gekregen heeft, maar vergif bevat. Zij doet dit Andreas drinken, en deze sterft. Het slot is, dat een beul Théodora, op last van den Keizer een strop om den hals slaat. 't Is wel een beetjen kras, dat de Heer Sardou den beroemden wetgever Jusliniaanan aan het doen worgen zijner gemalin schuldig stelt een feit, waar de geschiedschrijvers niet van weten. Aesthetisch bedenkelijker is echter, dat de haat van Andreas voor Théodora zoo weinig gemotiveerd is en dat er zoo veel draden in heti weefsel getoond worden, die los blijven neerhangen, zonder in de afwer-; king opgenomen te zijn: o. a. de liefde van een jongen Frauk voor de weinig zedige vrouw van Selisarius. De Heer van Lier heeft waarlijk eer van zijne mise en scène, en Mevrouw Ellmenreich heeft, door da schepping van de hoofdrol, wel verdienden roem behaald. Het tableau van het liefdestooneel zoowel als die, waarin haar gramschap botgevierd wordt, hebben haar op-nieuw als eene talent rijke schouwspeelster doen schitteren. Zij werd vrij goed bijgestaan; in zonderheid heeft de Heer Harden met veel vuur de rol van Andreaa gespeeld. Voor het bezwaar, dat zijn fyziefc aanbiedt, zie men ons oordeel over hem als Loris Ipanoff. 25 N. '85. A. Th. TEN-TOON-STELLING INTERNATIONALE KTJNSTVEREENIGING". Eene studie op het belangrijke kunstevenement van den dag de ten toonstelling der werken van onzen beroemden landgenoot Willem Hendrik Mesdag is in bewerking. Intusschen kunnen wij onze lezers niet genoeg aansporen, om die schitterende verzameling Heerengracht 270 te gaan genieten. Ook den geheelen Zondag is het gebouw toegankelijk. UIT PARIJS. XLVI. Alweder heeft de oorlogskreet weerklonken en er is bloed gevloeid! Zou het de walging, de afkeer zijn van de sombere tooneelen, welke onze> oude aarde op hare oppervlakte te aanschouwen geeft, die de stoutmoe dige onderzoekers bewogen heeft om te gaan zien wat er in het hart van onzen bol al zoo omgaat? Er wordt werkelijk over een dergelijke zonderlinge onderneming ge sproken. Men zou niets minder van plan zijn dan onzen aardbol midden door te boren ten einde een directe gemeenschap met onze antipoden in het leven te roepen. Zelfs bladen, die zich op hun wetenschappelijkheid niet weinig laten voorstaan, hebben de moeite genomen ons in vollen ernst de verklaring te geven, op welke wijze men van plan is daarbij te werk te gaan om die onderneming te doen slagen. Eén ding is jammer, dat men met dat plan zoo laat voor den dag komt, anders had deze canard, die er een vrij breede vlucht op na houdt, zijn vermakelijk gekwaak kunnen doen hooren in de revues, die bij het einde des jaars weder aan de orde komen. Die altijd even hard gewraakte als gezochte revues hebben hun jaar» lijkschen omgang weder begonnen. Hoe lang reeds heeft men over die gewoonte den staf gebroken! Neem het eerste het beste spotblad, dat u voor de hand komt, zoek al de jaargangen daarvan na en in ieder daarvan zult gij op denzelfden datum dezelfde geestigheden vinden over dat gebruik, dat voor ouderwetsch, versleten, afgedaan wordt [uitgekreten. Zóó wordt er reeds dertig jaren lang over die revues gesproken. En hoogstwaarschijnlijk zal men nog wel dertig jaren lang heel deftig diezelfde anathema's herhalen, zonder dat er daarom n wijsje minder geneuried of ook maar n grap of zinspeling minder verzonnen zal worden. Zeker kan men op niets beter dan op het belachelijke dien bekenden versregel toepassen: Les gens que vous tu&s, se portent assee bien. Alles, wat bij ons bespot en gehekeld wordt, kan zeker zgn van het lang te zullen uithouden. Het treurspel, de Académie, de revues leveren hefc bewijs. Dat vooral de laatste het zoolang volhouden, kan trouwens niemand verwpadesen, die in aaamerjiing neemt»: dat^sjj ietsJjÊZittao yaa dia on

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl