De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 6 december pagina 11

6 december 1885 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

No. 441, DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. il wapens misbruiken behalve de straf die hun daarvoor wordt opgelegd hot dragen van de sabel of de bajonet buiten dienst ontzegd worden, naar gelang van- de" zwaarte der overtreding, waaraan zy zich zullen ' hebben schuldig gemaakt. Zij verschijnen dan in het openbaar met den koppel om, waaraan de bajonet- of sabeldrager bevestigd is." Dit rescript werd 'bij min. aanschr. d.d. 23 Augustus 1881 als volgt herzien: -.-. ? , Aan de ; manschappen, die zich schuldig maken aan dronkenschap of aan bet plegen -van ongeregeldheden en vechteryen, die herhaaldelijk zonder vergunning uitblijven of uitgaan na gezetten tijd, of wier gedrag ' in 't algemeen reuen tot ontevredenheid geeft, wordt, behoudens de straf, . die bnn daarvoor' wordt opgelegd, voor een door de commaudeerende of?ficieren der korpsen en inrichtingen vast te stellen tij i welke in geen geval kortefr dan 3 maanden mag zijn het builen dienst dragen van de sabel of de bajonet verboden. Ingeval het verbod moet worden toege past op een militair in een ander garnizoen dan waar de comraandeerende officier gevestigd is of op een militair, die zich buiten zijn garnizoen bevindt, dan wordt 'bet.voorJoopig uitgevaardigd, respectievelijk door den ter eerstbedoelde plaats aanwezige detachementscommandant of door den jilaatselgken of garnizoenscommandant ter plaatse der overtreding. Is het doorgaand gedrag van een militair, op wien bovengenoemde be paling is toegepast, bij afloop van den gestelden termijn zoodanig verbe terd, dat eene herhaling der vroegere overtredingen niet wordt gevreesd, dan wordt hem het dragen van zijn wapen buiten dienst weder vergund, in bet omgekeerde geval wordt het' bedoelde verbod voor een bepaalden tijd bestendigd. V>n het verbod en het bestendigen van het verbod wordt bij wjjze van mutatie in het strafregister van den betrokken militair melding gemaakt. De vorenstaande bepalingen zijn niet van toepassing op onderofficieren of korporaals, vermits een militair, ten aanzien van wien de vrees bestaat, dat hij zijne wapenen ? zal misbruiken, ongeschikt moet worden geacht tot-het bekleeden van een graad." Voornamelijk de inhoud der laatstgenoemde aanschrijving wordt door vele commandeerende officieren in dien geest opgevat, dat zij terstond aan de'manschappen het recht ontzeggen van gedurende 3 maanden buiten dienst d» sabel of de bajonet te dragen, als zij zich aan een der hierboven genoemde ernstige feiten schuldig maken, wat naar onze mee ning de bedoeling der aanschrijving niet kan zijn en wel, omdat art. 188 van het Reglement op den inwendigen dienst der Infanterie luidt: Bij het opleggen van straffen moeten de bepalingen, vervat in het Reglement van Kri/gstitcht voor het krijgsvolk te lande en in het lyzonder die, welke in artikel 53 en 5t van dat Reglement zyn vermeld, nauwgezet worden in acht genomen. Vaste straffen vooruit op eekere feiten te stellen, is ten strengste verboden" enz.; Art. 53 vafc genoemd Reglement nu zeat: Daar bij dit Reglement geen bepaalde straf of correctie tegen elke bijzondere overtreding is vastgesteld, maar alleen de onderscheidene soorten dier straffen en eorrectiën, en de personen, door weike zij naar hunne verschillende rangen kunnen worden opgelegd, zijn voorgeschreven, zoo zal elk meerdere, aan wien da bevoegdheid is toegekend, zorgvuldig toezien, dat bfl het ordonneeren van dezelve rechtvaardigheid en billijkluid, zoowel als gestrengheid en gematigdheid, in acht neme, en de tijd, plaats, trap en wijze van derzelver uitoefening bepale, naarmate der ver zwarende of verlichtende omstandigheden, weike met de daad zelve zijn gepaard geweest;" en art. 54 van datzelfde Reglement: Men zal in hst opleggen der straffen vooral ook onderscheid maken, tnsschen diegepen der ondergeschikten, welke zelden misslagen begaan, ?en die, welke zich dikwijls daaraan schuldig maken; tot dat einde zal bij iedere 'compagnie een straf boek gehouden worden, tot aanteekening der "pènoneh, welke eenige straf of correctie hebben ondergaan en den aard do-zelve." '...... . ., Blijkt alzoo uit den inhoud der even genoemde artikels 53 en 54 van .Let Reglement vató Krygstucht, dat mep bij het opleggen van een straf wel degelijk met de omstandigheden .moet te rade gaan, waaronder het strafbare feit'gepleegd u,-als ook met den persoen-die het heeft verricht, nog meer komt»;het - onjuiste der do'ór ons bedoelde opvatting in het licht; als wij weten dat het vooruit opleggen1 van vaste straffen op seïcere feite» f siïngste verboden is, en hier dan toch feitelijk zou plaats "vinden. ? : * ' ! V'- ? .' ' ' '? ' ' In weerwil van deze in óns oog zoo duidelijke bepalingen zijn ons ge vallen bekend, waarbjj aan militairen (soldaten)^het dragen buitendienst van de sabel of bajonet is verboden geworden,, omdat zij op zekeren avond niet ly herhaling dronken waren t'huis gekomen, doch overigens een eter goed strafregister hadden. Wanneer nu werkelijk de bedoeling der aanschrijving was, in het hier bedoelde geval het dragen van de sabel of de bajonet te verbieden, ? dan zonde de persoon, die op dien avond dronken was t'huis gekomen, indien hij een graad had bekleed, eerst tot soldaat moeten zijn teruggebracht, daar aan korporaals of ónderofficieren het dragen' van de sabel niet mag verboden worden, welke Straf toch zeer zeker niet geevenredigd zou zijn met het gepleegde feit, van op een avond eens dronken in de kazerne te komen, hoe straf baar op zichzelf pok. \?q zjjn dan ook van meening, dat het ontzeggen van het recht, bui ten dienst de sabel of de bajonet te dragen alleen dan moet worden toegepast, wanneer de in de min. aanschr. van den 23n Augustus 1881 genoemde feiten zich by herhaling voordoen, doch niet bij de eerste over treding, zelfs van een ernstig feit, b. v. van dronkenschap; terwijl dia straf wel onmiddellijk moet worden toegepast, wanneer militairen, ia staat; van dronkenschap, misbruik van hunne wapens mochten maken, in welk geval een gegradueerde eerst tot gewoon soldaat zal moeten «orden teruggebracht. Deze toepassing van het verbod om wapenen te dragen door militairen, komt ook geheel overeen met den inhoud der 22 en 23 der wét van 28 Juli 1881, Stol. No. 97, tot beteugeling van openbare dronkenschap, waarbij straffen zijn bedreigd tegen ham, die, terwijl hij in staat van dronkenschap verkeert, hetzij in het openbaar het verkeer belemmert of de orde verstoort, hetzij eens anders veiligheid be dreigt, hetzij eecige handeling verricht waarbij, tot voorkoming van ge vaar voor leven of gezondheid van derden, bijzondere omzichtigheid of voorzorgen worden vereischt. Om nu deze beschouwingen geheel in het belang der inferieur a militairen ten beste gegeven zooveel mogelijk te doen bijdragen, dat de min. aanschr. van 23 Augustus 1881 meer in haar geest dan naar haar letter worde opgevat en toegepast, veroorlooven wij ons nog eeas te verwijzen na;ar den inhoud der min. aanschr. van den 5 September 1860 luidende: .,Alle zoodanige orders, die de strekking hebben om de straffen wegens voortredingea der krijgstucht naar vasten maatstaf op te leggen, moeten worden ingetrokken of buiten werking gesteld en daarbij tevens de opmerking worden gedaan, dat het oordeelkundig toe passen van straffen, in den gast van het reglement van krijgstucht en verdere daartoe betrekkelijke voorschriften, tot het doeltreffend voeren van gezag eh tot handhaving der krijgstucht een hoofdvereischte is, dat door iedere meerdere, die in do noodzakelijkheid verkeert, te moeten straffen, niet nauivgezet genoeg kan worden in acht genomen. IJ. Z. FEUI&LETON. VADER EN ZOON, naar het Zweedsch VAN ERNST AHLGREBT. ? . . (Slot). »Maar vader,'* zeide hij, toen hij alles had verteld, »hoe ia u hier, en onder deze omstandigheden gekomen?" »Ja, hoe? Als men eene slordige vrouw heeft..." »Zeg niets van mijne moeder; ik zou dit niet kunnen verdragen." »Maar, beae jongen, wie spreekt van je moeder ? Zij was een engel. Neen, die andere, die ik mij te Florence op den hals had gehaald." »Is u dan hertrouwd?" vroeg zijn zoon nauwelijks hoorbaar. ?» Wel zeker. Zij was eene schoone vrouw, hoewel niet meer ia .hare eerste jeugd, en van eene zeer voorname familie. Zij was eene heks, een monster!" >Is zij dood?" vroeg zijn zoon op afkeurenden toon. Zulke menschen sterven nooit. Ik ben vast overtuigd dat de wolven bang voor haar zouden worden en wegloopen als zy uit menschenliefde soms lust kregen haar op te eten.1' »Maar waardoor verviel u tot armoede?" »Zij verkwistte schatten geld. Ik ging toen aan het speculeeren orn meer te verdienen. Dat was me een leven! Ten slotte, toen ik niets meer bezat, wilde zij scheiden. Zij moet nu bij mijno dochter inwonen, die met een Russischen prins getrouwd is." »Heeft u meer kinderen?" «Vijf, allen in Rusland geplaatst... Och ja, gij zijl Héloise's zoon,1' zeide hij teeder en legde zijne magere, bevende hand op den schouder van den jongen man. Deze rilde bijna, bij die koude aanraking. , Niet het leed had zijn stempel op deze voorheen schoone, thans zoo verslapte trekken gedrukt, maar een leven vol uitspattingen. Die doffe, ziellooze blik liet .de liefde, die hij gedacht had voor zijnen vader te zullen koesteren, tot ijs worden. Hij had verwacht hem grijs te zullen vinden, door den ouderdom gebukt misschien, , maar ,niet zóó!.... Hij die tot eiken prijs zijn verdriet vergeten wil, vergeet ten laatste ook zijn beter ik; zoo was het met Pierre d'Auglars gegaan. »Ik heb een uitmuntend geschilderd portret van je moeder," f feeide de oude; B dat zal ik je, tot een aandenken aan haar, geven. floe is het, kunt ge je haar nog wel herinneren ?" >Maar vader!" >Het is ook zoo, je waart nog heel klein toen zij stierf. Het portret is anders een meesterstuk en er zijn mij groote sommen voor geboden." »0ch, ik bid u, vader, laai mij dat portret niet zien. Ik wR niet dat de heerlijke beeldtenis, die ik van haar in mijn hart bewaar, misschien verduisterd worde." > Zooals ge wilt," zeide de oude man, een weinig teleurgesteld. »Ja, alles zou zeker geheel anders gegaan zijn, als zij in het leven ware gebleven." Hij zuchtte, nam een snuifje en leidde zijnen zoon bij de familie binnen. De beroemde kunstenaar werd natuurlijk met groote in genomenheid ontvangen en allen wedijverden in vriendelijke be leefdheid jegens hem. Op hel vereenigd aandringen der huiage»

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl