Historisch Archief 1877-1940
l i
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Mo. -441
t
*'
l»
Dooien stemde hij er in toe, dien nacht op de villa Ie blijven.
Hij was ontstemd, doch wist dit achter zijne wellevende manieren
te verbergen. Men wist dat hij zijne viool bij zich had en men
brandde van verlangen zijn spel te mogen hooren, maar er was
iets in zijn wezen, dat een bepaald verzoek er-om, of althans
aandringen daarop, als iets onbescheidens, onmogelijk maakte.
Die geheele dag was eene ware beproeving voor den jongen man en
het gezelschap dezer welwillende menschen was hem bijna hinderlijk.
Hij was v reeselij k in zijne verwachting teleurgesteld; een gevoel
van bitterheid vervulde zijn hart. Toen hij zich eindelijk, taat op
den avond, in de hem aangewezene logeerkamer terugtrekken kon,
was dit hem eene wezenlijke verlichting. Zijne kamer lag vlak
naast die zijns vaders, zonder evenwel door eene deur er-mede
verbonden te zijn.
Al te ontroerd om te kunnen slapen, wierp Heloin zich in een
leuningstoel. Bijna onbewust nam hij zijne viool uit het foudraal
en terwijl hij peinzende voor zich uit staarde, gleed zijne hand
onderzoekende over de snaren.
Het werkte in hem; hij luisterde naar verborgen melodieën en
de onduidelijke, afgebroken streken hielden reeds eene omsluierde
profetie in van hetgeen komen zou. Was het deze profetie, die
zijn blik allengs verhelderde en dien eigenaardigen glimlach op
zijn edel gelaat te voorschijn riep?
Gevonden!
De strijkstok werd opgeheven en door eene meesterhand uit
gevoerd, trilde de phantastische compositie door de stilte vanden
nacht; een overmoedig spel met allerlei technische moeilijkheden,
wild bizar maar vol sombere schoonheid.
Hét was een jacht van hartstochtelijke tonen, nu opbruischend
in onzinnigen trots, dan in hopelooze vertwijfeling verzinkende;
soms een strijd als met de geesten der onzaligen en toch door
zijn wil, tot aandoenlijke melodieën ineensmeltende, plotseling
afgebroken door een wilden, hartverscheurenden kreet.
Daar klinken in de verte, als door een vriendeiijken zefir over
gedragen, de eerste afgebroken tonen van een wonderbaar liefe
lijk lied. Telkens en telkens weder verheffen zich de hartstochten
en dreigen het onder hunne rollende baren te begraven, maar
daartusschen door lost het zich zoo rein en zoetvloeiend op, dat
zelfs de spot zijne bitterheid verliest; het zweeft verzoenend
tusschen de strijdende elementen en, krachtiger wordende, doet
het deze tot eene geheel bijzondere begeleiding samenstemmen en
de geheele kunst des genialen spelers geeft zich gevangen onder
deze melodie, die, omstraald van den nimbus zijner liefste
drooraen, zegevierend opstijgt uit den chaos der verdeeldheid en in
eenvoudige, wegsleepende schoonheid de bevende zaligheid der
liefde en de vredige rust der vroomheid vertolkt.
Op het groot portaal voor de logeerkamer stonden twee jonge
meisjes, vast aaneengesloten, met ingehouden adem naar de muziek
daarbinnen te luisteren. Hunne leden verstijfden bijkans van de
koude en uit eiken hoek grijnsde haar de duisternis tegen, maar
zij dachten daar niet aan; want Heloin d'Auglars' spel hield hen
onder eene onwederstaanbare betoovering gebannen. Eerst toen
de laatste tonen van het lied waren verstomd, rilden zij en schrik
ten voor de duisternis; sprakeloos van aandoening, drukten zij
elkander de ijskoude handen en stil zoo als zij gekomen waren,
slopen zij naar hunne slaapkamer terug.
Jaren verliepen, maar nimmer verdween deze indruk en nooit
hoorden zij de beroemde phantasie van Heloin d'Auglars' »a l'Ombre
chérie" noemen, zonder aan dien nacht te denken, toen zij voor
zijne kamerdeur hadden gestaan.
Den anderen morgen werd Heloin zeer vroeg gewekt door een
dienstmeisje, dat hem met ijverige gebaren trachtte te doen ver
slaan, dat er iets niet in orde was. Uit haar ontsteld gelaat
maakte hij op, dat er een ernstig ongeluk gebeurd moest zijn en
hij gaf te kennen dat hij zoodra mogelijk komen zou.
Een paar minuten later vond hij op het portaal eene van de
dochters des huizes, die hem mededeelde, dat het dienstmeisje,
toen zij in de kamer van zijn vader vuur had willen aanleggen,
dezen in zijn leuningstoel zittende had gevonden en het bed nog
geheel onaangeroerd. Zij had hem aangesproken, maar geen ant
woord gekregen en men vreesde dat... zij sprak hare gedachten
niet verder uit, maar opende de deur van de kamer waar de heer
d'Auglars sliep.
Men trad binnen en Heloin naderde zijnen vader.
De kaars was in de pijp gebrand en streed nog met haar
blauwachtig, flikkerend licht tegen den aanbrekenden grauwen
morgen.
Pierre d'Auglars scheen gerust te slapen, maar de vaalbleeke
tint van zijn gelaat zeide maar al te duidelijk, dat deze slaap de
laatste was.
»Mijn vader is dood," zeide Heloin op plechtigen toon. »Waar
lijk, ik heb hem slechts gevonden om hem te verliezen."
Een schitterend voorwerp, dat de overledene in zijne hand
hield, wekte Heloin's opmerkzaamheid. Hij bukte. Het was een
miniatuur-portret, rijk in brillanten gevat.
Die kinderlijke, zachte trekken... die reine blauwe oogen,...
die glanzige blonde lokken!....
Tranen stroomden langs zijne wangen, toen hij bij den leuning
stoel zijns vaders nederknielde. De werkelijkheid had barmhartig
met hem gehandeld; zij had het fijne weefsel zijner illusie niet
verscheurd.
Hij verborg het gelaat in zijne handen.
De huisgenooten, die op eenigen afstand van hem waren blijven
staan, zagen met eene gemengde aandoening van medelijden en
verwondering naar Heloin. Zij konden niet vermoeden, dat hij
weende van vreugde over hetgeen hij in dit oogenblik terug
gekregen had.
Langzaam hief hij thans het hoofd op en met bijna hartstoch
telijke teederheid drukte hij een kus op de gerimpelde, verstijfde
hand zijns vaders.
SCHAAKSPEL.
No. 49
Van VICTOB MiESÊS ts Leipzig (1) Detitsche Sefe. Ztg. 1885.
Het dubbel bekroonde stel van drie problemen, met den laten prijs «n bovenaiejj
elk probleem als de beste 2, 3 n 4 zot in 't 6e probleem-tornooi der Nnöfa Bivist*.
(1) Wij beginnen met den 2-zet, om in volgorde den 3 en 4 zet made te dealen.
ZWART.
abodafgb
WIT.
Wit «peelt rooi1 en geeft in 2 zatttn mat.
(Wit 11 en Zwart 6 met K. E 4).
OPLOSSING VAN SOHAAKPBOBLEEM No. 47.
1 B 6 G 6
2 G 6 G 3 t
3 Kh. D 2 mat.
2
S D. nt E 5 mat.
1
'i D 8 nt D 4
E 3 F 4 (1
F 5 nt G 3 (a
(a)
F 4 E 3
F 5 nt D 4 f (
Ad libitum
D., Bh., T. of Pd. geeft mat.
l ..... (2) G 7 E 6
i H 6 nt F 5 f K. F 4
3 Kh. D 2 of D. geeft mat. De verleiding l D. F 6 enz.
faalt bjj juist tegenspel.
INGEZONDEN OPLOSSINGEN.
Juist opgelost is no. 48 met l, 2 en 3 door W. v. H. ts Delft; no. 48 door W. G.
te Haarlem; no. 46 en 47 door een Gymnasiast te Utrecht; Elenügafed te Kaats
heuvel uo. 48 en 2, 3 vaii Greco.
BEIEF WISSELING.
De toegezonden bijdrage van een ongenoemde, heeft eenen nevenoplOSBiog l wit
H l D 5 t T nt .1 2 D. nt T t onv. 3 O 8 D 6 mat.
Met z'n vieren, te A. Ook no. 2 volgt spoedig.
Gymnasiast te Utrecht. Het toegezondene in dank ontvangen. De uitslag van
het onderzoek volgt weldra.
ALL E KL EL
Een vreemdsoortige schaakspeler! Te Parijs zou namelijk een aap wezen, welke
veler aandacht trekt. Het spel van dien aap wekt bij de toeschouwers verbazing l
Zijn meester echttr een bekwaam schaakspeler blijft altijd in zijne nabijheid.
Alvorens de aap een stuk verzet, kijkt hij zijn meester aan, wiens teekenen hij zeel
goed begrijpt. Zouder dat de toeschouwers daarvan iets bemerken kunnen. Gemak
kelijk en met zekere elegance doet de aap de stukken werken. Schaak aan dea
koning" geeft bij te kennen door een vreugdekreet en indien bij een «tuk slaat,
verzuimt bij niet, eenige potsierlijke grimaces te maken.