De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 6 december pagina 7

6 december 1885 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

441 D E A M STER DAMMER, WEEKBLAD V O O R N E D E R L A N D. opkoopers te Pestb en Weenen alle plaatsen in pacht genomen en maken op r de .loges winsten van twee, drie en vierhonderd francs. Maar Pat.ti «selve ho.uit ook van annexeeren. Zij hoeft maar al to zeer gevoeld, dat het noodig werd het reperloire, dat langzamerhand uitgeput raakte, te vernieuwen ,en daartoe bg Frankryk aan te kloppen om nieuwe rolleu. In den afgeloopen zomer heeft zij ie Londen de Curmen gezongen. En thans heeft zij de Lakméin studie genomep. . Voortdurend nog wordt, zij met allerlei soort van bedelbrieven Instig gevallen om: geld te geven, om als meter te willen staan over kinderen, die reeds geboren zijn of nog moeten worden. Hét meest talrijk zijn de verzoeken om autografen. Natuurlijk wordt maar bij zeldzame uitzonde ring aan' zulk een verzoek voldaan, anders zon de diva wel aan het Schrijven kunnen blijven. Zie hier een enkel mot', ffalbum van Patti: ??Waaróm houdt iedereen van muziek.? Omdat de muziek vrooiijK kan .teÜn triet de blijden en weenen kan met de treurenden." De kunst ia Ss een" vröerid, die niet teleurstelt of bedriegt" De bravo's van het pubHek maken mij trotsch, zijn sympathie gelukkig." Zeöals gjj «iet, gaat de vlucht van haar geest niet zoo hoog als haar stem! ? En 'wat' diepzinnigheid betreft, moeten bare uitspraken verre achter staan by sommige maatregelen door de prefectuur genomen, Zoo is b. v. sedert den laatsten keer, dat iemand zich daarvan afwierp, 'de: Veridórne-koioin voor het publiek' gesloten verklaard en niet meer toegankelijk. Maar wie nu zou meenei^ dat deze bepaling ook gold voor de! JM-koloïn, die zon zich deerlijk vergissen. Men heeft, zooals Henri ?Mainier het uitdrukte, in de wijk van de Place Vendöme de gelegenheid ?'om te sterren benomen, maar die in de wijk Saint-Antoine laten blyven. ; Dat is al «ven dwaas' als de gril onzer lèyantes, dienaar men verzekert 'plin hebben om van Voren een pendant aan to brengen van den pouf, dien z§van aehteren dragen. Onder :;hét Keizerrijk heerschte een tgd lang een dergelijke mode, die ?'a|n den buik eeübelangrijke uitbreiding gaf. Cham vereeuwigde ze in 'een cavicatuur met het onderschrift: Wuterzucht tot vaste prijzen." ' Het :aal tébezien staan of die dwaze mode nu langer zal duren dan ?toenj Men dient in ieder geval rekeaiug te houden met het bekende credo absurdifm. ? A. B. L E T T E R K U N D E. .;.'?''. : FRAXgOIS COPPÉE: LES JACOBITES. i De vorige week heeft het Odéon het nieuwe drama in verzen van den ?dichter van Severo Torelli opgevoerd, Les JacobUes. Het stuk was eerst door de Comédie Franjaise aangenomen; een conflict tusschen den rnach,tigen iotjiétaire Cat]u»!in, wiens aanmatiging en eigenzinnigheid reeds weer onaangenaamheden op de klassieke 'planken veroorzaakt hebben en { den ditthter w»s oowaak, dat d«ne zijn drama terug ontving. Hij bracht . het naar bet Odéon, waar reeds menig uitmuctend dramaturg, dieu da . Comgdie Frunoaiie Het glippen of verwaarloosde, gastvrijheid vond. Porel iia er- een -waardig opvolger van den kundijjon en onderuemenden direc teur de l» Rpunat, dien hy de twee laatste jaren reeds ijverig bestond. ,L?9 Jacobitoa werd «r on! rangen en terstond ingestudeerd. Coppées drame behandelt de geschiedenis van den pretendent Karel , Staart (1-745),. die, door twintig Fransche ridders begelfid, in Schotland landde, en wiens ongelukkige < xpeditie reeds de stof tot tal van drama's e» novellen Walter Scott's Waverley heeft geleverd. Prins Karel is geland; dit bericht kan echter de geestdrift der Jacobiten nog niet opwekken. Hun vroegere pogingen zijn mislukt; Engeland, machtig ea wreed, heeft * hen voor de opstanden zwaar doen boeten. Tevergeefs tracht een blinde grijsaard, Angus, die met zijne kleindochter Marie het 'land rondzwerft, hun jjver aan te vuren. Loixi Fingal zelfs, de erfgenaam ?van dédappere helden, die tot devies hadden : «Als Stuart werd verwon- nen, w'as 't omdat Fingal viel", kan dea tegenstand van de mannen van ? tijn land niét overwinnen. De zaak der Stuarts schijnt verloren en de liefde der Schotten voor onafhankelijkheid en geloof- voor altoos uitgebluscht. Toen neemt de blinde ?Angusr, die zijn vaderland weer zon willen doen herleven en het konings huis ten troon heffen, het besluit, naar het kerkhof der Fingals te gaan; >bjj roept er den doodgraver, een zijner oude wapenbroeders, en verzoekt ? hem daar, ten aauschouwe van allee, een. graf te graven. Hij wil daarin .bet oude vaandel dec*-Jaoobiten, dat hjj;op ie^borst draagt, begraven. Eet gezicht van de roemrijke kleuren jverkt op het gemoed der Schotten; ai} 'treden vooruit en beloven, dat zij Lord Fingal volgen zullen. In de ? verte hoort men de muziek van den clan der Stuarts; prins Karel nadert. Allen zweren hem trouw, en als hij zieh verwondert, de vlag der Jacobiten aan den staf van den blinde gehescheöte zien, zegt de oude Angua hem: Een bedelaar zal u een troon teruggeven; als gij hem bekleedt, denk dan aan de zonen van hen, die voor a Bullen sterven, en tracht een goed koning' te zijn." Dit ia bet eind der eerste acte. Het tweede bedrgf voert ons in het kamp der Schotten. De geestdrift der Jacobiten ia weergekeerd, en eenige overwinningen hebben haar doen toenemen. Ongelukkig hebben twee hoofden, twee strenge mannen, op gevoed- in de harde beginselen van de Schotsche deugd, ontdekt, dat prins Karel eene liefdesintrige heeft. (Prins Karel was historisch zeer verliefd ven gestel ; de tragici hebben dan ook nooit moeite gehad, eene Lady Fingal, Lady Cameron, Lady Ashton of Macdonald te vinden, aan welke bij ontrouw werd.) De vrome Schotten weten niet wie de uitver korene is, maar zoeken onverpoosd naar den naam van de vrouw, die ?den pretendent van zijn heilig doel afleidt. Zy stellen Lord Fingal voor, fe«n te helpen. Deze weigert eerst de spionnenrol, maar de twee hoof den zweren hem, dat zij zich met kunne mannen van den pretendent ?«uilen icheiden, als d-- de vrouw van een hunner heeft onteerd; zij willen geen losbandig .on>t dienen. Als de schuldige eene ver worpelinge of een meiajo van den laagsten stand is, zullen zij het zich niet aantrekken. Dit gesprek wordt vernomen door Marie, de dochter van Angus, die prins Karel hopeloos bemint, en die dag en nacht doorgeloopen heeft, om den koning da stellingen van het vijandelijk léger te komen meds« deelcn. Terwijl zjj onder de tent van den prins uitrustte, heeft zij bemerkt dat deze eene bijeenkomst had met Lady Dora, de vrouw van Lord Fingal. Marie brengt hare jaloezie ten offer aan hare vaderlandsliefde en tracht te verhinderen, dat de prins en Lady Dora te zamen gevonden worden. De derde acte vertoont de kamer, waarin Lady Dora den prins ont vangen heeft. Deze ia vertrokken, en Lady Dora wil zich mede verwijderen. Marie komt binnen en meldt haar, dat men dea prins is nagegaan, dat het huis omsingeld is, en dat zy, 'ondanks haren haat en hare jaloezie, Lady Dora komt redden, omdat anders alle hoop voor Schotland verloren is. Er wordt aan de deur geklopt. De kamer heeft geen uitgang, dan op eene kamer zonder uitweg. Marie laat Lady Dora zich daarin opsluiten en treedt er voor een oogenblik zelve binnen. De deur wordt door een der Schotten, die met Lord Fingal binnen* treden, opengeclrukt. Op dit oogenblik opent Marie even de deur der tweede kamer, om te doen gelooven, dat zg bij den prins was. Op het gezicht harer lompen, twijfelden Lord Fingal en de Schotten nog. Marie laat dan, hare zelfopoffering ten einde voltooiend, eene beurs vol goud, die de prins haar in de tweede acte gegeven heeft, aan hare voeten vallen. Men herkent er zijn naamcijfer op. Alle twyfel is opgeheven. Maar de treffende scène begint eerst; vader Angus treedt binnen en vervloekt zijn kleinkind, dat den gaheiligden prins tot een losbol maakt. Deze toestand, prachtig uitgewerkt, maakte grooten indruk. Angus' yen» vloeking was verheven tragisch. En daarna kwam een aandoenlijk tooneel, als Marie, na het vertrek der Schotten, haren grootvader om den hala vliegt, als Lady Dora mede komt getuigen, dat Marie zich voor den prins 'heeft geofferd, en de smart van den grijsaard in blijden trots overgaat. In het vierde bedrijf zijn de Schotten overwonnen; zy hebben den stryd 'moeten opgeven. Lord Fingal, op wiens hoofd een prijs gesteld is, is naar een zijner pachters gevlucht, en beweent daar tegelijk zijn verloren land en den dood zijner vrouw, die aan zijne zijde door een vy'andelijken kogel getroffen is. Een halfwas kiad eene uiterst kiesch geschreven rol brengt den Lord een medaillon, dat aan Lady Dora heeft toebehoord, en 'dat naast haar gevonden is, op den dag to?n men haar stervend in de hut bracht. Het openbaart den Lord de schuld zijaer vrouw en van prins Karel. In eene tirade van wanhoop en woede, zeer treffend, maakt hij zich gereed om den prins te dooden, op het oogenblik dat deze, door de Engelsche soldaten vervolgd, in de hut eene schuilplaats zoekt. Maar de prins is z(jn gast; hij laat de opgeheven b\jl zinken en laat den prins zich verbergen. De Engelschen komen; zij weten niet wien zjj zoeken, alleen dat een der hoofden van den opstand zich daar verborgen heeft. Lord Fingal, dien zij in zijne vermomming voor den pachter honden, maakt zich bskeud ea laat zich medevoeren. Het laatste bedrijf vertoont de rotsachtige kristen van Schotland. Da Schotsche boer, dia prins Karel schuilplaats verleend heeft, geleidt hem naar eon bevriend schip, dat hem uaar Frankrijk zal voeren en hem ont trekken aan de gevaron die bern bedreigen. Karel, uitgeput, kan niet verder, zijn redder sleept hom mede. Als h\j zich weder op weg begeven zal, naderen de blinde Angus en zy'ne kleindochter, die den prins nog eenmaal willen zien. De prins is uitgeput en smeekt den bedelaar om een stuk brood. Marie herkent hem; bjj drukt haar aan zijn borst. In hun afscheid mengt zich de stem van Angus, die dsn prins Schotland toont, verpersoonlijkt in zijne verlaten, geofferde kleindochter. De Schot sche pachter komt terug; de boot is gereed, zij wacht aan den voet der rotsen. Marie, het slachtoffer van liefde en ellende, sterft in Angus armen, terwijl een kanonschot doet weten, dat prins Karel n veiligheid is, en de oude bedelaar begraaft zijn kleinkind in de plooien van de Jacobitische vlag. Dit was hot drama, dat voor een deel zeer grooten indruk gemaakt heeft. De kritieken zijn echter zeer vele. Sarcey beweert, dat het pu bliek herhaaldelijk uit het veld geslagen was. Toen in het tweede be drijf de Schotten zich zoo puriteinsch aanstelden, had het publiek, dat in de eerste acte daarop net voorbereid was, geglimlacht; met het derde bedrijf had alles gedaan kunnen zijn, de prins h een nietswaardige en daarenboven geheel onbelangrijk. Andere bladen voegen daarby dat de Vieux Bitrgrave Augvs en de idioot uit de vierde acte afgezaagd zijn, dat Lord Fingal, die zijn gast redt, eene flauwe copie van don Gomez da Silva uit Hernani is, prins Karel een minder pikante prins Christian uit Les rois en exil. Geen blad ontkent echter, dat de derde acte treffend, en het gehee!e drama vol van ^"beaux vers" is. Men weet dat Franijois Coppée, ge'y'k velen der jongeren, zich van de regels van Boileau, door Racine, Molière en Voltaire geëerbiedigd, vrijmaakt, hij verlegt de caesuur, heeft verzen als: Marie'. elle a Ie nom d'une Staart; elle est Catholique comme elle, et dit son chapelet, waar est als koppelwoord geen rymwoord mocht zijn, en meer. Hij wint daardoor enkele malen aan kracht en frisehheid, wat hij aan welluidend heid verliest. De rollen van den ouden Angus en den ouden Lord Fingal werden door Paul Mounet en Albert Lambert, beide jonge lieden, uitmuntend vervuld; Chelles was Prins Karel, en gaf |aan de rol niet de levendigheid, die haftr aantrekkelijk had kunnen maken. Lady Dora werd door Je,anne Me» minder goed vertolkt, dan men van haar gewoon is. Marie echter, eene debutante, Mlle Weber, is met dit ne stnk de heldi» van het Odéon geworden. Alle bladen zijn in de wolken. In de Débats waar J. J. Weiss de tooneelkritiek aan Jules Lemaitre heeft overgedaan, klinkt bet: Wy hebben het opgaan eener nieuwe ster bjjgewoond, do zegevierende ontluiking van bekoorlijkheid en kracht;het heerlijkste schouw spel ter wereld. Wg hebben allen Mlle Weber toegejuicht in eene vervoe ring van vreugde, waarin ons hart scheen te smelten; want het welwillend noodlot heeft haar ons ontegenzeggelijk gegeven om hier en daar een uur van genot te brengen in de eentonigheid en treurigheid onzer dagen,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl