De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 13 december pagina 11

13 december 1885 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

No. 442. DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. KOMETENSMART. Astronomische Ballade. Ik lig op een bed van starren En pak een komeet bij den staart. Hei, vriend, komt gij ran verre? Wat ziet ge zoo bezwaard?" O God!" klinkt een klagend stemmen, Daar word ik alwedor gestoord! Ai, wil mijn pluim niet zoo klemmen, Ik wou zoo gaarne voort." Neen vriend, het zal n niet baten, Of gij al jeremiëert. Kom, blijf een beetje praten, Vertel me eens wat u deert." O, meester, eens tras ik geduldig, Dat is meer dan twee eeuwen geleên. Toen zwom ik nog heel onschuldig, Waar ik kon door de ruimte heen." En als de mentenen mij zagen, Dan kwam er oorlog of pest; Dat waren nog goede dagen'..... Toen heb ik mijn staart geniest!...." Maar Newton zei: die kometen Zijn werklijk zoo'n wonder niet. 't Zijn e'genlijk maar planeten Aan wie men een lichtpluim ziet. Alleen, hun ellips ia een lange, Parabolisch haast uitgerekt; Doch elliptisch gaan bun gangen, Wijl de zwaartekracht hen trekt." " En Halley h'ok cijferg en lijnen, En rekende uit op een haar, Wanneer ik zou verschijnen, Of ik een planeetje waar l Toen was het uit wet mijn droomen, De hemel heeft zelf mij geduwd; 'k Ben op het appèl gekomen, En 't scheelde geen halve minuut Toen mosst ik wel gelooven, Dat ik niet mij zelvea regeer; Kal wetten ook hoerschon hierboven, En dat ik ook graviteer. Sinds heb ik sleshts n streven, Om zuiver elliptisch te gaan; Maar vrees te worden gedreven Van mijn mooie elliptische baan. EB daarom ziet ge me weenen, Daarom ben ik nooit meer blij; Nu weet ge het; stuur me nu henen; Och, laat mijn staart nu vrij." Zeg, jongelief, spreekt ge de waarheid? Is dat het wat u kwelt, Dat ge ook een beelje zwaar zijt, En geen oorlog meer voorspelt? K««n ik laat n nsj niet trekken, Ik heb u nu onder den dniin; En wilt ge met mij gekken, Dan knijp ik zóó in uw pluim." Miauw, houd op m»t knijpen! Miauw! o ' als het u blieft! Ili zal u doen b-grijpen, Wat mij dan waarlijk grieft. 't Is waar, ik heb u bedrogen, Ik verlang niet elliptisch te gaan; Den tocht langs elliptischa bogen, Dien heb ik zoo vaak reods gedaia. Maar ik koester de stille hope, Dat mijn lot een ander wordt; Dat ik andere wegen ga loopen, In een nieuwe waereld mij stort. Kom ik bij «en planeet, een grooten, Dan wordt tot een hyperbool Wellicht de kringbaan ontsloten, Waarlangs ik nu steeds dool. Dan zwem ik de oneindigheid binnen^ Dat zevenzegelig boek; Ga nieuwe tochten beginnen, En vind misschien wat ik zoek. Want, seet, ik heb vornomer. Dat ergens oen waerold bestaat, Waar men vr\j is van astronomen, En zijn eigan gangetje gaat. Die waereld, die waereld, die zook i!:, Waar vier afmetingen zijn; Waar de driehoeken zijn vierhoekig, En de punten gerekt tot een lijn. Daar zal ik mij zelf weer wezen, En dwalen als voorheen, Daar heb ik geen Newton te vreezen;, Die waereld, daar wil ik heen. Slaar ach! zal het ooit gebeuren? Zal 'k Eldorado ooit L en?.... Die twijfel doet mij treuren; Dat is het waarom ik zoo geien.' Mijn arme viind, dan zijt ge Op een ganseh verkeerde lijn. Doch, wel beschouwd, het verblijdt ma Dat ik u vaa dienst kan zijn. Die waereld is niet te bereiken In de lucht, ge moet onder den grond In bet hoofd van den Euitscher kijken, Voor wien zij eenmaal bestond; Waar hij ligt, daar moet ge gaan zoeken, Misschien vindt ge wat ge verlaagt, Kijk goed in alle hoeken, Of geen vierde dimensie daar hangt. En komt ge langs Holland dwalen, Breng Soera Rana mija groet, Ik lees mot plezier zijn verhalen, En zijn verzen doen mij goed. Zeg hem, dat hij hier moet komen, Eu liggen op sterreu naast mij, Dan zullen wrj dichterlijk droomen, En maken Potgteterij. EU vloeken op zeker Jong-Eolland, En ztjn grondeloos diep sonnet, De jeng'd, die met vormen sollend, Niet op den inhoud let. Zeg dat ik twee stralen, twee dikke», Uit uw stiavt, don schittrenden, pluik, Daar zal ik een krans van flikken, En zetten heul dien op tien pruik." . E. A. INHOUD VAN TIJDSCHRIFTEN. Spectator 12 Dec«mber. Berichten en mededeelingen: (Akademieverslag; Verga's Malavoglia's; Grassprietjes; Brauas fatografiën; Grand-Cirterot; la caricature ; enz.)?Ds griffie van Hare Hoog MogenJen, door prot. K. J'Vut». Een laatst woord over de tentoonstelling tan kunstwerken ta Antwerpen, door C. Ed. Taurel.?Pluksel (Voorstel van Lohman; Kiezorateelt; Blijde boodschap; Veredeling van den Christel, godsdienst). Verbete ring. Plaat: De nieuwe verrassing op het Binnenhof. Portefeuille, 12 December. Winst- en Verliesrekening (?Gevaarlijk spel," drama van H. Th. Boelen), epgemaakt door de kritiek. Jubilévan Verhuist. Salot, der Wildschütz-E. Lortzing. In Arti, II. Geechichte der Deatachen Kunst, afl. 3 en 5. L. S., Gedichten Van Nic. Beets. Onze HedenJaagsche Letterkundigen, door Dr. Jan ten Brink. ? Uit Vlaanderen. Vertaalde Bomans: Melatic van Jaf«,Jalea Ciarétie. Zijn Excellentie de Minister; F. Marion Crawford. Zijt gij de Erfgenaam; M. Lu<iolph. I'élicitas; F. M. Peard. Naaste Buren. Duitsche Kinderboeken. L. S?Grand Théiitre van Lier, Théodora van Victorien Sardou. L. S., Ernst Poseart. Pro en Contra. Een Bondarlinge overeenkomst. Nieuwe uitgaven in Nederland: Mr. Joan Bohl, Canzonen ....... i >> De Drie Hollandsche Maagdon op U»t huwsljjlufeast. Voordracht voor drie dames voor alle bruiloften P. Huet, Voor vriond en tegenstander. Nog «en woord over het Spiri tisme. (Overgedrukt uit het Tijdschrift Het .Eeuwig» Leven") . E. Lynu Linton, Jane Stewart. Uit het Engelaca 2 dln. f261 «B 281 Wï. Een Nachtgtuk, Komisch» nceu» voor eut« heer *a sena iiam«, vaor »lle bruiloften. Haarlem, D. L. Staal. (8 bla.) M. yau Os. Het beden en d« toekomst, ol' Eerste en tweede leven. 4ajpterdam, Huveker & Zu. Gr. 80. (16 f 4.68 . 0.19 8. Antonie Beule Nz., Saamgelezen groote en kleine verhalen voor onze Hollandsche jongens en meisjes 1?Voor onze Hollandsche jongens en meisjes bijeen gebonden. Grooto an kleine verhalen. Als voren ...... , Een heerlijke St. Nicolaas-avond. Door strijd tot vrede . , , Uit bet leven. Gevecht met eene leeuwin. Als voren. , Rijken en armen. Eindelijk gevonden. Als voren. , Door eigen kracht. Eene ware geschiedenis. Als voren , Na regen volgt zonneschijn. Azors Eeisavonturen. Als voren Mr. W. G. F. A. van Sorgen, De Tooneelspeelkunst in Utrecht en de Utrechtache Schouwburg Uit het dagboek van Florentijn. Gedichten en Aforismen. . . D, L. O'Donnell, Wieg mij in slaap, moedor. Lied na*r het Enselach door Fiore della Neve. Gearrangeerd voor twee stemmen door T. Westrop. . 1.23 . 1.25 0.35 0.85 0.35 0.35 , 0.35 2.50 1-50 - 0.40 Wij bieden bij dit nummer van het Weekblad aan de lezers als buiten gewoon bijvoegsel aan: OVER DE HUT, gedicht van Pol de Mout, voor een zangstem met klavierbegeleiding ge componeerd door Dr. E. D. Pijziel. Het gedicht, in een der vroegere nummers van dit Weekblad opgenomen, trok de aandacht door eenvoud en fnschheid; de compositie zal ongetwijfeld velen welkom zijn. In EEEATA. ons muzikaal bijvoegsel zijn in de klavierbegeleiding enkele kruis* 0.15 0.20 teekens weggevallen. De begeleider leze op de volgende plaatsen gis voor g: Rechterhand: blz. 1. systeem 2, maat 3. Linkerhand: blz. 1. systeem 4, maat 1; blz. 2, systeem 3, maat 3; sys teem 4, maat l en 5. Verder moet op blz. l, systeem 5, maat 5 (rechterhand) c voor cis worden gelezen, terwijl op blz. 2, systeem 4, maat 6, de g in de linkerband van een herstellingsteeken moet worden voorzien. MILITAIRE ZAKEN. GELIJKTIJDIGE BEHARTIGING DER BELANGEN VAN LEGER EN SCHUTTERIJ. Naar aanleiding van de bedenkingen, gemaakt door de Commissie van Rapporteurs tegen het brengen der som van f 60,992 op de Begrooting van 1886, ten behoeve van militaire instructeurs voor de Schutterijen, heeft de Minister van Oorlog in zijne Memorie van Beantwoording te kennen gegeven, dat hij niet kan gelooven, dat de Volksvertegenwoordi ging aan den door hem voorgedragen beperkten maatregel tot verbetering der geoefendheid van de Schutterij andermaal hare goedkeuring zal ont houden, zooals tot nu toe is geschied, waardoor alle pogingen tot ver betering onzer levende strijdkrachten schipbreuk hebben geleden. Echter geneigd om het aan de Jtostcn ontleende bezwaar tot zijne geringste af metingen te herleiden, heeft hij thans, omdat de uitbreiding der Schut terijen eerst met l Augustus 1886 in werking treedt 1) en het oefeningstijdperk den len April aanvangt, die som met ?19.600 verminderd en alzoo teruggebracht tot f 41,371,34. Die reductie is verkregen, door voorloopig het aangegeven getal offi cieren met l kapitein en l luitenant, en dat der onderofficieren met 14 te verminderen en de traktementen, soldijen, enz. voor slechts 9 maan den, in plaats van voor 12 maanden, uit te trekken. De Minister vertrouwt, dat de thans aangevraagde betrekkelijk geringe som voor de verbetering der levende strijdkrachten hem thans niet zal worden geweigerd". In elk geval doet hij een ernstig beroep op hare medewerking, op eene juiste en billijke beoordeeling van de door da Regeering beoogde voorzieningen". Het door den Minister geleverde pleidooi voor zijne plannen verdient voorzeker allen lof en met hem antwoorden wij ontkennend op de vraag Is men verantwoord, de Vertegenwoordiging, zoowol als de Regeering .,wanneer in de gegeven omstandigheden, zelfs geene poging wordt gedaan, om de Schutterijen te verbeteren, om er welke gebreken hare inrichting mogen aankleven partij van te trekken ten bate van 'sland weerbaarheid, zooveel dat mogelijk isï" Zoolang tocli de beslissing omtrent het wetsontwerp tot herziening vaa het VlIIe Hoofdstuk der Grondwet niet is gevallen, en dus in verband daarmede de bestaande wetten op de Nationale Militie en op de Schut terijen van kracht blijven, zullen de Schutterijen de wapenmacht blijven vormen, waaruit het leger, dat op zich zelf te zwak is om in de eischeu der verdediging te voorzien, zijn te Jcort aan troepen inoet dekken, en is het dus zaak alles te doen om die aanvullingstroepen zoo gei ihikt mogelijk voor hare taak te maken, te verbeteren wat daarvoor vatbaar is en alzoo niet het hoog noodige na te laten, ouidat het ideale niet kan worden bereikt. Met ingenomenheid hebben wij dan ook kennis genomen van hetgeen de Minister wenscht te doen, opdat de schutterijen eene dadelijk bruik~ bare reserve voor het leger mogen worden. Zonder twijfel bevatten zij daartoe de noodige elementen en zal de gelijktijdige oproeping der ver. schillende bans van den Landstorm bij mobilisatie de desorganisatie voorkomen, welke het gevolg zoude zijn van de toepassing van Art. 78 der schutterijwet, terwijl de organisatie reeds in tijd van vrede van zoogenaamde marsclïbataljons, gevormd door compagnieën oud-gedienden, zeer veel zal bijdragen om deze spoedig bij de landsverdediging belang». rijke diensten te kunnen doen bewijzen. Te hopen is het daarom, dat weldra het ter zake hangende overleg tusschen de Ministers van Binnen« landsche Zaken en van Oorlog moge leiden tot het brengen der schutters, van af het tijdstip hunner inlijving, onder het beheer van het Departement van Oorlog en dat derhalve de thans aan die overbrenging nog verbon den bezwaren uit deu weg zullen worden geruimd, want dan eerst zal het mogelijk zijn d» volledig» voorbereiding der oorlogs-organisatie to uitvoering te doen komen. Daarentegen heeft hst ons bevreemd, dat de Minister van Oorlog gean enkele zijner beraamda maatregelen tevens dienstbaar heeft gemaakt aaa de verbetering der organisatie van het leger. Aangezien hij daaromtrent niets mededeelt, vermeenen wij te moeten aannemen, dat deze zaak niet

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl