De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 13 december pagina 13

13 december 1885 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

No. 442 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 13 sonnetten ter eere van het schoon geslacht hem den zegen en zijn lauweren had doen behalen, verleenden hern een onweerstaanbare aantrekkelijkheid. Er was iets van een vertroeteld wonderkind over dien grooten knaap, die niettegenstaande zijn kinderlijk ge laat, toch zoo schoon wist te zingen van Venetie's nachten en Napel's tarantella. Men beschouwde hem als een vroegwijs kind. De vrouwen houden zich gaarne bezig met zulke groote kin deren; in welke zij meenen" reeds den man te kunnen raden. Het is steeds haar ideaal de eerste liefde van een man te zijn, ea zoo wekte ook Victor allervvege veel belangstelling, heigeen tesgevolge had, dat hij met zijn oppervlakkig karaktervan de eene verliefdheid in do andere vervie', zonder dat er ooit eenig werkelijk gevoel bij in het spel was. Er was iets van den truubadour over hem gekomen van de troubadours, die hij zoo veel bezong en zuchten en handdrukken en gerooide kusjes waren hem bij de liefde hoofdzaak geworden. De mannen vertroetelden hern evenzeer als de vrouwen. Ze beschouwden hem niet als hun gelijke; hij was en bleef een aardig artikel van weelde met iets vreemds over zich; een kind dat men toelachte en waarop men nooit boos kon worden. Ofschoon hij talent genoeg bezat, hield men zich overtuigd dat hij er nooit een ander mede in den weg zou staan; hij was een uitzondering, waarbij er in de versie verte geen sprake kon zijn van afgunst of naijver, daartoe was hij te onbeholpen, te zwak. En juist deze onbeholpenheid, deze zwakte, vormden een aantrekkelijkheid, te meer. De meeste mannen gevoelden voor Yictor, wat een groote hond tegenover een dartel kefïertje ge voelen moet: de welwillende, nederbuigende toegeeflijkheid van den meerdere, die ook dezen bevredigt omdat er tegelijkertijd een rustig gevoel van eigen macht in opgesloten ligt. Maar Victor zag het vernederende hiervan nief in. Hij liet maar stillekes met zich begaan, en onder al die vleierijen ea op lettendheden werd hij hoe langer hoe meer een geblaseerd won derkind en hoe langer hoe minder een man. Zij was niet mooi; haar figuur was te slonk en haar gelaats trekken waren vrij onregelmatig. Alleen wanneer zij sprak kreeg men den indruk dut zij er toch lief uitzag; dan kwam er leven en haar gelaat, in een bezielde glans in haar oogen. Maar wat haar bepaald betooverend maakte, het was wanneer zij lachte met haar frisschen, glaszuiveren lach, waarin men gevoelde dat zij zich zelve geheel en al openbaarde. Zij deed het echter niet vaak; over het algemeen was zij nog al koel, bedaard en in zich zelf gekeerd. Wel verre van hartstochtelijk te zijn, behoorde zij eerder tot die vrouwen, die ongehuwd zouden sterven zonder ooit eenig gemis gevoeld te hebben. Toch had Martha bemind, of liever zij was eens verliefd ge weest. Een van die vluchiige aandoeningen der eerste jeuii.d, teeder en frisch als een lentebloem, die reiner van kleur en liefe lijker van geur is dan een der bonle en bedwelmende bloemen, welke de volle zomer ons in rijken overvloed schenkt. Jammer maar dat n enkele nachtvorst voldoende is om die vroege, teedere bloempjes te vernietigen. Zoo was het Mariiia gegnan. Het peval had niet veel te be duiden gehad, zoodal zij er zich spoedig over heen zette, en er niet dan met een zeker gevoel van schaamte aan kon terugden ken. Maar toch zou men bij een nauwgezet onderzoek waar schijnlijk bevonden hebben dat, hoe snel ook geëindigd bij gebrek aan warmte en sympathie, deze vluchiige verhouding toch nog tijd gehad had duidelijke sporen in haar gemoed achter te laten. Een eerste liefde vergeet men nooit, en zelfs in het meest beuzelachlige minnarijlje schuilt er toch eenig liefde, smeult er iets van den waren gloed, en het veroorzaakt ons smart, wanneer die wordt uitgedoofd. Wanneer het met de eerste ernstige aandoening van een vrouwen hart gaat als met de vroege anemoon, door n ruwe nachtvorst onbarmhartig gedood, is voor haar alle kans op geluk nog niet voorbij en kan het nog wel zomer worden in haar leven. Maar dien vorstnacht in haar lentejaren vergeet zij nooit. In het diepste van haar hart blijft toch altijd een spoor van bitter heid, een kille ademtocht, een donkere schaduw achter; wel zal zij later ernstig kunnen beminnen, maar aan een vluchtige ge negenheid zal zij nooit meer toegeven. Victor oefende een vreemdsoortige invloed op Martha uit. Terwijl haar ernstige geest onaangenaam getroffen werd door zijn speelsche zwakheid, trok zijn talent haar aan, het bestrikte haar al verder en verder, en hield haar ondanks haar wederstreven, hoe langer hoe meer gevangen. Niet zijn persoonlijkheid, maar zijn talent was het dat haar begoochelde, en het overheerschend gevoel in haar was medelijden, leedwezen bijna, dat in dezen zoo weinig beteekenenden man de kiemen schuilden, een zoo^veel beteekenend dichter te worden. Van zijn zijde was de eerste toenadering weinig anders ge weest dan een oogenblikkelijke opwelling; hij was er aan gewoon geraakt door een ieder gezocht en gevleiu te worden; zij had noch het een noch het ander gedaan, en dit had als van zeiften gevolge dat hij zijn best deed haar opmerkzaamheid te trekken. En nadat zij op deze wijze allengs nader met elkander in aan raking waren gekomen, ontwaakte in haar eensklaps de echt vrouwelijke geestdrift voor een taak, die zij meende dut op haar weg lag, namelijk vnn den dichter een man r,e maken, hem krach tig en groot Ie rkieu worden. Wat hem belieft, hij begon gaandeweg voor haar een gevoel te koesteren, dat geheel nieuw voor hem was ca hem zeli bevreemdde, een zekere eerbiedige genegenheid, die nauwer verwant was aan vriendschap dan aan liefde en hartstocht. Zij kreeg invloed op zijn werken en denken, zelfs reeds eer ze verloofd waren. Toen hij na verloop van een maand of drie, vier, zich eindelijk vermande en om haar hand vroeg, zeide zij ja. En nu waren ze, zooals we zeiden, reeds vier jaren getrouwd. lun huwelijksleven was buitengewoon gelukkig geweest. De sympathie, die zij voor elkander gevoelden, was niet den dag toegenomen, een diepgevoelde, innige sympathie, die hun geheeie leven om-loot, en Viclor's bestaan in alle opzichten ver vulde. En terwijl zij er steeds voor waakte dal liij ooit zijn minderheid tegenover haar zou gevoelen, was hij gaandeweg on der haar leiding degelijker, mannelijker geworden. Het scheen inderdaad alsof zij in hun rustigen, harmonischen echt van hen beiden de zwakkere geworden was. Martha was gelukkig toen zij haar pogingen met goeden uit slag bekroond zag. Maar in het derde jaar van haar huwelijk werd het haar eenklaps onbeschnjllijk angstig te moede. Zij had haren man een aanzienlijk vermogen aangebracht, en zelf was hij ook ver van onbemiddeld, zoodat hij niet om den broode be hoefde te schrijven. Kort na hun trouwen had hij een bundel poëzie het licht doen zien, lijrische gedichten, voornamelijk dagleekenend van het tijdvak, waarin hij zich tot Martha had aangetiokken gevoeld. Sedert had hij weinig of niets voortgebracht, hij hield zich eenigszins op de hoogte van de nieuwe litteratuur, leverde nu en dan eenige bladzijden kritiek aan een letterkundig weekblad, dat was alles. Martha sprak hem slechts zelden hier over, en deed zij het, dan klaagde hij steeds over gebrek aan stof. >Ik krijg geen indrukken meer," zeide hij. En deze woorden «ik ksijg geen indrukken meer,'' zij werden de nachtmerrie van haar leren. Zij was als verlamd door een knagende vrees; naarmate in hem de man zich ontwikkelde, ver dween de dichter. Dit leven aan hare zijde was hem dus niet genoeg? Zij verzonk in eindelooze, smartelijke overpeinzingen. Uren lang kon zij met de handen in den schoot zitten, haar geest telkens op nieuw aftobbende met dezelfde gedachten, wier verwarde, onaizienbare rij steeds met een vraagteeken eindigde. Moest dan een dichter noodzakelijk een slecht of een zwak mensch zijn ? Zij zag den dichter duim voor duim verdwijnen, verwelken in het bestaan, dat zij met de toewijding van haargeheele leven voor hem geschapen had. En nu zou zij haar eigen werk moeten vernielen, met eigen handen het geestelijk gebouw afbraken, dat zij met zooveel inspanning had opgetrokken ? Ja, het moest, al zou haar het harte bloeden, al gevoelde zij dat zij het doodvonnis over haar eigen leven uitsprak, maar de dichter mocht niet ten ondergaan, zij had het recht niet in hem den dichter te dooden. Hoe zou ook dit kalme, huiselijke leven, dat zij leidden, be vruchtend kunnen werken op zijn genie ? Hij had immers meer behoefte aan minnekozende teederheid dan aan liefde, meer aan hartstocht dan aan rustig geluk. Toen verwenschte zij haar koelen aard, dien vorstnacht die zijn kille hand verstijvend op haar eerste teederheid gedrukt had. Zij schikte zich op, veranderde van kap sel, gaf aan haar stem een vleienden klank, trachtte zooveel mog''lijk uitlokkend en bekoorlijk te zijn. Maar spoedig staakte zij die pogingen. Victor lette er zelfs niet op, of wel hij beschouwde ze als grillen, waarmede zelfs de beste vrouwen somwijlen behept zijn. Hij begreep niet dat zij zijn phantasie trachtte op te wek ken, dat de echtgenoot van den man de minnares des dichters wilde zijn. Deze voortdurende strijd greep Martha's gestel aan. En zij zag in, met een angst die op ontzetting geleek, dat wilde zij haar man. niet geheel als dichter zien ten ondergaan, er iets nieuws in hun leven moest komen. Maar van waar ? Zij kon het niet aanbrengen. En toch, wie weet? Toen begonnen de oude kunstmiddeltjes van voren af aan, al die vruchtelooze pogingen om zich zelve tot een ander te maken, heel die trooslelooze ko medie, die zij met walging afspeelde. Victor merkte weinig of niets op van dezen innerlijken strijd. Hij was niet sterk in de zielkunde, en juist omdat hij altijd om en bij haar was, juist omdat hij persoonlijk betrokken was in den strijd zijner vrouw, viel het hem niet op dat er iets buitengewoons plaats vond. Bovendien was hem in zijn ledige uurtjes, naar aanleiding van een onbeduidend idylletje, het plan voor een nieuw drama in het hoofd gerijpt, waarvan hij de hoofdrol be stemde voor een jonge kunstenares, die toen juist veel opgang maakte, een van de vele jonge dames, wier grootste talent bestaat uit haar lieftallig uiterlijk, en die men bewondert zoolang ze jong zijn. toen zij hem zoo met vollen ijver aan het werk zag, gevoelde Martha zich geheel herleven; misschien was zijn werke loosheid slechts een oogenblikkelijke verslapping, een dood punt in zijn dichterlijk vermogen, een overgang van de lyrische jeugd tot _ een hoogere ontwikkeling geweest. En op nieuw gevoelde zij iets van den triomf uit de dagen, toen zij nog niet had leeren twijfelen. Nu begreep zij het: het was de lyrische dichter, die in hun huwelijk was ten ondergegaan; de man, door haar gevoimd, zou meer worden; geen miimek troubadour, neen, een waarachtig dichter, die het leven bezingen en den menschen hun eigen beeld voorhouden zou. Hoe idealiseerde zij de kleine idylle, die voor haar tot een grootsch dichtwerk, een letterkundige gebeurtenis

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl