De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 13 december pagina 2

13 december 1885 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 442 de bevolking als in het leger aanhoudt, de Carlisten zich wijse lijk op den achtergrond zullen houden. Aan de definitieve oplossing der Carolinen-quaestie is deze week de laatste hand gelegd. De Spaansche Ministerraad heelt het verdrag met Duitschland, zooals hel door den vorigen minister Elduayen was gesloten, en, gelijk wij reeds mededeelden, dooi de Duhsche regeering onderteekend, onveranderd aangenomen en geratificeerd. Verder .werd besloten, het handelstractaat met Duitschland, dat in 1887 aüoopt, tot 1892 te verlengen. Dit besluit, waartoe de reegeering, onder den drang der omstandig heden, ongetwijfeld door den Duiuchen Rijkskanselier werd ge noodzaakt, heeft te Madrid een minder gunstigen indruk gemaakt. Men beweert namelijk, en waarschijnlijk niet ten onrechte dat Duitschlands toegevendheid, in de oplossing der Carolinenquaestie en de daarbij gedane erkenning van Spanje's souvereiniteit betoond, met deze voor den Duiischen handel zeer voordeelige verlenging van. het handelstractaat is gekocht. Door de regeering is eene algemeene amnestie verleend aan daders van drukpersdelicten en politieke misdrijven. Niet minder dan 1200 vervolgingen wegens drukpersdelicten zullen dienten gevolge worden opgeheven; twaalf schrijvers zullen het bagno verlaten, vijftien de gevangenis te Madrid. Zelfs Ruiz Zorilla en diegenen zijner vrienden, die niet gewapenderhand tegen de Spaan sche regeering zijn opgetreden, zullen den vaderlandschen bodem weder kunnen betreden. *** In de Oostersche quaestie blijft nog steeds dezelfde onzekerheid en verwarring heersenen. Toch wordt het eiken dag duidelijker, dat aan de strenge handhaving van het tractaat van Berlijn niet meer kan worden gedacht, en dat de eisch tot herstel van den status quo ante slechts een voorwendsel is voor hen, die vreezen door eene andere oplossing hunne belangen geschaad te zien. Oostenrijk heeft weinig reden om zich tegen de vereeniging van Oost-Roemeliëmet Bulgarije te verzetten; graaf Kalnoky heeft dit, nog betrekkelijk korten tijd geleden, in de vergadering der delegatiën uitgesproken en de nadeelen aangetoond eener politiek, die Bulgarije tot vijand van Oostenrijk zou maken. Turkije zou slechts in zijn eigen belang handelen, wanneer het zich een tijdperk van rust kon verschaffen door afstand te doen van gen bezit dat toch feitelijk weinig waarde meer voor haar heeft. Enge land heeft van den beginne af de unie ondersteund. Duitsclilacd, Frankrijk en Italiëhebben bij de oplossing van dit vraagstuk slechts belangen van ondergeschikten aard. Maar Rusland'? Ongetwijfeld wordt de vorming van een Groot-Bulgarije door het Russische volk met groote ingenomenheid begroet, Maar hot officieële Rusland, dat het eerst de formule »herstel van den status quo ante' heeft uitgesproken, toont zich nog weinig geneigd om af te wijken van een programma, dat zoo zeer in strijd is met zijne traditioneele politiek. Het succes der Bulgaarsche wa penen heeft den afkeer, dien men te St. Petersburg voor Vorst Alexander gevoelt, niet verminderd, en zelfs aanleiding gegeven tot eene persoonlijke beleediging, den Bulgaarschen Vorst door den Czar aangedaan, die eene toenadering hoogst moeielijk, zoo niet onmogelijk maakt. Van Rusland hangt alzoo voor een groot deel het behoud van den vrede af. De Oostenrij ksche pers vestigt hare hoop op Duitsch land, »welks belangeloosheid boven alle bedenking verheven, welks vredelievendheid volkomen beproefd is, en dat in de benijdens waardige positie verkeert, op het Balkanschiereiland geene andere belangen te hebben dan die zijner vrienden." Men schijnt echter te Berlijn weinig lust te gevoelen om eene rol op zich te nemen, die zoo licht zou kunnen blijken eene hoogst ondankbare te zijn. Inmiddels bevindt zich het. zegevierende Bulgaarsche leger nog steeds op Servisch grondgebied en wordt lusschen Pirot en Bel grado (via Weenen?) voortdurend onderhandeld over de voor waarden van een definitieven wapenstilstand. Dat men het spoedi"1 eens zal worden, laaf, zich bezwaarlijk denken; Serviëvolhardt^ als ware het zegevierend uit den strijd te voorschijn gekomen' op hoogen toon bij zijne eens gestelde eischen; Bulgarije doet hetzelfde, doch met meer recht. Hoe lang zal deze toestand kunnen duren, eer het geduld van vorst Alexander uitgeput raakt ? WARME KADETJES. Een Zaterdagavond-Praatje. cm. Als mijne vijanden en benijderg mij een kool kunnen stoven dan laten tij het niet.; waaneer zij er iets toe kunnen bijdrager; om mijn glorie te doen tanen, dan zijn ze er als de kippen bij. liet liefst van alles zoudcu zij mij heulemaal afbreken, maar gelukkig is Aquaiïus hecht als arduin ea niet gelyk aan eene moderne woning in een der buitenwijken. Om mijne stelling te bewijzen laat ik hier een uittreksel uit een afschuwelijk schrijven volgen, dat ik dezer dagen uit eon stadje uit Rusland ontving, JLn den aanhef er yaa beklaagt de cprrespqnd.e&t er Bieb over ud.a^ Lij vroeger het voorraeht lieeft gehad (hetwelk hem nu blijkt een zeer twij felachtig voorrecht 1e zijn geweest) van onder mijne vrienden te behooren" ea hij insinueert dat sedert ik mij met de groote lui ging bezighouden, ik hem met andere vrienden in 't vergeetboelrje deed geraken." Dan komt hij op mijn onvergetelijk jubilé: Een jubilé! Jawel, dat hoort er zoo by. Als mannen, die in hetpubliek optreden, trotsch en verwaand beginnen te worden, dan zoeken ze met alle geweld taar ten gelegenheid, om als jubilaris te kunnen paradeeren en zich door het domme volk" te laten fèteeren.... De dag van uw kunstmatig jubeifeest kwam, mijnheer Aquarius, en uw feestgediclit verscheen. D dacht echter niet, dat die tevens een dag van nederlaag voor u zou worden, een dag waarop ge u in de oogen der geheele wereld belachelijk zoudt maken! Maar de Goden zijn rechtvaardig, ze spaarden ra# nog, opdat ik eett Eagrl aan de doodkist van uw roem zou kunnen worden. Ja, ik ben er nog, mijnheer! Ik zit hier nog, inm\jn afgelegen boekje en sla u gade. Ik heb nog mijn belder oordeel, terwijl het uwe door eerzucht is verbijsterd. Ik kan nog tellen, terwijl gij, »de tel kwjjt geraakt" schijnt te zijn. Ja, mijnheer Aquarius, ge hebt u vergist, ge hebt niet goed geteld !...? 't Waven nog geen honderd kadetjes! 't Waren nog geen honderd! Met deze eenvoudige woorden sla ik uw geheele glorie te pletter! 't Waren nog geen honderd! Dit woord zal als een stormwind over de stede van uw feestgebaar razen, de valscbe wierook-walmen verslinden en de papieren lauwerkrans van uw grijzan Farizëer-schedel rukken! ??'t Waren nog geen Honderd! Ja, mijnheer! ik verklaar het luide, aan wie hot maar hooren wil, aan heel de Wereld : Dat Aquarius-feest is niet geldigl 't Is te be schouwen als niet gebeurd. Want Aquarius heeft niet eerlijk geteld, hij heeft ook alle kadetjes, die zijn zoon Jan, en alle kadetjes die Sagittarius ge schreven heefti meegeteld, en dat mocht lii) nietl \ Was dus een leugen, toen hij. met eene van gijne zangster geleende'' harp in de handen, met gemaakte verrukking galmde: Ik schrijf, o houchelijk feit! spijt grijsheids bittere drukking, In dit gezegend uur, mijn honderdste Kadet!" Dat was niet waar! De grijze Aquarius heeft gelogen! Hoort gif het, mijnheer Leliman? Hij heeft zich mit fremden Fftdern schmücken" willen! Hoort gij het, mijnheer Van Someren Brand? Aquarius is ont maskerd! 't Waren nog geen Honderd*. Van dien slag, dien ik haar toebreng, zal de populariteit van Aquarius niet licht meer bekomen! Ja, zoo gaat het, mijnheer Aquarius, wanneer men de lagere sporten veracht van de ladder, langs welke men de vensters tot de eerezaal van de mannen van bsteekenis" trachtte te bereiken. Met de ook aan een gevallen grootheid verschuldigde hoogachting, heb ik de eer, enz. Mijn antwoord op dit schrijven kan kort zijn. Het is waar, en ik erken dit, dat ik sedert ik t«t roem en grootheid kwam, de vriendjes van voorheen vergat, maar is dit niet meer dan recht en billijk ? Walk verstandig mensch ter wereld wil, wanneer hij het tot iets brengt, nog met het schunnig troepje verkeeren, waarin hij zich indertijd bewoog ? Ik heb niets anders gedaan dan het voorbeeld volgen dat duizenden vóór mij gaven en gebroken met het verledene, omdat dit verledene mij te ordinair was. Kan ik, de professor en mili taire specialiteit, omgaan met obscure lieden van bitter weinig allooi, dia komenij-bazen, doctoren in de letterön, schoolmeesters, telegrafisten, chi rurgen of wat dan ook z'iju? Het ia t« gek om er over te praten! Ik maak eene uitzondering voor Sagittarius en thans kooi ik tot de hooftlgrieve van het schrijven Zijn Jan en Sagittarius niet mijns crea turen, die ik maakte tot wat ze zijn? Heb ik niet, als ik wil, het recht hun toe te roepen: Stik in kadetjes en verdwijn!" Ik heb er voor gezorgd dat zij niet opgroeiden tot monsters onder mijne pen; zij schreven, bezield door het luisteren naar mijne woorden en 't zien mijner daden.... zij schreven dus gelijk Aquarius schrijft en ik acht mij dus gerechtigd tot de verklaring : de kadetjes die Jan schreef en de kadetjes dia Sagittarius schreef zijn mijne kadetjes !'' Ziedaar mijn eecig antwoord op hot afgrijselijk schrijven, dat te gemeener ie, omdat daarin op huichelachtige wijze eene poging wordt gedaan om twee mannen, die ik hoogacht en vereer, tegen mij op te aetten. ? Pa", sprak Jan Ik moet don lezer medcdeelen dat Jan nog steeds op Meerlust en nog niet naar zijn kostschool teruggekeerd is. Ik kon hem met geaa mogelijkheid wegsturen, want hij moest my de klieken helpen opmaken die van mijn jubeifeest waren overgeschüten. Mina, de dienstbode had, in overleg met de schoonmaakster, zooveel broodjes gesmeerd en die met kaas en rookvleesch belegd en ze had zooveel bisschop en anijsmelk gereed gemaakt, dat. we nu reeds veertien dagen oudbakken brood eten en verschraalde dranken genieten. Pa", zsida Jan dan, terwijl hij een oudbakken broodje naar binnen werkte. Wilt U wel gelooven dat ik nog liever een artikel van de Nieuwe Gids'' lees?" Ik was versteld van verbazing; begeef je -]e ook al op het glibberig pad der critiek, Jan?" zside ik met zacht verwijt. Wat zal ik U zeggen, pa; ik had van die Nieuwe Gids" machtig veel verwachting, maar 't is mij erg tegengevallen. Mijne vrienden denken er precies zoo over en daarom gaan wij binnen kort de Alleraiewste Gids" uitgeven". Daar wordt jij zeker hoofdredakteur van?" Ju;st, pa. U e a heel Kederland zal verbaasd staan. De oude" gids la niks meer, de nieuwe'' schijnt me in 't water te vallen en. daarom zujlen wij, .jonger geslacht, eens aan 't werk gaan." :,IloB oud xija je aieJe-redac£cur.s'.?"' Van zciüen tot achttien, pa! Dit '?* juist de ware leeftijd. Mijn vriend Meijer zorgt voor de sonnetten, die zóó diepzinnig zijn d,$t hij ze,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl