De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 13 december pagina 4

13 december 1885 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

4 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 442 r t 't Ig jammer, we hebben hier zulk een mooie vrouwelijke jeugd. Ik zie ze wel eens uit haar school komen, die veertien- en zestienjarigen; maar, mijnheer, ge zoudt er uw oogen aan uitkijken, en als ge :t geluk hebt, niet gebocheld of op andere wijze uit het gewoon fatsoen te zijn geraakt en ge bovendien den beminnelyken leeftijd van zestig nog niet hebt overschreden, wees dan verzekerd dat die jonge dames, welke gij met een bewopderenden blik vereert, haar mooie kopjes met schuchter zullen afwenden, maar dat ze u ook flink in de oogen zullen zien. Op dit punt wilde ik die lieve schelmpjes wel iets minder ontwikkeld zien. Ik was laatst op een bal, door zekeren leeraar aan zijn leerlingen gege ven. Daar waren ook schooljongens ik bedoel jongelui", van dezelfden die cigaretten rooken «n cognac tot versterking noodig hebben, en nu was 't merkwaardig te zien hoe diezelfde hoogwijze heeren en bluffers wegscholen om geen meisje ten dans te moeten vragen. Do dansparty dreigde in 't water te vallen, toen de gastheer op een gelukkigen inval kwam. Hoewel 't geen schrikkeljaar is," riep de geniale man met luider stem, zullen ditmaal de dames de cavaliers ten dans vragen." En daar ging 't los! De heeren moesten bij de ooren worden getrokken; maar nu dansten ze toch, of beter gezegd: de meisjes dwongen hen tot dansen. Dat alles heeft iets van de omgekeerde wereld en inderdaad er is veel in onze maatschappij dat er op gelijkt. Daar zou ik nog veel van kun nen vertellen, maar ik ben tot mijn leedwezen aan een zekere ruimte gebonden. Bovendien moet ik nog met een enkel woord spreken over da mooie fontein op het Binnenhof, die men dezer dagen eindelijk haar chamber-cloak, waarin ze zoo lang gehuld is geweest, heeft uitg. trokken. Dat kunststuk m smeedwerk is opgericht, zooals het opschrift van het steenen bekken luidt, ter nagedachtenis van Willem II, Roomsch-Koning, graaf van Holland, begunstiger der stedelijke vrijheden, beschermer der kunst enz. Bovenop staat het verguld beeld van den vorst; daaronder prijken zjjn wapenschilden; overigens is de grondtoon bruin met goud ' overladen. De vergulde draken schijnen geen water te kunnen spuwen, hoewel bon wjjd-geopende muil zou doen vermoeden dat ze dit wel kunnen. De bestemming dezer fontein schijnt ook te wezen, zooals die van alle Nederlandsche pronk-fonteinen, om geen water te geven. Waarom men dan voor een monument den fonteinvorm kiest, begrijp ik niet. Ik zal 't eens aan mijn twaalfjarig neefje vragen. Als die 't niet weet, dan weet 't niemand. Fasquino. KUNST. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Grand Théatre: Theodora, «aar Sardou. Btada Schouwburg: Maria Tudor, naar Victor Hugo. Onder de leiding van den Sociétaire Talbot hebben een negental andere tooneelapelers ons L'avare", Le bourgeois gentilhomme", Le d mtamoureiuf", en »Le médecin malgrélui" ten tooneele gebracht, 't 13 jammer, dftt de Misanthrope" in zjjn geheel, de Tartuffe" en de Femmes savante»" niet tot het repertoire van dit, dan ook zeer onvolledig, gezelschap behooren. Ondanks de talenten van Talbot, Krauss en Müe Violette (die uitstekend is) bood het gehoorde niet zoo heel veel aan, dat ons hier Yerru^ken kon, na dat we den Vrek" van Alhregt gezien hadden en sintg Lie bourgeois gentilhomme" eigenaardigheden heeft, die het stuk vpor een XlXe-eeuwer minder genietbaar maakt. In het Grand Théatre heeft men Theodora" onder handen. Na dat Franziska Ellmerumh hier de Byzantijnsche Keizerin gekreëerd had, neemt in den zelfden schouwburg eene hollandsche kunstenares de rol over. De Heer van Lier durft wat, en Mevrouw Ellenberger heeft er zich flink doorgeslagen. De Romeinen plachten reeds te zeggen, dat de Fortuin de stoutmpedigen begunstigt. Ik wil hier, wat de hoofdrol betreft, in geene vergelijking treden; maar een der belangrijkste tooneelen heeft, onder het spel van Mevrouw Ellenberger en den Heer Potharsfc (MarcelZ«f), vóór gehad, dat het nu door het publiek begrepen werd. Het gesprek, na Marceüus1 gevangenneming, werd door de Duitsche aktrice en den Heer Bergmann-Elimar met zachte stemmen gevoerd, ofschoon van bare zijde te-recht met groote gejaagdheid. Haar spel was echter van dien aard, dat hier volstrekt niet de wensch van Marcellus in uitkwam, om dpor haar gedood te worden, ten einde de pijniging te ontvlieden en de verzoeking zjjn vriend Andreas te verraden. Nu was dit duidelijk: de Keizerin doodt hem, in haar angst voor Andreas' leven, en op Marcellus' dringende bede. Dit verhoogt buitengemeen het medelijden, dat bij al de slechte geruchten, die er over Theodora loopen, het lot dezer Keizerin ons inboezemt. Het bezwaar, dat zich in den groep van Theodora met Andreas, den Athener, voordeed, was nu, daar de Heer Moor deze rol vervult, niet aanwezig. Het uiterlijk, het gelaat heeft hier alles in zijn voordeel. Het deklamatorische, dat de Heer Moor heeft, die toonverwisselingen, die door niets worden uitgelokt, was in minder mate dan wel anders voor handen. De duitsche akteur, die met een gezicht van een Joris Leuterom zich voor Keizer Justinianus uitgaf, werd, in alle opzichten, door den Heer Veltman overschitterd. Ook het kostuum bij het, eerste optreden des Keizers was dit-maal gepast en rijk, zooals 't betaamde. De Heer van B. em had den bekvi amen Heer Lüpschütz als Oberaufseher der Eunucher" en Majordom niet gevolgd in zijae luimige opvatting van de rol. 't Was jatnmer, dat de herkulische dierentemmer niet met zijn armen voor den dag dorst komen. Dat bracht Herr Grane er goed af. Het stuk heeft een groot getal kleine rollen. Mrj. Kapper Anfonina en Mevr. van Rossum (Tawyris), de Ileeien v.ui luiten (Etidemmt), Blaaser (Beliaa, hu), Ruygrok (Trilouianus), André(NicepltOi tts), Mulheibe (öaribert), kwamsu, na de hoofdrollen, het gunstigste uit. Dingen, dio men vermijden kon, zijn : de klemtoon op de tweede let tergreep vau JEschylus, de uitspraak asintische met scherpe s tcssehendo a en i; terwijl een duitsch lintjcn over den stijl onmiskenbaar is. Onder de requieicten speelde Theodoraas haarnaald een groote rol. liet scheen, dat Mevr. Ellenberger haar vergeten had. Marie d'Angletcrre noemt Victor Hugo zijn stuk en de Koningin van Engeland, die, na de dood van Eduard den Vle en fnuiking der partij van Jane Gray, de kroon heeft gedragen. Maria de Katholieke, Bloody Mary, Maria die blut > ge wordt zij, om het zeerst, betiteld. Victor Hugo had vele redenen om haar anders aan te duiden; een hollandsch auteur zoii gevaar hebben geloopen, sprekend van Maria van Engeland, aan de vrouw van Willem den Ille te doen donken. 't Was dus niet kwaad gezien, van den vertaler, den tooneelkun&tenaar Veltman, den naam van Maria Tudor" te gebruiken. Het stuk behoort, vóór alles, Jdstoi iesch genoten te worden. In 1833 verschenen, rechtvaardigt het volkomen het jaartal zijner geboorte: wij zijn in den vollen opbloei der Romantiek. De sterkste lokale kleuren worden naast elkander geplaatst. Instellingen en gebruiken, die het kennelijkst afsteken op onze moderne zeden ea begrippen, worden bij voorkeur in het licht gesteld; maar daarbij komt dan des dichters oudheidkundige zin en bedrevenheid; zijn vernuft, zijn gevoel van balans, zijn gemeenzaamheid met dramatische verhoudingen. Maria, de aanstaande bruid van Philips II, die in zijn jonge jaren een bij de dames wel aangeschreven kavalier was, Maria, die zich met Philips op ene munt liet afbeelden, en die aanleiding gaf tot het ernstig bedoelde spreekwoord: zij zijn zoo innig saamverbonden als Philip and Mary on a shilling, zij wordt voorondersteld (ala of de belagers van Maria Stuarts goeden naam aan het woord waren) esne amourette te hebben mat een Italiaan. Deze is een schavuit, die een onbekend burger meisjen Jane, welke later gezegd wordt erfdochter van het geslacht van Talbot te zijn, verleid heeft. De pleegvader van deze Jane, een wapenstnit van 38 jaar, bemint zijn pleegkind, ook nog na dat hij van haar val heeft gehoord. Hij wil zich wreken op den Italiaan; en dit wil ook Mary, die door hem bedrogen werd. Gilbert de wapensmit, weet het zoo ver te brengen, dat Fabiuno (zoo heet ds intrigant) ter dood veroordeeld wordt. Maar ook de Koningin kan den ontrouwen minnaar niet aan zijn lot overlaten. Zij besluit hem te redden, en meent dat Jane haar hierbij behulpzaam zal willen zijn. Openlijk durft de Koningin (uit vrees voor het volk, dat op het punt staat Elisabeth uit te roepen) hem niet begena digen. Tot op het laatste oogenblik toe is het onzeker, of de mau, die daar onder een zwarten sluyer naar het schavot wordt gevoerd, Fabiano is of Gilbert. Gilbert namelijk heeft Fabiano niet kunnen doen vallen zonder ook ziju eigen leven op het spel te zetten. En nu bestaat de grootste spanning hierin (daar een van beiden gered is), wie onthoofd werd. Maria en Jam wachten op het tooneel, in de grootste angst, het bericht hieromtrent af: Gilbert is gered; Fabiano gevallen, in-zonderheid door het bedrijf van den Spaau-ehea gezant et tout est pour Ie mieux dans Ie meilleur des mondes. Of llcody Mary zich later nog op Jane gewroken heeft, meldt hot drama niet. Het was een eclite Hugoniaansche voorstelling. Wij zijn Mw. Frenkel erkentelijk, dat zij do uitboezemingen der Koningin met gematigdheid heeft voorgedragen, ofschoon het, bij Victor Hugo, dan dikwyls moeilijk is eentonigheid te vermijden. Mej. van Diene heeft ook, in-zonderheid het laatste bedrijf, met veel gevoel get.peeld. De Heer L. Bouwmeester was Gilbert. Het stuk speelt in 1553. Niemant droog in die tijd knevels. Men was geschoren, of droeg een vollen baard. De Edelen volgden het voorbeeld van Francois I, die, in 1512, bij een spel met jonge Heeren en Dames van zijn hof, aan de kaak verwoud werd en zijn baard liet staan. Dit werd wet voor al de hoven van Europa. 't Ia zoo jammer, wanneer men zoo'n eenvoudig middel, om charakter to krijgen, niet aanwendt. De Heer L. Bouwmeester was alles wat ge wilt: o. a. de held van het meesterstuk (!) Gier-Waliy; maar hij was geen wapensmit, geen kunstenaar van 1553. Bizonderen lof verdienen de Heeren Scliulze en Ising, voor hunne schepping der personaadjes van den gelieimzinnigen Wisselaar'1 en van Lord Clinton. De Heer van Schoonhoven heeft zich, in da rol van den gezant van Spanje, verdienstelijk gekweten. 't Is jammer, dat men, de engelscba namen horstellende, zich niet beter op de uitspraak informeert, 't Is een kleine moeite. 10 D. 85. A. Th. HET TOONEEL TE ROTTERDAM. Onze tooneeldirecteuren klagen en geen wonder. De Sint Nicolaas, de sombere dagen voor Kerstmis, liet naderend einde van anno 1885, het afsluiten van aller rekening, dat houdt al-te-gaar ons publiek bij het knetterend haardvuur, op het grimmend kantoor .... en buiten den schouwburg. 't Eenige wat onze tooneeldirecties kunnen doen om nog eenige belang-» stelling te wekken, is wat nieuws ts bieden, en onze beide schouwburgen gaven iets nieuws. Doch laat ik eerst melding maken van de loffelijke gewoonte van den Heer Alex. Faassen, om ter gelegenheid van Sint Nicolaas een middagkindervoorstelling te geven. Opgevoerd werd : Da Lotgevallen van een vroolijken Rentenier, een klucht met zang en dans, die de lachspieren van het jonge volkje, dat in grooten getale aanwezig was, gedurende de gariLche voorstelling in beweging wist te houden. Na hst gelach en hand geklap kwam de verloting van een groot aantal geschenken, door directie ea particulieren beschikbaar «resteld. Wat ecu blijde gezichten! Wolk oen gpjuich! Er v.-aren 802 kinderen, van alle lang en stand. Waar ze gezeten hebben weet ik niet, noch min der hoe, maar ze waren er. o midt dien jongeu boven op de galerij

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl