De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 13 december pagina 5

13 december 1885 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 442 DE AMSTERDAMMER, WEERBLAD VOOR NEDERLAND. eens moeten zien toen hem een heuschelijke rollende ten deel viel. Bravo, mijnheer Faassen! Bravo Rotterdammers! Het nieuws dat het gezelschap Le Gras?Haspels bood, was: Politie* eaken. De eerste opvoering had plaats Zondag G fKc. De zaal was goed bezet, uitgenomen de hoogere rangen, die wellicht minder met Pvli icSaJtan ingenomen zijn. Ik stel mij voor, dat de lieer Schöntlian, voor hij zich aan den arbeid zettötot het schrijven van.deze klucht, een blijspel is het niet,?eenige begonnen schetsen en een aantal brochures van /ijn collega's Moser, l'Arrongo c.s. in een breipot gedaan heeft en op zijn dichterlijk vuur goed heeft doen koken. Er kwam er n \veeke massa te voorschijn. Ecg v, eek! Kaar de nieuwste methode weid de kristallisaf ie beg^nnen en lezer schrik piet, de weeke mossa kreeg de gedaante van ei'n spin. l)e spin werd verguld; hij stopte haar in zijn zak en ij'de er mee naar zijn vrieudan om aan hen de gelukkige uitkomst van zijne kookerij" moe te deden. iJij zijn aankomst was de spin verdwenen. O, jammer! Zij u vrienden laeheu hem uit. Beschaamd keert hij huiswaarts. Een paar dngeiïlater komt hij tot de ontdekking, dat de spin in de voering van ssijn jas gekropen is. Hij grinnikt van vreugde. Een onderwerp is gevonden. Hij schrijft en binnen korten tijd is het duitsch touceel een klucht, een hullandsch ver taler een honorarium rijker. 2'olitiezaJcen is de niet onaardige overzetting van Schünthan's stuk geti teld: Die goldne Spiuiie". \Vaaruia stuud er op de programmas Der Gol Ine Spinno"? Ik hoop niet, dat mijn lezers vergen zullen, dat ik een overzicht vaa JPoUlieeaJcengeef. 'fc Ia alles oud. Twee jonge paartjes. Een ,-kiuidénier1' met do allerJolste neiging om vriendschappelijk met bandieten om te gaan. Een nijdige oom, reen ditmaal ecu Ewagor. Een kiütl in de luiers, dat van den een naar den ander gaat. Een pohfie-commiseaiis zooals er geen denkbaar is. Een teekonmcester in don brand en ui*, den brand, een komische Alte on al wat ge zelf even gi cd v/eet als ik, Hoe 't mogelijk is dat men nog lacht als men niets anders dan een opeenstapeling van nonsens en onwaarschijnlijkheden te zien entehooren krijgt? . . . Ach, omdat het zouveel gemakkelijker is niet behoeven te denken of cp te merken. Omdat het zoulclooze helaas, meer ingang vindt, dan fijne geest en humor. De opvoering liep goed van stapel. Van Zuijlen als Thoodoor Klinkenberg en D. Haspels als de teekenmeester Hanfling waren onbetaalbaar. Zij en Marie Vink (Jenny Hauiliiig) hielden het stuk op. Maar, och, mejuffrouw Vink, wat wordt ge slechts terzijde gestaan door uw minnaar Hendrik Klinkenberg" (Van Eijsden). Hoofdzaak en vooral bij een jong acteur is, dat hij zijn rol kent; dio zoo slecht te kennen dut de souffleur als jugendliche LieLhaber" optreedt, verdient afkeuring. Dat de heer De Vries (Dr. Kolmar) wellicht liever een ander meisje uan mevr. [Caelingh-Vordorman (Francisca Huurling) tot ega zou wensclien, is mogelijk, maar dat neemt niet weg, dat hij dit op de planken niet mag laten merken. Beider spel was mat. Zij neme icti over van het jeugdig naïeve van Marie Vink, en hij leere van zijn oudere kunst broeders Haspels en Van Zuijlen, wat er ook van niets beduidende rollen te maken is. Do hoer Poolman vervulde da rol van den heer J. Has pels, die door ziekte verhinderd was op te treden. Een woord van lof voor zijn goede grime en juiste opvatting van den nijdigen zwager zij gom niet onthouden. De heer Kosier Faassua vervulde de ondergeschikte rol van den kapper. Sx^el en grime paste volkomen in het kader. Beiden waren kluchtig. Mejuffr. Ruffit, als Hermine was bevredigend. DB kleine rollen waren voldoende bezet. Een lang leven durf ik FüliUi'sake-n niet voorspellen. Hoe eerder ait de voeten geruimd hoe beier. Wellicht wachten ons betere zaken. JPolitiega'ken en hoe soms de liefde Jieerscïtt ja, rechters, commissarissen, mspecteursjen rechercheurs, daarvan zult gij alles weten. Wij ook. De IS1. K Schouwburg-maatschappij gaf als noviteit L'Arrongo's blijspel: Der Weg zumllerzcn, opgevoerd onder den titel: Hoe soms c'c liefde, hccrschl. Deze'ti!el, al wijkt hij nog al van het oorspronkelijke af. is niet onaardig. Wij, die weten]hoe soms de liefde huis kan honden, dio den voor- en nasleep er van kennen, nietwaar, op den titel af, v/as onze verwachting hoog gespannen. Eilaas, die gespannen verwachting werd niet geheel bevredigd. Men is nn eenmaal gewoon in onsen kleinen schouwburg te lachen, hartelijk te lachen, en Maandagavond viel in stee van lachende gezichten hier en daar nog al eens een handje op te merken dat een minder aestetisch gaapje trachtte te verbergen. Dat er niet gelachen werd zooals bij andere duitsche blijspelen, die wij door dit gezelschap zagen ^opvoeren ligt in geenen deele aan de vertolking wel aan fcefc stuk. Het stnk is al heel mager van inhoud. In enkele woorden laat deze zich vertellen. De fabrikant Kern is voor de tweede maal gehuwd en wel met een dame uit den adelstand. Deze hoogadellijke dame kan zich, nien siet dit meer, niet schikken in de burgerlijke kringen waarin haar echtgenoot verkeert. Al dat burgerlijke.... fi donc! Na anderhalf jaar gehuwd te zijn wordt der hoogadellijke dame, wat toch wel burgerlijk is, een zoon geboren. Haar eenig streven is thans haar naam te behouden en te zien of haar zoon niet den naam van Kern van Hohonwerth kan dragen. Om dit doel te bereiken roept zij de hulp in van den assessor Von Schott". De vader van den assessor, een invloedrijk persoon, mopt trachten een audiëntie voor haar man bij den keizer te verkrijgen. Op deze audiëntie zal Kern den keizer verzoeken of zijn zoon den naam van Kern van Hohenwerth mag dragen.... Voeg ik hier aantoe, dat Kern niet op audiëntie gaat, maar door zijn broer eens duchtig onder banden genomen wor.,i,; dat deze dezelfde plezierige taak bij de hoogadeilijke dame verrich:, dan begrijpt ieder, dat de hoogadelijke dame vo- Hohenwerth en de bur.jerman Kern, die nooit gelukkig zijn geweest, oskaar op het elot wijsmaken, dat zo zich al dien tijd vergist hebben en wél gelukkig zijn. Ziehier den inhoud. ladiea deze inhoud nu wat mild gespekt werd door aardige tooneeltjes, a la bonne heure, maar ook hiermee is l'Arronge ditmaal niet al te kwistig geweest; althans niet voldoende om het geheel te redden. Het spel der artiston was zonder uitzondering goed. Had ik eene aanmerking te maken, dan zou het zijn dat mevr. v. Offel Kley niet de aangewezen persoon is voor een adellijke dame. 'Weet men echter dat de directie ook al met verkouden en zieke men sehen te doen hi-efr, dan mogen we mevr. v. Offel Kley slechts dank w. reu \oor de vertolking van een rol, geheel buiten haar emplooi. Voor het overige, slechts lof' over het spel. liet o'-rst lioem ik den Heer Alox. Faassen.?Inderdaad, het spel van dim Heer Paassen heeft leven in do brouwerij gebracht; bij althans redde de eerste acte. Ka hem, een bijzonder woord van lof voor den Heer Kuijschbroek. De lieer Ruijschbroek speeldu een nicis. Overdr.jft men in dit genre dan is er geen rol, die ons uit den aard der zaak zoo gauw ga >.t vervelen. De lieer Kuijschbroek wist den gulden middelweg te houden en deed het publiek recht hartelijk lachen. Do heer Muiters vervulde de rol van den fabrikant Kern en maakte er van wat er van to maken was. Zijn grime was uitstekend. E';n van de aardigste scènes, die in het stuk voorkomen is de scène in da tweede acte tusschtn den fabrikant Kern (Mutters) en Babette dienstbode bij Kern (Mevr. Bruiju-Sablairolles). Kern zit erg in het nauw over zijn audiëntie. Op audicnüe bij den Keizer! Wat aal hij zoggen! Wat doen? De snuggere man heeft op een groote lijst een aantal vragen gesteld die hij vermoedt dut de Keizer hem zal doen, Hij roept de oude Babet ta binnen, laat haar da vragen oplezen, plaatst zich voor den spiegel en houdt repetitie in het antwoord geven en in het buigingen maken. Dit tooneeltje dat werkelijk aardig is, werd door Mevr. Bruijn-Sablairoües on den lieer Muiters voortreffelijk gespeeld. De Heer Tartaud vervulde de rol van den assessor von Schot. Hg sviuflde beschaafd en gemakkelijk. Ja, mijnheer Nieuwland, van uw rol was niet veel to maken. Toch geloof ik dat de scène van het vinden der portefeuille wel wat al te leuk ging. Ik zei zoooven dat de Rotterdammers gewoon zijn in den kleinen schouwburg te lachen. Dit is voor het publiek dat het doet on voor de acteurs die hst laten doen, zeer zeker aangenaam. Maar laten we dit toch niet te ver drijven. Nietwaar, mijnheer Wagemans, het moet u gehinderd hebben, dat men voortdurend onder uw spel lachte. Waarom? EL- viel niet te lachen. Integendeel, het serieuse rolletje werd zeer goed door u weergegeven. En nu, op zijn oudholhvilsch.' lest bast. De dames zuilen mij, n schijnbare onhoffelijkheid, dat ik eerst over de iïeeren sprak, wel willen vergeven, want ik zal dit goedmaken . . . Waardoor ? .,. We! ik geef u de verzekering mevr. de Graef Verstraete, mevr. Tartaud Kiehl en mejuffr. Heijblom, dat ge er alle drie allerliefst uitzaagt Welke boozo tongen hebben toch beweerd, dat onze Ro'terdsunsehe dames artisten zich op de planken niet zoo gracieus kleeden als hua Amstcrdiimsche kunstzusters ? Foei, foei' Is dit ooit waar geweest dan hebt ge Maandagavond het tegendeel bewozcn. liet kleine rolletje dat mevr. Tartaiul-Kiehl vervulde, werd allerliefst ge-peekl; oen ding was jammer.. . het rolletje was voor zoo'n uitnemende vcïtolkin» ... te klein. Mevr. de Graef-Vers traete en Mfj. Heijblom, de eerste als Martha, de tweede als Anna, waren goed op hun plaats. Bij het slot van het tweede bedrijf werd deii Heer Alex. Faassen namens aandeelhouders een krans aangeboden. Bij deze welverdiende hulde vo?gen wij van harte gaarne de onze. V. + V. ROBERT SCIIüMANN EN DE FROGRAMMA-MUZIEK. Voor korten tijd heeft Cl ara Schninann eene verzameling Jugcnftbrwfe van baron bero'mibn colttg.'noofc uitgegeven, met hel doel gelijk zij in de voorrede ?.e,;t om huu, dio in Robert Schumann den kunstenaar eeren en liefhebben, ook den mensch van naderbij te doen kennen/' De bekeude criticus en omziekkennev Prof. Eduard Hansliekte Weonen wijst er op, hoe deze in monig opzicht zeer belangwekkende brieven een eigenaardig liclit verspreiden over Schumann's verhouding tot de zoogenuïfflde urügrcimma-muüick. Men weet, dat Schumann, vooral in zijne eerste periode, dikwijls opschrif ten boven zijne compositiën heeft geplaatst, die nog iets meer dan een voudige aanwijzingen van den voria zijn (?Des Abends", Traumeswirren" enz.). Doch reeds in zijne Gcsammclte Schriften heeft hij uitdrukkelijk verklaard, dat muziek geen opschriften noodig moet hebben; de muziek moet bestaan vóór het opschrift en dit laatste moet, zonder schade voor het, rechte begrip der compositie, kunuöii worden weggelaten. In de Jugendlri.efe vindt mon verschillende voorbeelden, waaruit de toepassing van dezen algomei nen stelregel blijkt. ..Do Nachtstückc" zoo schrijft Schu mann pan Cl.ira ..heb ik thans geheel afgemaakt. Wat zoudt ge er van zejrgcn, als ik er deze titels aan gaf: 1. Tratierzug. 2. Curiftse GessllEohaft. 3. Ni'.chfliches Gelage. 4. Kundgesang und Solostimmen." Schninann hesft 'Jus. iwdnt do Kavltistückfi kant en klaar waren, naar opschriften vcor de at'/onderlijko nummers gezocht. En slaat niea nu de bedoelde ver zameling (Üpus 20) op, dan vindt tuan in 't geheel ;jeen opschriften. De toondichter heeft dus do eerst door hem gekozene als minder passend of als overbodig verworpen. Over de l'lw.ntasiei,tïicte (Opus 12) schrijft Schuiniuin, eveneens aan «ara, dat bij met dio Nacht" het meest ingenomen is, en hij laat hierop volgen: Later, toen ii; rtc»'' gereed was, heb ik tot ir, ;^o vreugde de geschie denis van Ilero en Lu/ader daarin gevonden. Zeg mij eens, of gij ook vindt, dat dio voorstelling bij de muziek past." Zisdaar dus een bewijs, dat de meening, volgens welke Schumann bij zyne instrumentaal compesitiënateeda

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl