Historisch Archief 1877-1940
No. 442
DE
AMSTERDAMMER, WEERBLAD VOOR NEDERLAND.
eens moeten zien toen hem een heuschelijke rollende ten deel viel. Bravo,
mijnheer Faassen! Bravo Rotterdammers!
Het nieuws dat het gezelschap Le Gras?Haspels bood, was: Politie*
eaken. De eerste opvoering had plaats Zondag G fKc. De zaal was goed
bezet, uitgenomen de hoogere rangen, die wellicht minder met Pvli
icSaJtan ingenomen zijn.
Ik stel mij voor, dat de lieer Schöntlian, voor hij zich aan den arbeid
zettötot het schrijven van.deze klucht, een blijspel is het niet,?eenige
begonnen schetsen en een aantal brochures van /ijn collega's Moser,
l'Arrongo c.s. in een breipot gedaan heeft en op zijn dichterlijk vuur goed
heeft doen koken. Er kwam er n \veeke massa te voorschijn. Ecg v, eek!
Kaar de nieuwste methode weid de kristallisaf ie beg^nnen en lezer schrik
piet, de weeke mossa kreeg de gedaante van ei'n spin. l)e spin werd
verguld; hij stopte haar in zijn zak en ij'de er mee naar zijn vrieudan
om aan hen de gelukkige uitkomst van zijne kookerij" moe te deden. iJij
zijn aankomst was de spin verdwenen. O, jammer! Zij u vrienden laeheu
hem uit. Beschaamd keert hij huiswaarts. Een paar dngeiïlater komt hij
tot de ontdekking, dat de spin in de voering van ssijn jas gekropen is.
Hij grinnikt van vreugde. Een onderwerp is gevonden. Hij schrijft en
binnen korten tijd is het duitsch touceel een klucht, een hullandsch ver
taler een honorarium rijker.
2'olitiezaJcen is de niet onaardige overzetting van Schünthan's stuk geti
teld: Die goldne Spiuiie". \Vaaruia stuud er op de programmas Der
Gol Ine Spinno"?
Ik hoop niet, dat mijn lezers vergen zullen, dat ik een overzicht vaa
JPoUlieeaJcengeef. 'fc Ia alles oud. Twee jonge paartjes. Een
,-kiuidénier1' met do allerJolste neiging om vriendschappelijk met bandieten
om te gaan. Een nijdige oom, reen ditmaal ecu Ewagor. Een kiütl
in de luiers, dat van den een naar den ander gaat. Een
pohfie-commiseaiis zooals er geen denkbaar is. Een teekonmcester in don brand en
ui*, den brand, een komische Alte on al wat ge zelf even gi cd v/eet als ik,
Hoe 't mogelijk is dat men nog lacht als men niets anders dan een
opeenstapeling van nonsens en onwaarschijnlijkheden te zien entehooren
krijgt? . . . Ach, omdat het zouveel gemakkelijker is niet behoeven te
denken of cp te merken. Omdat het zoulclooze helaas, meer ingang
vindt, dan fijne geest en humor.
De opvoering liep goed van stapel. Van Zuijlen als Thoodoor
Klinkenberg en D. Haspels als de teekenmeester Hanfling waren onbetaalbaar.
Zij en Marie Vink (Jenny Hauiliiig) hielden het stuk op. Maar, och,
mejuffrouw Vink, wat wordt ge slechts terzijde gestaan door uw minnaar
Hendrik Klinkenberg" (Van Eijsden).
Hoofdzaak en vooral bij een jong acteur is, dat hij zijn rol kent; dio
zoo slecht te kennen dut de souffleur als jugendliche LieLhaber" optreedt,
verdient afkeuring.
Dat de heer De Vries (Dr. Kolmar) wellicht liever een ander meisje
uan mevr. [Caelingh-Vordorman (Francisca Huurling) tot ega zou
wensclien, is mogelijk, maar dat neemt niet weg, dat hij dit op de planken
niet mag laten merken. Beider spel was mat. Zij neme icti over van
het jeugdig naïeve van Marie Vink, en hij leere van zijn oudere kunst
broeders Haspels en Van Zuijlen, wat er ook van niets beduidende rollen
te maken is. Do hoer Poolman vervulde da rol van den heer J. Has
pels, die door ziekte verhinderd was op te treden. Een woord van lof
voor zijn goede grime en juiste opvatting van den nijdigen zwager zij
gom niet onthouden. De heer Kosier Faassua vervulde de ondergeschikte
rol van den kapper. Sx^el en grime paste volkomen in het kader. Beiden
waren kluchtig.
Mejuffr. Ruffit, als Hermine was bevredigend. DB kleine rollen waren
voldoende bezet. Een lang leven durf ik FüliUi'sake-n niet voorspellen.
Hoe eerder ait de voeten geruimd hoe beier. Wellicht wachten ons betere
zaken.
JPolitiega'ken en hoe soms de liefde Jieerscïtt ja, rechters, commissarissen,
mspecteursjen rechercheurs, daarvan zult gij alles weten. Wij ook. De
IS1. K Schouwburg-maatschappij gaf als noviteit L'Arrongo's blijspel: Der
Weg zumllerzcn, opgevoerd onder den titel: Hoe soms c'c liefde, hccrschl.
Deze'ti!el, al wijkt hij nog al van het oorspronkelijke af. is niet onaardig.
Wij, die weten]hoe soms de liefde huis kan honden, dio den voor- en
nasleep er van kennen, nietwaar, op den titel af, v/as onze verwachting
hoog gespannen. Eilaas, die gespannen verwachting werd niet geheel
bevredigd.
Men is nn eenmaal gewoon in onsen kleinen schouwburg te lachen,
hartelijk te lachen, en Maandagavond viel in stee van lachende gezichten
hier en daar nog al eens een handje op te merken dat een minder
aestetisch gaapje trachtte te verbergen. Dat er niet gelachen werd zooals bij
andere duitsche blijspelen, die wij door dit gezelschap zagen ^opvoeren
ligt in geenen deele aan de vertolking wel aan fcefc stuk. Het stnk is
al heel mager van inhoud. In enkele woorden laat deze zich vertellen.
De fabrikant Kern is voor de tweede maal gehuwd en wel met een
dame uit den adelstand. Deze hoogadellijke dame kan zich, nien siet
dit meer, niet schikken in de burgerlijke kringen waarin haar echtgenoot
verkeert. Al dat burgerlijke.... fi donc! Na anderhalf jaar gehuwd
te zijn wordt der hoogadellijke dame, wat toch wel burgerlijk is, een zoon
geboren. Haar eenig streven is thans haar naam te behouden en te zien
of haar zoon niet den naam van Kern van Hohonwerth kan dragen.
Om dit doel te bereiken roept zij de hulp in van den assessor Von
Schott". De vader van den assessor, een invloedrijk persoon, mopt
trachten een audiëntie voor haar man bij den keizer te verkrijgen. Op
deze audiëntie zal Kern den keizer verzoeken of zijn zoon den naam
van Kern van Hohenwerth mag dragen....
Voeg ik hier aantoe, dat Kern niet op audiëntie gaat, maar door zijn
broer eens duchtig onder banden genomen wor.,i,; dat deze dezelfde
plezierige taak bij de hoogadeilijke dame verrich:, dan begrijpt ieder, dat
de hoogadelijke dame vo- Hohenwerth en de bur.jerman Kern, die nooit
gelukkig zijn geweest, oskaar op het elot wijsmaken, dat zo zich al dien
tijd vergist hebben en wél gelukkig zijn.
Ziehier den inhoud. ladiea deze inhoud nu wat mild gespekt werd door
aardige tooneeltjes, a la bonne heure, maar ook hiermee is l'Arronge
ditmaal niet al te kwistig geweest; althans niet voldoende om het geheel
te redden.
Het spel der artiston was zonder uitzondering goed. Had ik eene
aanmerking te maken, dan zou het zijn dat mevr. v. Offel Kley niet de
aangewezen persoon is voor een adellijke dame.
'Weet men echter dat de directie ook al met verkouden en zieke men
sehen te doen hi-efr, dan mogen we mevr. v. Offel Kley slechts dank
w. reu \oor de vertolking van een rol, geheel buiten haar emplooi.
Voor het overige, slechts lof' over het spel.
liet o'-rst lioem ik den Heer Alox. Faassen.?Inderdaad, het spel van
dim Heer Paassen heeft leven in do brouwerij gebracht; bij althans
redde de eerste acte. Ka hem, een bijzonder woord van lof voor den
Heer Kuijschbroek. De lieer Ruijschbroek speeldu een nicis.
Overdr.jft men in dit genre dan is er geen rol, die ons uit den aard der zaak
zoo gauw ga >.t vervelen. De lieer Kuijschbroek wist den gulden
middelweg te houden en deed het publiek recht hartelijk lachen.
Do heer Muiters vervulde de rol van den fabrikant Kern en maakte
er van wat er van to maken was. Zijn grime was uitstekend.
E';n van de aardigste scènes, die in het stuk voorkomen is de scène
in da tweede acte tusschtn den fabrikant Kern (Mutters) en Babette
dienstbode bij Kern (Mevr. Bruiju-Sablairolles). Kern zit erg in het
nauw over zijn audiëntie.
Op audicnüe bij den Keizer! Wat aal hij zoggen! Wat doen?
De snuggere man heeft op een groote lijst een aantal vragen gesteld
die hij vermoedt dut de Keizer hem zal doen, Hij roept de oude
Babet ta binnen, laat haar da vragen oplezen, plaatst zich voor den spiegel
en houdt repetitie in het antwoord geven en in het buigingen maken.
Dit tooneeltje dat werkelijk aardig is, werd door Mevr.
Bruijn-Sablairoües on den lieer Muiters voortreffelijk gespeeld.
De Heer Tartaud vervulde de rol van den assessor von Schot. Hg
sviuflde beschaafd en gemakkelijk.
Ja, mijnheer Nieuwland, van uw rol was niet veel to maken. Toch
geloof ik dat de scène van het vinden der portefeuille wel wat al te
leuk ging.
Ik zei zoooven dat de Rotterdammers gewoon zijn in den kleinen
schouwburg te lachen. Dit is voor het publiek dat het doet on voor
de acteurs die hst laten doen, zeer zeker aangenaam. Maar laten we
dit toch niet te ver drijven. Nietwaar, mijnheer Wagemans, het moet
u gehinderd hebben, dat men voortdurend onder uw spel lachte.
Waarom? EL- viel niet te lachen. Integendeel, het serieuse rolletje
werd zeer goed door u weergegeven.
En nu, op zijn oudholhvilsch.' lest bast.
De dames zuilen mij, n schijnbare onhoffelijkheid, dat ik eerst over
de iïeeren sprak, wel willen vergeven, want ik zal dit goedmaken . . .
Waardoor ? .,. We! ik geef u de verzekering mevr. de Graef Verstraete,
mevr. Tartaud Kiehl en mejuffr. Heijblom, dat ge er alle drie allerliefst
uitzaagt Welke boozo tongen hebben toch beweerd, dat onze
Ro'terdsunsehe dames artisten zich op de planken niet zoo gracieus kleeden
als hua Amstcrdiimsche kunstzusters ?
Foei, foei' Is dit ooit waar geweest dan hebt ge Maandagavond het
tegendeel bewozcn.
liet kleine rolletje dat mevr. Tartaiul-Kiehl vervulde, werd allerliefst
ge-peekl; oen ding was jammer.. . het rolletje was voor zoo'n uitnemende
vcïtolkin» ... te klein.
Mevr. de Graef-Vers traete en Mfj. Heijblom, de eerste als Martha, de
tweede als Anna, waren goed op hun plaats.
Bij het slot van het tweede bedrijf werd deii Heer Alex. Faassen namens
aandeelhouders een krans aangeboden.
Bij deze welverdiende hulde vo?gen wij van harte gaarne de onze.
V. + V.
ROBERT SCIIüMANN EN DE FROGRAMMA-MUZIEK.
Voor korten tijd heeft Cl ara Schninann eene verzameling Jugcnftbrwfe
van baron bero'mibn colttg.'noofc uitgegeven, met hel doel gelijk zij in
de voorrede ?.e,;t om huu, dio in Robert Schumann den kunstenaar
eeren en liefhebben, ook den mensch van naderbij te doen kennen/'
De bekeude criticus en omziekkennev Prof. Eduard Hansliekte Weonen
wijst er op, hoe deze in monig opzicht zeer belangwekkende brieven een
eigenaardig liclit verspreiden over Schumann's verhouding tot de
zoogenuïfflde urügrcimma-muüick.
Men weet, dat Schumann, vooral in zijne eerste periode, dikwijls opschrif
ten boven zijne compositiën heeft geplaatst, die nog iets meer dan een
voudige aanwijzingen van den voria zijn (?Des Abends", Traumeswirren"
enz.). Doch reeds in zijne Gcsammclte Schriften heeft hij uitdrukkelijk
verklaard, dat muziek geen opschriften noodig moet hebben; de muziek
moet bestaan vóór het opschrift en dit laatste moet, zonder schade voor
het, rechte begrip der compositie, kunuöii worden weggelaten. In de
Jugendlri.efe vindt mon verschillende voorbeelden, waaruit de toepassing van
dezen algomei nen stelregel blijkt. ..Do Nachtstückc" zoo schrijft Schu
mann pan Cl.ira ..heb ik thans geheel afgemaakt. Wat zoudt ge er
van zejrgcn, als ik er deze titels aan gaf: 1. Tratierzug. 2. Curiftse
GessllEohaft. 3. Ni'.chfliches Gelage. 4. Kundgesang und Solostimmen." Schninann
hesft 'Jus. iwdnt do Kavltistückfi kant en klaar waren, naar opschriften
vcor de at'/onderlijko nummers gezocht. En slaat niea nu de bedoelde ver
zameling (Üpus 20) op, dan vindt tuan in 't geheel ;jeen opschriften. De
toondichter heeft dus do eerst door hem gekozene als minder passend of
als overbodig verworpen.
Over de l'lw.ntasiei,tïicte (Opus 12) schrijft Schuiniuin, eveneens aan «ara,
dat bij met dio Nacht" het meest ingenomen is, en hij laat hierop volgen:
Later, toen ii; rtc»'' gereed was, heb ik tot ir, ;^o vreugde de geschie
denis van Ilero en Lu/ader daarin gevonden. Zeg mij eens, of gij ook vindt,
dat dio voorstelling bij de muziek past." Zisdaar dus een bewijs, dat de
meening, volgens welke Schumann bij zyne instrumentaal compesitiënateeda