De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 13 december pagina 7

13 december 1885 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. dus met het huwelijk, dat Corneille slechts in de verte liet vermoe den, -maar dat de historie vermeldt. Wat de muriek der opera betreft, hoewel zij niet, als dia van vroegere opera's, ia nuramevi ingedeeld kan worden, onderscheidt zij zich toch door afgeronden vorm en duidelijkheid der melodische teekening. Da opera toont wel veel declamatie, zelfs declamatie meer in den geest van filuck, zuiver recitatief, dan in dien van Meijei-beer's opera, inaar de geest en het gehoor vinden rustpunten en kunnen gemakkelijk in de yartitie 'thuis geraken. De fraaiste nummers waren: in liet eerste bedrijf het duo der twee vrouwen:,, Ah! par pitié, meTairaea pas!" dat terstond het publiek won; het ensemble van fanfares, klokken en orgela als de koning binnen komt; de fraaie tenor-aria van Rodrigo tot zijn zwaard: o noble lame tincelante!", eigenlijk een ouderwetsche cavatine: en de melodie van liodrigo op het zien van Chimèiie: Ange ou femme V" een soort JLeitmotw, dat ook in de ouverture voorkomt en tot zijn vöie ont wikkeling komt in de grocte liefdescène. In het tweede bedrijf is hot ensemble van Chimène's klacht bij haars vadera lijk met de graf/angen zeer schoon; en daarna de balletmuziek. waar Massenet's meesterschap over h*t orkestjen al de combinatiën der instrumenten uitkomt. Twaalf pages bijvoorbeeld, met, mandolines, geac«ompagneerd door al de fluiten en fluitjes van het orkest, maakten een allerpikaiitsteu indruk. Dan volgt het lied dei1 Infan'c, die aalmoezen uitdeelt, terwijl achter haar vier monniken en een vrouwenkoor unisono Allelujah!" zingen; resds bij de repetitiün had men zich hiervan veel voorgesteld. Een groot gefugeerd septuor vergezelt Chimèrte's aanklacht: ui! Ie sang vsut du sang!" De derde acte is een der fraaiste liefdesdneüen, dis de Fransche opera oplevert. De alt-klariuet speelt eerst de melodie van Chimune's klacht: Pleurez, pleurez, mes yeux, tombe, triste rosé3!::,dan volgt haar z*ng, tot Iloclrigo binnenkomt, en de tonen, trillend van aandoening, elkaar afwisselen en begeleiden. Het eind der acte heeft de origincele dansmuziek van het Moorscb ballet, en dan het gebed van Rodrigo, eenvoudig en rein, dat de geestver schijning inleidt. In de vierde acte heeft men een fraaie bas-aria van Don Diego, en eqn grootsch duale. De opera is een volkomen succes geweest. Men vond dat Massenet, ofschoon eenige der grootsclie orcheslrale schilueriugcii van Htrodiade ea Le Eoi de Lahore gemist werden, in het weergeven van drama en passio oneindig veel gewonnen had, zonder het streelende en weelderige te vsrlieaan dat zijn muziek zoo aantrekkelijk maakte. HARMONIE EN MELODIE. III. (Vervolg"). Da artikelen, die Saint-Saöus aan Wagucr, en vooral aan dians Ring Hes Niltelungen wydt, getuigen van eene oprechte be won'lering, <lie nergens in kruipende afgoderij ontaardt. Den musicus, die in al de geheimen zijner kuust ia doorkneed, kan men den eiseli niet stellen, dat hij iets bovóanntuurLjjks ontdekte in zaken, die met zeer natuurlijke hulpmiddelen zijn tot stand gebracht. Ik heb eens"?zoo verhaalt Saint-Sacns?eene werkelijk grappige scène bijgewoond tusschen den measter en eene bekoor lijke dame, die tegelijkertijd eeue schrijfster van groot taltnt eii een« Wagneriaansche van den eersten rang was. De dame bezwoer den meester, haar op da piano «en ongehoord, onbeschrijfelijk akkoord voor te spelen, dat zij in de Siegfried-faxükaMV had ontdekt. O meester, meester, dat ne akkoord!" Maar, kindlief" zeide de meester, vriendelijk glimlachend, het is niets anders dan het akkoord van e-kleine terts; ge kunt het even goed aanslaan als ik." O moester, meester, ik smeek u: dat akkoord!" En de meester, voor zooveel aandrang bezwijkend, ging naar de piano, en sloeg het akkoord c-g-l aan, en de dame zonk met een kreet van verrukking, op den divan neer. et was tneer dan zij kon uithouden!" Tegenover deze vurige aanbidstsr, die haar gezond verstand op het altaar der vereering ten offer bracht, stelt Saint-Saëns den man. die een Btuip van ergernis dreigt te krijgen, als hij een paar maten van Wagner hoort. Ik heb een musicus gekend, een man van talent en ondervin ding, die eerst rood, toen blauw, eindelijk paars werd, vóór ik de derde maat had gespeeld van den marsch uit het Rheingold, die toch geheel in gewone groote terts drieklanken is geschreven, en zich in een lang» zaam tempo beweegt. Bij de zesde maat stond het schuim hem op den mond, en de oogen puilden hem uit het hoofd ; ik kon de muzikale phrase, die ik hem op zijn eigen verzoek zou voorspelen, onmogelijk ten einde brengen." Saint-Saëns kan met alle oprechtheid getuigen: Ik heb de werken van Riehard Wagner lang bestudeerd. Die studie is mij eeue bron geweest van het dierbaarste genot, en de opvoeringen zijner werken, waarbjj ik tegenwoordig was, hebben bij m\j een zoo diepen indruk nagelaten, dat al de theorieën van de wereld my dion niet zullen doen vergeten of verV>ochenen." Men heeft hem daarom beschuldigd, een Wagneriaan te zijn, «n hij heeft een tijdlang zelf geloofd, dat :,men" gelijk had. Maar da Wagnerianen zelven hebban hem zijne dwaling doen inzien, toon zij da theorie verkondigden, dat de kunst vóór Wagner slechts in embryonalen vorm bestond. Hier werd de smaakvolle en wetenschappelijke kunstenaar, de eclecticns, voor wien de waardeering de critiek niet uitsluit, en die het goede hoog weet te schatten, waar hij het ook viudt, door zooveel eenzijdigheid pijnlijk getroffen. Toen Wagner in Frankrijk ongehoord werd veroordeeld,?toen men hem, omdat hij de hand sloeg aan eene tra ditie, die tot oppervlakkigheid en zinledigheid dreigde te voeren, ver ketterde en voor een krankzinnige uitmaakte, heei't Süint-Saëns ridderlijk den handschoen voor hem opgenomen. Hij heeft gestreden tegen da kinderachtige Wagnerophobie, maar hij strijdt thans, krachtens dezelfde, welgevesttgde overtuiging, tegen de ook in Frankrijk veldwinnende Wagneromanie. Hij heeft, zich geërgerd over het doodzwijgen van eene richting, wier goed recht onmiskenbaar was, maar hij ergert zich nog meer over de reclame, die thans voor haar in de pers op de groote trom slaat. Het Parjjsclie publiek heeft de pers gevolgd, en menigeen, die zich de ooren dichtstopte bij de welluidende muziek van Loliengrin, brult van verrukking en roept bis, als hy schilderachtige kakophonieën te hooim krijgt, die prikkelend, maar tevens schrikwekkend zijn, en die voor d« muziek hetzelfde zijn als piekles voor de keuken. Wanneer het standpunt uiet iceer hetzelfde is, is het dan niet natuurlijk, dat ook mijn indruk een geheel verschillende is geworden? Men zou zich eer over het tegen deel moeten verbazen." Saint- Saëns hseft ergens gelezen, dat de verschijning van den Parsifal niet slechts een aesthetisch, maar ook een ethisch evenement was, en dat zij een nieuw tijdperk opende in de zedelijke ontwikkeling der menschheid. Hefc is wel mogelijk"; zegt de Fransche toonkunstenaar ik ben volkomen bereid om het aantenemen, als men het mij op afdoende wijze zal hebben bewezen. Doch tot zoolang zal ik mij er toe bepalen, de werken van Wagner uit een aesthetisch standpunt te beschouwen; vcor kunstwerken is dis voldoende." Indien ik mij alleen tot musici wendde zoo gaat de schrijver voort dan zou ik het muzikale vraagstuk van deze kolossale werken a fond kunnen behandelen; ik zou kunnen aantoonen, hoe hun stijl, in den beginne niet zeer verheven en niet evenredig aan de hoogte van Wagnörs conceptitin, eerst gezuiverd is, doch daarna meer en meer gecompliceerd is gaworden, da noton op onnoodige wjjze vermenigvuldigende, van de hulp middelen der kunst een gebruik makende tot verkwisting toe, en, tea ?lolte, van d-3 stemmen en de instrumenten het onmogelijke eischende. De minachting voor de carnire (den afgesloten vorm), die in de vroegste wer ken nog niet bestond, vertoont zich eerst als eene weldadige bevrijding. «m langzamerhand, in de latere werken, overtegaan in eene bandelooslieid die alle vorreicn en elk evenwicht verbreekt.... Het is niet gemak kelijk, zich eene gevestigde meening te vormen over werken, die zoo samengesteld en zoo ongelijk zijn, die van iensi tot Parsifal zoo veel verschillende stijlen omvatten. De Wagneriacen hebben hiervoor een zeer eenvoudig recept: zij bewonderen alles. Da een zegt u, in vollen ernst, dat men, wanneer men de opvoering van een van 's meesters werken bij woont, den ciitischen gesst geheel ter zijde moet stellen; een tweede ver zekert v, dat de eene of andera voor den zang geschreven passage schoon is; en dat mon nanrhet vocaal effect niet behoort te vragen. Terwijl men aan andere musici, welker theorieën men niet nauwkeurig kent, onophou delijk geruis aan overtuiging ten lasts legt, kan Wagner de msest uiteenloopende dingen schrijven, zonder dat men ooit zijne overtuiging in twij fel trekt. Hij kan in eene eindelooze herhaling van formules vervallen zooala in Tannhliuscr en Lohengrin, of zich daarran geheel losmaken, zooals ia ssijno volgende werken. Wat doet hét er tos'? hij heeft het zóó gewild. Il {j kan zestig maten lang, in een langzaam tempo, op n akkoord blijven itaan, of bij iedere noot. moduleeren. Wat doet het er toe V hy heeft het zóó gewild. Hij kan zich eene overdreten polynhonie veroorloovea, of duo's en ko ren all'unisono schrijven. Wat doet het er toe? hij heeft het zóó gewild. Hij kan realistische tooseeleffeetcn beproeven, zooals de verschijning van de zwaun in L'jïien'jrir;. en het koor der spinsters in duf (liegende Htfliinder, of hij kan do grenzen van alle waarschijnlijkheid overschrij den, in zijne personen gedurende geheelu scènes, ja zelfs geheeie actes onbewegelijk als wassenbesldeu laten staan, Wat doet het er toe? hij heeft het zóó gewild. Ik zal dit den Wagneriar.en gaarne nazeggen: ik ben óók. voor alle dingen, voor de vrijheid van de kunst en het genie,"?zegt Saint-Saëns. Maar ik wensch ook voor mij zelven die vrijheid te behouden, om te be wonderen wat mij behaagt, en de rest niet; om langdradig te vinden wat langdradig is, wanluideud wat wanluidend is, ongerijmd wat ongerijmd is. En ziedaar juist, hetgeen de Wagnerianen niet willen toelaten." In 187G schreef Saint-Saüns: La wagnéromanie est un ridicule eseusable; la wagnéropJtobie est une maladie". Waarschijnlijk zou hij thans de qualificatiën dezer beide abnormale geestesrichtingen verwisselen. (Slot volgt.) E. D. P. TEN-TOON-STELLING INTERNATIONALE KUNSTVEREENIGING. II. Indien wij op ten schilder te roemen hebben, die de Hollandsche nationaliteit in de schilderkunst schitterend vertegenwoordigt, dan is het wel Hendrik Willem Mesdag. Wanneer tot dus-verre de gelegenheid ontbroken heeft, om zijne kunst, in al hare kiesche en gezonde natuurlijkheid, in al hare veelzijdigheid, in al het aantrekkelijke der geheimzinnigheid van hare zon- en schemereffckten, te leeren kennen, dan wordt ons heden die gelegenheid mildelijk opengesteld, en kunnen we met ouze geheele ziel grasduinen in d« wonderen der kunst van Mesdag. Deze kunstenaar heeft een fijn gevoel voor proportiën. 't Is opmerke lijk, hoe de formaten zijner schilderstukken meewerken ovn het beoogda efiekt te verkrijgen. Zoo ooit dan wordt hier de leer van Zeising te schande gemaakt, dat, bij het in het oog vatten van twee lengten, wij slecht» dan aangenaam aangedaan worden, wanneer de kortste maat tot de lang»te staat, gelijk de langste tot de som van die beiden. Bijv. de Zomeravond te Schcveningen (No. 2), met zijn fraaye lucht bij natuurlijken waterspiegel, en de woelige middag Bij-langs de kust (No. 1) met zijn stoute golvenstorting, hebben iets grootsch in hun aspekt. Men zou de verhouding van de breedte tot de hoogte bij deze stukken niet anders bepreeren; en toch staat 125 niet tot 180, gelijk 180 tot 305, maar tot ruim 259. Een stuk van de zelfde breedte (No. 8} Opkomende vloed, dat bestemd is vele schepen te vertoonen, krijgt maar een hoogte van 85 cm., en zie welk een efiekt: niet alleen de onnavolgbare waterkleur; maar den in* druk, dien het geheel maj.kt.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl