Historisch Archief 1877-1940
No.
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
dus met het huwelijk, dat Corneille slechts in de verte liet vermoe
den, -maar dat de historie vermeldt.
Wat de muriek der opera betreft, hoewel zij niet, als dia van vroegere
opera's, ia nuramevi ingedeeld kan worden, onderscheidt zij zich toch
door afgeronden vorm en duidelijkheid der melodische teekening. Da
opera toont wel veel declamatie, zelfs declamatie meer in den geest van
filuck, zuiver recitatief, dan in dien van Meijei-beer's opera, inaar de
geest en het gehoor vinden rustpunten en kunnen gemakkelijk in de
yartitie 'thuis geraken. De fraaiste nummers waren: in liet eerste bedrijf
het duo der twee vrouwen:,, Ah! par pitié, meTairaea pas!" dat terstond
het publiek won; het ensemble van fanfares, klokken en orgela als de
koning binnen komt; de fraaie tenor-aria van Rodrigo tot zijn zwaard:
o noble lame tincelante!", eigenlijk een ouderwetsche cavatine: en de
melodie van liodrigo op het zien van Chimèiie: Ange ou femme V" een
soort JLeitmotw, dat ook in de ouverture voorkomt en tot zijn vöie ont
wikkeling komt in de grocte liefdescène.
In het tweede bedrijf is hot ensemble van Chimène's klacht bij haars
vadera lijk met de graf/angen zeer schoon; en daarna de balletmuziek.
waar Massenet's meesterschap over h*t orkestjen al de combinatiën der
instrumenten uitkomt. Twaalf pages bijvoorbeeld, met, mandolines,
geac«ompagneerd door al de fluiten en fluitjes van het orkest, maakten een
allerpikaiitsteu indruk. Dan volgt het lied dei1 Infan'c, die aalmoezen
uitdeelt, terwijl achter haar vier monniken en een vrouwenkoor unisono
Allelujah!" zingen; resds bij de repetitiün had men zich hiervan veel
voorgesteld. Een groot gefugeerd septuor vergezelt Chimèrte's aanklacht:
ui! Ie sang vsut du sang!"
De derde acte is een der fraaiste liefdesdneüen, dis de Fransche
opera oplevert. De alt-klariuet speelt eerst de melodie van Chimune's
klacht: Pleurez, pleurez, mes yeux, tombe, triste rosé3!::,dan volgt haar
z*ng, tot Iloclrigo binnenkomt, en de tonen, trillend van aandoening,
elkaar afwisselen en begeleiden.
Het eind der acte heeft de origincele dansmuziek van het Moorscb
ballet, en dan het gebed van Rodrigo, eenvoudig en rein, dat de geestver
schijning inleidt. In de vierde acte heeft men een fraaie bas-aria van
Don Diego, en eqn grootsch duale.
De opera is een volkomen succes geweest. Men vond dat Massenet,
ofschoon eenige der grootsclie orcheslrale schilueriugcii van Htrodiade
ea Le Eoi de Lahore gemist werden, in het weergeven van drama en
passio oneindig veel gewonnen had, zonder het streelende en weelderige
te vsrlieaan dat zijn muziek zoo aantrekkelijk maakte.
HARMONIE EN MELODIE.
III. (Vervolg").
Da artikelen, die Saint-Saöus aan Wagucr, en vooral aan dians Ring
Hes Niltelungen wydt, getuigen van eene oprechte be won'lering, <lie nergens
in kruipende afgoderij ontaardt. Den musicus, die in al de geheimen
zijner kuust ia doorkneed, kan men den eiseli niet stellen, dat hij iets
bovóanntuurLjjks ontdekte in zaken, die met zeer natuurlijke hulpmiddelen
zijn tot stand gebracht. Ik heb eens"?zoo verhaalt Saint-Sacns?eene
werkelijk grappige scène bijgewoond tusschen den measter en eene bekoor
lijke dame, die tegelijkertijd eeue schrijfster van groot taltnt eii een«
Wagneriaansche van den eersten rang was. De dame bezwoer den meester,
haar op da piano «en ongehoord, onbeschrijfelijk akkoord voor te spelen,
dat zij in de Siegfried-faxükaMV had ontdekt. O meester, meester, dat
ne akkoord!" Maar, kindlief" zeide de meester, vriendelijk
glimlachend, het is niets anders dan het akkoord van e-kleine terts;
ge kunt het even goed aanslaan als ik." O moester, meester, ik
smeek u: dat akkoord!" En de meester, voor zooveel aandrang
bezwijkend, ging naar de piano, en sloeg het akkoord c-g-l aan, en de
dame zonk met een kreet van verrukking, op den divan neer. et was
tneer dan zij kon uithouden!"
Tegenover deze vurige aanbidstsr, die haar gezond verstand op het
altaar der vereering ten offer bracht, stelt Saint-Saëns den man. die een
Btuip van ergernis dreigt te krijgen, als hij een paar maten van Wagner
hoort. Ik heb een musicus gekend, een man van talent en ondervin
ding, die eerst rood, toen blauw, eindelijk paars werd, vóór ik de derde
maat had gespeeld van den marsch uit het Rheingold, die toch geheel
in gewone groote terts drieklanken is geschreven, en zich in een lang»
zaam tempo beweegt. Bij de zesde maat stond het schuim hem op den
mond, en de oogen puilden hem uit het hoofd ; ik kon de muzikale phrase,
die ik hem op zijn eigen verzoek zou voorspelen, onmogelijk ten einde
brengen."
Saint-Saëns kan met alle oprechtheid getuigen: Ik heb de werken van
Riehard Wagner lang bestudeerd. Die studie is mij eeue bron geweest
van het dierbaarste genot, en de opvoeringen zijner werken, waarbjj ik
tegenwoordig was, hebben bij m\j een zoo diepen indruk nagelaten, dat
al de theorieën van de wereld my dion niet zullen doen vergeten of
verV>ochenen." Men heeft hem daarom beschuldigd, een Wagneriaan te zijn,
«n hij heeft een tijdlang zelf geloofd, dat :,men" gelijk had. Maar da
Wagnerianen zelven hebban hem zijne dwaling doen inzien, toon zij da
theorie verkondigden, dat de kunst vóór Wagner slechts in embryonalen
vorm bestond. Hier werd de smaakvolle en wetenschappelijke kunstenaar,
de eclecticns, voor wien de waardeering de critiek niet uitsluit, en die
het goede hoog weet te schatten, waar hij het ook viudt, door zooveel
eenzijdigheid pijnlijk getroffen. Toen Wagner in Frankrijk ongehoord
werd veroordeeld,?toen men hem, omdat hij de hand sloeg aan eene tra
ditie, die tot oppervlakkigheid en zinledigheid dreigde te voeren, ver
ketterde en voor een krankzinnige uitmaakte, heei't Süint-Saëns ridderlijk
den handschoen voor hem opgenomen. Hij heeft gestreden tegen da
kinderachtige Wagnerophobie, maar hij strijdt thans, krachtens dezelfde,
welgevesttgde overtuiging, tegen de ook in Frankrijk veldwinnende
Wagneromanie. Hij heeft, zich geërgerd over het doodzwijgen van eene
richting, wier goed recht onmiskenbaar was, maar hij ergert zich nog
meer over de reclame, die thans voor haar in de pers op de groote trom
slaat. Het Parjjsclie publiek heeft de pers gevolgd, en menigeen, die zich
de ooren dichtstopte bij de welluidende muziek van Loliengrin, brult van
verrukking en roept bis, als hy schilderachtige kakophonieën te hooim
krijgt, die prikkelend, maar tevens schrikwekkend zijn, en die voor d«
muziek hetzelfde zijn als piekles voor de keuken. Wanneer het standpunt
uiet iceer hetzelfde is, is het dan niet natuurlijk, dat ook mijn indruk
een geheel verschillende is geworden? Men zou zich eer over het tegen
deel moeten verbazen."
Saint- Saëns hseft ergens gelezen, dat de verschijning van den Parsifal
niet slechts een aesthetisch, maar ook een ethisch evenement was, en dat
zij een nieuw tijdperk opende in de zedelijke ontwikkeling der
menschheid. Hefc is wel mogelijk"; zegt de Fransche toonkunstenaar ik
ben volkomen bereid om het aantenemen, als men het mij op afdoende
wijze zal hebben bewezen. Doch tot zoolang zal ik mij er toe bepalen,
de werken van Wagner uit een aesthetisch standpunt te beschouwen;
vcor kunstwerken is dis voldoende."
Indien ik mij alleen tot musici wendde zoo gaat de schrijver voort
dan zou ik het muzikale vraagstuk van deze kolossale werken a fond
kunnen behandelen; ik zou kunnen aantoonen, hoe hun stijl, in den beginne
niet zeer verheven en niet evenredig aan de hoogte van Wagnörs
conceptitin, eerst gezuiverd is, doch daarna meer en meer gecompliceerd is
gaworden, da noton op onnoodige wjjze vermenigvuldigende, van de hulp
middelen der kunst een gebruik makende tot verkwisting toe, en, tea
?lolte, van d-3 stemmen en de instrumenten het onmogelijke eischende. De
minachting voor de carnire (den afgesloten vorm), die in de vroegste wer
ken nog niet bestond, vertoont zich eerst als eene weldadige bevrijding.
«m langzamerhand, in de latere werken, overtegaan in eene
bandelooslieid die alle vorreicn en elk evenwicht verbreekt.... Het is niet gemak
kelijk, zich eene gevestigde meening te vormen over werken, die zoo
samengesteld en zoo ongelijk zijn, die van iensi tot Parsifal zoo
veel verschillende stijlen omvatten. De Wagneriacen hebben hiervoor een
zeer eenvoudig recept: zij bewonderen alles. Da een zegt u, in vollen ernst,
dat men, wanneer men de opvoering van een van 's meesters werken bij
woont, den ciitischen gesst geheel ter zijde moet stellen; een tweede ver
zekert v, dat de eene of andera voor den zang geschreven passage schoon
is; en dat mon nanrhet vocaal effect niet behoort te vragen. Terwijl men
aan andere musici, welker theorieën men niet nauwkeurig kent, onophou
delijk geruis aan overtuiging ten lasts legt, kan Wagner de msest
uiteenloopende dingen schrijven, zonder dat men ooit zijne overtuiging in twij
fel trekt.
Hij kan in eene eindelooze herhaling van formules vervallen zooala
in Tannhliuscr en Lohengrin, of zich daarran geheel losmaken, zooals ia
ssijno volgende werken.
Wat doet hét er tos'? hij heeft het zóó gewild.
Il {j kan zestig maten lang, in een langzaam tempo, op n akkoord
blijven itaan, of bij iedere noot. moduleeren.
Wat doet het er toe V hy heeft het zóó gewild.
Hij kan zich eene overdreten polynhonie veroorloovea, of duo's en ko
ren all'unisono schrijven.
Wat doet het er toe? hij heeft het zóó gewild.
Hij kan realistische tooseeleffeetcn beproeven, zooals de verschijning
van de zwaun in L'jïien'jrir;. en het koor der spinsters in duf (liegende
Htfliinder, of hij kan do grenzen van alle waarschijnlijkheid overschrij
den, in zijne personen gedurende geheelu scènes, ja zelfs geheeie actes
onbewegelijk als wassenbesldeu laten staan,
Wat doet het er toe? hij heeft het zóó gewild.
Ik zal dit den Wagneriar.en gaarne nazeggen: ik ben óók. voor alle
dingen, voor de vrijheid van de kunst en het genie,"?zegt Saint-Saëns.
Maar ik wensch ook voor mij zelven die vrijheid te behouden, om te be
wonderen wat mij behaagt, en de rest niet; om langdradig te vinden wat
langdradig is, wanluideud wat wanluidend is, ongerijmd wat ongerijmd is.
En ziedaar juist, hetgeen de Wagnerianen niet willen toelaten."
In 187G schreef Saint-Saüns: La wagnéromanie est un ridicule eseusable;
la wagnéropJtobie est une maladie". Waarschijnlijk zou hij thans de
qualificatiën dezer beide abnormale geestesrichtingen verwisselen.
(Slot volgt.) E. D. P.
TEN-TOON-STELLING INTERNATIONALE KUNSTVEREENIGING.
II.
Indien wij op ten schilder te roemen hebben, die de Hollandsche
nationaliteit in de schilderkunst schitterend vertegenwoordigt, dan is
het wel Hendrik Willem Mesdag.
Wanneer tot dus-verre de gelegenheid ontbroken heeft, om zijne kunst,
in al hare kiesche en gezonde natuurlijkheid, in al hare veelzijdigheid, in
al het aantrekkelijke der geheimzinnigheid van hare zon- en
schemereffckten, te leeren kennen, dan wordt ons heden die gelegenheid
mildelijk opengesteld, en kunnen we met ouze geheele ziel grasduinen in d«
wonderen der kunst van Mesdag.
Deze kunstenaar heeft een fijn gevoel voor proportiën. 't Is opmerke
lijk, hoe de formaten zijner schilderstukken meewerken ovn het beoogda
efiekt te verkrijgen. Zoo ooit dan wordt hier de leer van Zeising te
schande gemaakt, dat, bij het in het oog vatten van twee lengten, wij slecht»
dan aangenaam aangedaan worden, wanneer de kortste maat tot de
lang»te staat, gelijk de langste tot de som van die beiden.
Bijv. de Zomeravond te Schcveningen (No. 2), met zijn fraaye lucht bij
natuurlijken waterspiegel, en de woelige middag Bij-langs de kust (No. 1)
met zijn stoute golvenstorting, hebben iets grootsch in hun aspekt. Men
zou de verhouding van de breedte tot de hoogte bij deze stukken niet
anders bepreeren; en toch staat 125 niet tot 180, gelijk 180 tot 305, maar
tot ruim 259.
Een stuk van de zelfde breedte (No. 8} Opkomende vloed, dat bestemd
is vele schepen te vertoonen, krijgt maar een hoogte van 85 cm., en zie
welk een efiekt: niet alleen de onnavolgbare waterkleur; maar den in*
druk, dien het geheel maj.kt.