Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No! 443
verpletterd zjjn, vóór een deel nog gelijmd worden en op hun pootjes
terecht komen, is het toch altoos gebroken speelgoed en men neemt er
wat minder spijtig afscheid van.
Een heerlijk aantrekkelijk land is het Indiëvan Melati van Java. Men
kent in den roman tweeërlei Indië; het eene is dat van Sue, Dumas,
Marlitt, met roode en blauwe en paarsche bergen, tijgers in iederen boom,
gond in iedere rivier, een onmogelijk weelderig land, waarvan de fantas
tische geographie naast die van Ariosto of Sinte Brandaen te huis be
hoort. Hét andere Indiëis dat van den gepensioneerden ambtenaar, die
alles vuil en geel en stoffig en naar vindt, en enkel den indruk geeft
van verveling en hitte. Het Indiëvan Melati van Java draagt den stempel
vanecMheid; het is het Indiëwaarvan men aan den Bezuidenhout en aan
denVelperweg de reminiscenze ziet in dezen roman maar het is met een
dichterlek waasjomgeven, waarvan de zwartoogige nonna's der Raden van
Indiëen suikerlords misschien wel een idee hebben, maar waarvoor zij de
woorden niet kunnen vinden. Er is betrekkelijk weinig natuurbeschrij
ving in het boek, waarin de.schokken .der elementen eene zoo groote
rol spelen; toch vergeet men geen oogenblik, dat de koffietuinen ons
omgeven en het paradijs der tropen ons om geurt. Van het talent, hieraan
besteed, is, b v. een staaltje de wijze waarop de groote catastrophe, de
uitbarsting van den Merawoe, waarover schijnbaar sedert Bul w er niets
nieuws te zeggen viel, is geteekend. De schrijfster laat de gansche kolo
nie, al de gezinnen waarin wij belang stellen, woelend en intrigeerend,
vol léven en beweging, op de berg vlakte. Zij voert ons met Herinelijn en
Conrad naar Samarang, uren ver, veilig en wel, aan, zee, en doet dan
'daar den hemel verduisteren, de aschregens vallen en de aarde schudden.
Dit is een meesterlijke greep; ala wij dan nog vóór Hennelijn en Conrad
op het' tooneél der verwoesting zijn, boezemt iedere bijzonderheid ons
belang in, en wy zouden dan bijna eene nog academische beschrijving slik
ken, die ons echter gespaard wordt.
Na het hierdoor bereikte effect lijkeu ons des te matter en onnoodiger
het dorpje in Limburg, het schaatsenrijden, het opgeofferde dochtertje
van den schoolmeester, de geheele reis van Herinelijn en het opvisschen van
Corona's galant, die ons per slot van rekening niet zulk een superieur
persoon schijnt als haar. Deze avonturen, in eene gewone, Europcesche
novelle belangrijk genoeg, verbleeken hier na het grootsche Oostersche
landschap en de hartstochten der scherpgeteekende personen, die
Hermelyn tot een der fraaiste en interessantsche romans maken van de
Nederlandsche litteratuur der laatste jaren.
caramouche XXXIX.
AardrijlislaiHÜe van Nederland, ten behoeve van
kweek- en normaalsclioien, onderwijzers-cursussen,
H. B. S. en zelfstudie, door B. Schuiliug leeraar a/d
Bijks-Kweekschool te Deventer, Uitgave van de Erven
J. J. Tyl, Zwolle.
Wanneer een werk als het bovengenoemde, voor het eerst verschenen in Augustus
van het vorige jaar, thans reeds een nieuwe uitgave beleeft, moge eene meer of
minder uitvoerige behandeliug napleiten schijnen het zou van weinig waardeering
getuigen indien hier ter plaatse volstaan werd met het verschijnen van den tweeden
druk eenvoudig aan te kondigen.
Immers een vlug en belangrijk debiet van een aardrijkskundig leerboek is in ons
land nog geen onmiddellijk bewija, dat de bruikbaarheid ervan boven alle bedenking
verheven zij. Daartoe wordt op vela scholen nog te veel gebruik gemaakt van
boeken en atlassen, naar welker waarde voor het onderwijs men te vergeefs zal zoeken.
Men ton echter veilig aannemen dat het meerendeel der bevoegde beoordeelaars
erkennen zullen, dat dit boek voldoet aan de behoefte die sinds langen tijd bestond
aan een geographiscn werk over Nederland van dezen omvang, en op den grond
slag van de nieuwe methode samengesteld overeenkomstig de eisenen van bet
cndenvys.
Dat bet werk zulk succes verwierf, moet voornamelijk hieraan toegeschreven
?worden, dat delstudie der geographie van ons la ad, in het kader waarnaar bet i»
ingericht, zoovele beoefenaars telt.
. De wijze van behandeling der stof, tan aanzien van de uitgebreidheid, getuigt
Van «en goed doordacht plan. Waar de grens eenigszins overschreden wordt, heeft
dit geen» betrekking op het geographisch karakter van het werk, maar een zelf
standig» toevoeging ten gevolge die gereedelijk kon gemist worden. Wanneer de
schrijver b.v. eene verhandeling geelt over on2e verdedigingsliniën, forten «n fortjes
wat, vreezen wij. langzamerhand gewoonte zal worden vraagt men onwillekeurig:
waartoe ? Er zijn andere rijks-instellingen die minstens even belangrijk zjjn. Op
gaven betreffende leger en vloot kan men zeer interessant achten maar waarom
4ienattakken van onmiddellijk nut niet of bijna niet vermeld? Eet verkieslijkst U
een en ander achterwege te laten.
Maar dit ia slechts eene opmerking, geene aanmerking.
De stof is op uitnemende wijze verwerkt; de stijl helder en gemakkelijk, waar
door het boek de droogheid mist van zoovele studieboekca. Met genoegen doorleest
men het van begia tot eind. Op enkele plaatsen zijn behandeling en vorm zelf»
Uiterst gelukkig. Daartoe hebben wg slechts te wijzen op de beschrijving van den
bodem en die van het klimaat, welke laatste vooral zeer voldoende tot haar recht komt.
Een schets van de Twentsche industrie b.v. aan dezen druk toegevoegd, is wer
kelijk eene verrijking.
Dat bij al het goeds dat het werk bezit een enkel punt aanleiding tot aanroer*
kingen geeft, houde de schrijver ons ten gosde. Eene meer zaakrijke bepaling
van A. f. ware wenschelijk; de definitie van het drieslagatelsel (pag. 31) komt ons
Künder juist voor en dit in kortswijl wanneer de schrijver ons vóór tien jaren
verzekerd had dat de Nederlander, vooral in liet publiek zoo weinig spreekt, zonder
Wij hem geloofd hebben. Thans is die hoedanigheid slechts op weinigen meer
toepasselijk. De schrijver, die dezen druk reeds met zooveel zorg herzien
beeft, zal bij een volgende uitgave dezen en genen wenk dan ook zeker niet geheel
Veronachtzamen.
De kaartjes en de graphisehe voorstelling die bij den tekst gevoegd zijn, mogen
geroemd worden; met zaakkennis zijn 2ij samengesteld.
De uitgever zorgde voor een degelijk gewaad.
Uit een en ander kan voldoende blïjken. dat wij don tweeden druk van Sclmiling'a
Aardrijkskunde voor Nederland met grooto ingenoniciiiieid begrceten en den schrijver
geluk wenschen met zijn verdienstelijken arbeid.
EEN TUIN. , , ?-. ..
Met rozerood en ambergeel en goud
Heeft de oude zon den ouden dag beweend.
Een rilling glijdt der aarde, vaal en koud
En levenloos schier, door haar oud gebeent.
Mat legt ze zich te ruste om stil te droomeo
Van 't rozerood, dat morgen weer zal komen.
En alles zwijgt, met de aarde in slaap gesust,
Want slapen is van alles 't grootst genot.
Gevlijd in 't groen fluweelen bedje rust
De jonge roos, die, nauwlijks uitgebot,
Zich bloeiend droomt naast uitgebloeide kelken
En waant, dat zg als zij niet zal verwelken.
De lelies op hun slanke stengels staan
Bewegingloos. Hun blankheid lokt en beidt
En boeit en sust in slaap het licht der maan,
Dat droomend soms een fulp viooltje vleit;
Pioenen, half ten bodem neergebogen,
Zien vaakrig toe, met valsche, vorige oogen.
De lelietjes van dalen zenden schuw .
? Hun geuren op naar de ijdele sering,
Wie, onder t groen van 't bladgehemelt luwf '.;..;'
De zaalge roes van eigen geur beving-.
Het koeltje vlucht, dat kozend ommewaarde,
En stil, als wen ze wachtte, ligt de gaarde.
Ik lig in 't gras en luister steeds en wacht,
Ik luister of ik niet Uw votistap hoor,
Ik wacht of GÜniet komt in zulk een nacht....
Doch 'tal blijft stil, geen klank bereikt mijn oor.
Waar vond ik toch die wondere gedachte
Om U, die 'k eens gezien heb, weer te wachten?
Mr. H. CoSman.
NA 'T BALLET.
Met het roodblonde haar, als een sluier, om 't lichaam,
Als een golvende blos op de huid van satijn;
Met het kopje op den arm, die ten kussen gebogen
Met zijn ronding een vorstenkiud waardig zou zijn;
Met de droomerige oogen een weinig geloken
En vol gloed, door de rijzende liefde verleend,
Als bet vuur, dat de zon in den droppel doet beven,
Dien de vluchtende nacht op de roos heeft geweend;
Met de zwellende lippen nauw merkbaar geopend
En daarachter de reien van tandjes vereend,
Die zoo matwit van kleur zijn, als waren er droppels
Van de melk, die het dronk, in dat mondje venteend;
Met den welvenden boezem, welks rijzen en dalen
Zich wal zachtkens, maar snel en gejaagd toch herhaalt,
Door een wolkigen sluier van kanten verduisterd,
Die BC e t deinende plooien geheimen verhaalt;
Met de voetjes gesteund op het vel van een tijger
En de slanke gestalte op een divan gestrekt,
Die zijn bollige kussens als water doet buigen
En het vage verlangen naar liefde verwekt;
Ligt Nini, met ten halve verholene vormen,
Die het weefsel ven aderlij k smedig omvangt,
Door getemperden glans van het lamplicht beschenen
Ia heup weeldrig boudoir en verwacht ea verlangt
Mr. H. Cosman,
BERICHTEN EN MEDEDEELINGEN.
Mr. W. G. F. A. van Sorgen heeft zijne historinchen studie, De Tooneetspeen-uns
te UtrtcJit en de Utrechtsclte Schouwburg, thans bij den uitgever H. Rössing te Dtrecb
in eene luxe-uitgave do«n verschijnen. Zij ig versierd met goed geteekande ilra»
tratiën van A. G. A. van Bappard en L. W. R. Wenckebacb, verschillende souvenir»
van Utreeht's tooneelleven, den schouwburg van Koppendrajer, den »ehouwbar|
van Van Leeuwen, den ouden machinist Meinke voorstellende.
De lotgevallen van Utrecht's theaterwereld zijn door Mr. van Sorgen in dien on.
devhoudenden stijl geschreven, die aantoont dat al de duizend historische bijzon
derheden met liefde verwerkt en zijn eigendom geworden zijn; de twisten tusscheu
de kerk en den schouwburg, de benarde toestand van verschillende directiën, d«
verhalen van Meinke, een paar ondeugende détails vormen een bont geheel, waaraat
de historische juistheid geen schade doet. Als Bijlagen zijn aan het werk toege'
voegd: Extracten uit de notulen van Gedeputeerde Staten in 1648 ; lijst der gezel
schappen, welke gevraagd hebben, om in Utrecht te mogen optreden, sedert IS
November 1603; Afscheidsgroete bij gelegenheid van de laatste voorstelling in bet
schouwburglokaal te Utrecht, Dinsdag 5 April 1881; en eene affiche van 23 Juil
1856, Het vrouwtje van den Donau, met de rolverdeeling.
Eet werk van Mr. van Sorgen ie eene zeer te waardeere!» bijdrage voor eaz«
tooneel-litteratuur.
INHOUD VAN TIJDSCHIHFTEN.
Leeswijeer, 15 December.
Een Tooneél-criticus (Oscar Blumenthal), door l. Simons Mi. Uit de
HieMglyphen van een dooden Snelschrijver. Aan Piet Paaltjena, door Janus. De Nieuwe
Gids, door W. Gosler. Vertalen (slot), door C. Van der Zeyde. Fraaie Lette
ren : Mevr. Quarlès, Agnes. Wilheïmina Brink, Meta. Is. Teirlinck, Bloeiende
Henzen. Kunsten: Mr. Van Sorgen, De Tooneelspeelknnst in Utrecht enz.
Wetenschappen : Eet streven der Kociaal-democraten. Feuilleton: Napels (vervolg),
door een Indiach-gast. Berichten: Aanstaande Uitgaven. Eunstkroniek".
Mevr. Lima SchneiJer. Or>7e Pers." Een wiskundige roman." Bevat
scientifique! Handelingen Mij. Ned. Letterk.?Vertalingen vanNederl.werken.
Dichterlijke Wedstrijd. Frans Hals-Kalerij. Jubileum Leemans.
in Belgii:. Met Tijd ea Vlijt." Meune Uitgaven. Brievenbus.