De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 20 december pagina 11

20 december 1885 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

NP- 443DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 11 Spectator,. 19 Deesmber, Berichten en mededeelingen: fWaarheid en droomen; Bibliothec» Belgica; Schil derijen van Van de Poll; Hedendaagsehe schilders J F. Bourget Essais pgychol. eontcmpor.; Ergernis te Keulen; Jametel, La Chine ineonnue; Bibliotheek te Cairo. De Gorlramsche graftombes, door J. Suf van Buren. Litteratuur-geschiedenis, door dr. W. 6. C. Byvanek. Felix D»hn's Harold und Theano, door P. A. M. Boele »*» Htnsbrotk. Letterkundige kroniek, door Wolfgang. Vlugmaren. Uit de Dina-gedichten, door mr. H. Cos man. Pluksel (Psalm LXX: 5,6). Plaat: Torpedogeldkwestie in de Tweede Kamer. Portefeuille, 19 December. Salv*, Vereêniging Mnsi* Saernm." Sahe, Soiree voor tamennniièfe. ?*- fij Arti HL K.' Bitttter Bot, Phothografiën naar Nederiandsche Meesters. A. fteyding. M Figaro Hltt«tré. A. Wtnkler Prins, Grassprietjes of liederen op het gebied van deugd, godsvracht en vaderland door Cornelis Paradijs. Dr. H. de Bruin, Mr. Joan Bob.!, Canzonen. Idler, Jnweeltjea voor kinderen. L. S. de Tooneelspeelknnst te utrecht en de Dtrechtsche Schouwburg door Mr. W. F. G. A. van Sorgen. L. 8. Tooneelkout 'A. Parkschouwburg-Nanon. Ingezonden. Feuilleton: F. Kttteher, A new Censorship of Literature. Nieuwe uitgaven in Nederland: Album voor Nederiandscha jonge dames, samengesteld door Catharin» Alberdingk Thjjm. . . f 2.80 Almanak van Voor 't jonge volkje" 'sHage, Joh. Ykema. . . . 0.60 Bathol. Stade- en Dorps Almanak voor het jaar 1886. Onder redactie van H. Pierson. . 0.40 Indische Bfoemen of lessen, getrokken uit de gulden brieven van den Apostel der Indien, den H. Franciseus Xaverius. a 0.45 Mevr. May Agnes Fleming. Een weduwnaar en zijne dochters. . . 3.90 P. Loawerse, Voor de kinderkamer. Bgmpjes en vertelseltjes voor onze Kleines. . , .... . . 2.20 Cornolis Paradijs, G^rasBprietjes, of Mederen op:hét gebied van deugd, godsvracht en vaderland. Met een open brief aan den schrijver door P. A. Saaije Azn, en een voorrede Van Sebastiaan Slaap. 0.75 ? Voor 't jonge volkje. Beo geïllustreerd tijdschrift voor de jeugd 1884/85. 4,50 ILITAIRE ZAKEN. DE INVLOED VAN DE PLAATS VERVANGING OP HET LEGER. De Nederiandsche Staats-Gaurant van 8 December jl. heeft ons in kennis gesteld met den afloop der lichting voor de Nationale Militie van het jaar 1885. Volgens den staat, behoorende hij het, aan den Koning uitgebrachte, verslag zijn dit jaar de navolgende uitkomsten verkregen: . Totaal aantal militieplichtigen...'. tl .'..:..: Il ~. '.l. 38.742 Kleiner dan 1.55 M 1.074 Ziekelijke gesteldheid of gebreken 2.766 Eenige wettige zoons. 4.954 Vrijgestelden In hetzelfde jaar geboren broeders. 66 Eigen militaire dienst 1.402 Militaire dienst van broeder». . . . 8.469 Idem der plaats vervang, v. broeders 1.579 Totaal ~" 20.310 UitgesloUrienl 43 Overledenen 12 Totaal generaal Overgebleven' militieplichtigen. 20.365 18.377 Afgeleverde manschappen. Zonder loting ingelijfd . . . . l . . . 10 Achtergeblevenen eener vorige lichting . . l Vrijwilligers voor de militie Reeds als i het leger hier lande . , . . 135 vrijwilliger J krijgsvolk in de Koloniën 81 ? in dienst bij (de zeemacht ....... 61 Plaatsvervangers .......... 1730 Nummerverwisselaars. ........ 686 t Militie te land 7656 Loteliogen |Zeemiütie 597 . Totaal. . . 10,957 Niet ia lAnnierking gekomen voor het contingent van 11,000 man 7,420 Niettegenstaande er 7420 militieplichtigen overeompleet waren, ontbraken er.l»ch nogr43 aan het vastgestelde contingent, wegens gebrek aan voor den dienst geschikte personen in-32 gemeenten, terwijl 3 man, die oor spronkelijk bij de, .zflemüitï..w/aren ingelijfd; door Gedeputeerde Staten werden jifgefceurd, zpodat het oorspronkelijke getal van 600 niet is be houden, kunnen worden. Opmerkergk is het, :dat in Bet door den Minister van Binnenlandse!?» Zajfén uitgebrachte rapport wél over .de .andere zaken wordt gesproken en de cijfers vergeleken worden met t die der jaren 1881, 1882, 1883 en 1584, daar niet het feit wordt gereleveerd, dat in 1885 geen vrijwilligers voor de militie zich hebben aangeboden, evenals in 1881 en 1883, en dat in elk der jaren 1882 en 1884 slechts l man tot deze categorie heeft be hoord Heb bevreemdt ons te meer, omdat toch volgens Art. 180 der Grondwet de Nationale Militie eooveél mogelijk uit vrijwilligers be hoort te worden samengesteld. Waarom werd hierop niet evenzeer de aandacht gevestigd? Zoude het kunnen zijn, om de leemten der wet niet al te zeer in het oog te doen springen ? Hoewel, blijkens het verslag, het aantal ingelijfde plaatsvervangers be neden het gemiddelde van elk der vier voorafgaande jaren is gebleven, heeft het toch bijna 1/6 deel van het aantal afgeleverde manschappen bedragen; een verschijnsel, dat zich ook bij da aangehaalde jaren heeft voorgedaan. Met het oog op de aanstaande (?) Grondwets-herziening en de daarop te bouwen wetten, betreffende de regeling van ons krijgswezen, maar vooral voor de beoordeeling van het al of niet behoud van het beginsel van plaatsvervanging, ware het voorzeker gewenscht, indien meerdere zaken ten opzichte van deze categorie van personen werden medege; lo. de leeftijd en het aantal personen van denzelfden ouderdom; 2o. het al of niet vroeger gediend hebhen bij de zeemacht, bij het leger bier te lande of bij het krijgsvolk in 'B Rijks overzeesche bezittingen, en het aantal personen, dat tot elko dezer categorieën behoort; 3o. het al of niet meermalen optreden als plaatsvervanger, en de ter zake betrekkelijke aantallen personen. Stonden die gegevens ter algemeene beschikking, dan zoude, op grond der niet te loochenen feiten, een juist oordeel over den invloed der plaats vervanging op de sterkte van het leger uitgesproken kunnen worden en alzoo met cijfers zijn aan te toonen, dat onze meening door de practijk wordt geloochenstraft, namelijk: dat de plaatsvervanging ten nadeele is van het leger en dat zij de voornaamste oorzaak is van het gebrek aan vrijwilligers, d. w. z. niet die der Nationale Militie, bedoeld bij Art. H der Miütiewet, maar die van Art. 178 der Grondwet, alzoo de vrijwillig aangeworvenen," voorkomende in de tweede kolom van den Staat B, die jaarlijks bij de Staatsbegrooting wordt overgelegd, en een overzicht geeft van het op l Juni (Juli) in dienst zijnde aantal soldaten. Volgens dien Staat, waren er op l Juni 1885 onder de wapenen 4177 vrijwilligers, terwijl hun aantal volgens de organieke sterkte moest bedragen 9745; er was mitsdien een te kort van 5568 man. Daarentegen waren er onder de wapenen 3165 en volgens Staat C met groot verlof 4229 plaatsvervangers, totaal alzoo 7394 man. Aangezien deze per sonen, op het tijdstip der toelating als plaatsvervanger, 21 jaar oud moesten wezen (Art. 60 Miütiewet) en de militie voltallig wordt gemaakt door loting uit de ingezetenen,1 [die op den In Januari hun 20e jaar zijn ingetreden (Art. 181 Grondwet*), is 'het niet tegen te spreken, dat zij de plaats innemen van een even groot aantal militieplichtigen, m. a. w., dat, indien de plaatsvervanging; niet bestond, 7394 miliciens (lotelingen en nnmmerverwisselaars) meer onder de wapenen zouden, geweest zijn, alzoo dat grootere aantal ook geoefend had kunnen worden. Dit ge-r tal zoude eigenlijk nog grooter zgn, daar volgens do jaarlijksche ver slagen het aantal plaatsvervangers heeft bedragen In 1881 1772 - 1882 1836 1883 1652 1884 1721 1885 1730 Totaal 8711, alzoo 1317 meer, of wel 1415, omdat, volgens de aangehaalde staten B en C, onder het getal van 7394, nog 98 plaatsvervangers der lichtingen van 1880 en vroeger begrepen zijn. Die staten deelen ons nog andere zaken Omtrent de plaatsvervanging tnede. Men raadplege het volgende overzicht. Op l Juni 1885. Lichting. Onder de wapenen. Met groot verlof. Totaal. 1881 13 1336 1349 1882 19 1418 1437 1883 37 1379 1416 1884 1533 l 1534 1885 1560 _ 1560 Totalen 3162 4134 7296 In de eerste plaats valt hier op het verschil tusschen het op l Juni 1885 onder de icapenen zijnde aantal plaatsvervangers en dat in 1885 afgeleverd; het eerste is 170 man minder. Wat is daarvan de reden? Vermoedelijk bestaat die in de, door afkeuringen of door Gedeputeerde Staten gedane uitspraken ontstane, wijzigingen [in het oorspronkelijk afgeleverde getal manschappen, daar ook zoo'n verschil bestaat bij de lotelingen en nummerverwisselaars. Volgens die staten toch waren er op l Juni bg het leger onder de wapenen 7696 en met groot verlof 336, alsmede van den werkelijken dienst ontheven 45, totaal 8077 miliciens, terwijl, blijkens het aan het Verslag van 1885 ontleende overzicht, 8342 lotelingen en nummerverwisselaars, dus 265 meer bij de militie te land zijn ingedeeld. Ten andere trekt de groote vermindering van het aantal plaatsvervan» gers der verschillende lichtingen zeer de aandacht. Zij bedraagt toch; Van de lichting 1884 . , . , 187 man of ongevear 11 pot. 1883 . i ? . 236 9 ruim 14 .. .?.1882, . , .399 ongeveer 21 ' w B .. 1881.. . J . 423 » 24 terwijl, volgens den Staat, overgelegd bij het door den Minister Renther in 1881 ingediende wetsontwerp tot regeling van de Nationale Militie, hat totale verloop der lichtingen te stellen is: Na n jaar op 7.6 of ongeveer twee jaren 10.7 13.1 15.5 drie ruim 8 pet, H . 13 ., 15 » 17 « i » vier vijf 16.7 ongeveer Waaraan dit verschijnsel is toe te schrijven, is moeilijk na te gaan; al« leen kan gezegd worden, dat, behalve in overlijden en ongeschikt worden voor den dienst, de oorzaak te zoeken is in het verwijderen uit den dienst wegens straf en het aangaan eener vrijwillige dienstverbintenis bjj het leger hier te lande en dat in 's Rijks overzeesche bezittingen. Gemis aan de noodige gegevens belet ons ook hier een bepaald oordeel uit t$ Spreken. Het is ons derhalve alleen mogelijk te constateeren, dat door de plaats* vervanging aan het leger op het oogenblik 8711 miliciens, en sedert hot jaar 1863 aan de Natie niet minder dan 37.149 weerbare mannen van 19 tot 4^ jaren, geoefend in het dragen der wapenen, zijn onthouden, ongerekend het aantal vrijwilligers, dat uit die plaatsvervangers zegga mannen boven de 21 jaren had kunnen voortkomen en waarvan voor» zeker wij zijn er van overtuigd een groot gedeelte de 5568 vaca tures bij het leger hiei te lande zonde hebben aangevuld, alsmede het Ke4eiiaüdsche element ia het Oost-Indische Leger versterkt, indien het

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl