De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 20 december pagina 13

20 december 1885 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

No.443 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 18 ZIJ wachtte, haar lichaam versteende onder het overprikkeld leven harer ziel. Hij las steeds verder, en al lezende werd hij als van zelf medegesleept door de muziek, die hij in de woorden gelegd, door de . smeltende verzen, die hij zelf gedicht had. Zijn stem werd war mer; hy hield zich niet meer in, maar gaf zijn werk zooals hij het gedacht had. Hij vloog van vers tot vers Zy zat onbeweeglijk stil, alleen haar lange wimpers bewo gen zich nu en dan nauw merkbaar. Hij las zich warm. De verzen werden tot lofzangen der liefde, gloeiend, smeekend, jubelend, hij had geheel vergeten voor wie hy ze las. Het was haar als voelde zij zich nederstorten van een hoogen toren, diep, heel diep, ontzettend diep. En zij bleef steeds vallen. Maar zgn woorden vervolgden haar niettemin, het was zulk een langzaam dalende, eindelooze, zwevende val. En alles werd duisternis rondom haar. Zij voelde dat haar man haar aanzag en dwong zichzelve tot glimlachen. Een versteende glimlach. Het was alsof een druk kend masker over haar gelaatstrekken lag, alsof haar leden ver stijfd, loodzwaar waren. Zij twijfelde of zij haar arm wel zou kunnen oplichten. En hij zat maar steeds zijn minnedichten aan zijn vrouw voor te lezen. Op eens was het alsof het besef van den diepen hoon, dien hij haar aandeed, haar op nieuw leven zou geven. Zij wilde hem ztjn woorden terugslingeren, het uitschreeuwen dat zij gekrenkt en vernederd was, de vuisten ballen. Maar zij kon niet; haar wil had geen heerschappij meer over haar verstijfde zenuwen, haar borst zwoegde als onder een opwellend snikken. Haaroogen brandden, maar het scheen alsof «en verzengende smart de bron harer tranen opgedroogd had. Eindelijk hield hij op, en toen hij na het laatste vers gelezen te hebben het boek dicht sloeg, herinnerde hij zich eensklaps voor wie hij gelezen had. Hij keek haar aan, zag haar in een gemakkelijke honding en met een glimlach om de lippen, en ge voelde zich geheel verlicht. ? Heel mooi'', zeide zij, opstaande. »Je hebt nog niet vergeten sonnetten te maken." Haar woorden klonken rustig, bijna klankloos. Het verwonderde haar zelf dat haar tong haar den dienst niet weigerde. Martha gevoelde zich in de eerste dagen als iemand die slaap wandelt, zij deed alles werktuigelijk, instinktmatig. Haar leven werd geheel ingenomen door die ne, alles overheerschende ge dachte dat die verzen geschreven waren voor een ander, en dat haar leven weggeworpen was; zij had hem verloren, haar dichter had behoefte aan een andere om te kunnen zingen. Zij gaf zich zelfs de moeite niet te onderzoeken wie die andere was, voor haar was zij slechts »die andere." Zij zaten na het eten in het schemerdonker in de huiskamer. Hij op de canapébij het raam, waar het schijnsel van de straat nog even op hem viel, zij op een lagen schommelstoel bij de kachel, wonderlijk in elkaar gedoken, met het hoofd op haar knie en het sterke licht en den warmen gloed van het vuur vlak op haar gelaat. Tusschen hen beiden in lag de kamer in bet donker gehuld. Zij spraken slechts weinig. En telkens wanneer een van beiden iets zeide, was het alsof de encele, los weggeworpen woorden door de duisternis opgevangen werden. Nu en dan kuchte Victor even of veranderde hij van houding. »lk heb toch maar ingeteekend, Martha", zeide hij. Zoo -" Victor werd verlegen onder dit voortgezette, stelselmatige stil zwijgen. Hy wenschte maar dat zij hem iets gevraagd, iets ver weten had En dan dat eeuwigdurende, eentonige gewieg van dien stoel op het haardkleed! Hij had dan maar liever dat zij zeide wat haar hinderde. Dit »zoo" was zoo werkluigelijk, zoo onverschillig hij wist niet hoe met het andere voor den dag te komen. Er was sprake van een gemaskerd bal, waar hij bepaald beloofd had te zullen komen, hoewel hij aan zijn vrouw verzekerd had er niet veel lust in te hebben en zich nog eens te zullen bedenken. Haar had hy niet medegevraagd; zij hield toch niet van dansen en zou zich maar vervelen en misschien een last zijn voor het overige gezelschap. Hij had zich dus voor* genomen alleen te gaan, maar nu hij er voor uit moest komen, overviel hem eensklaps een flauw besef dat hij eigenlijk tegen over haar niet mooi handelde; hij was te moede als een school jongen, die vreest een uitbrander te zullen krijgen. »0ch ja, al de anderen gaan ook, en toen " Martha lichtte even het hoofd op. »Wie, al de anderen?" vroeg zij. »De familie Rinck," antwoordde hij. Maar nauw had hij dezen naam uitgesproken of hij had er spijt van; hij wilde dat hij een andere bevriende familie genoemd nad, Lnnd, Dorf, welke ook, alleen juist deze niet. Niet dat er iets in stak, maar toch het speet hem. Martha stiet haar stoel achteruit, met een ruk, zoodat zij in het donker kwam te zitten. Haar slapen klopten wild, het koude zweet brak haar uit, zij had geraden, eensklaps, met al het instinkt der vrouw.... Die was het I « »En de Graij's" ging hij voort. Zij hoorde niet meer. Die enkele klank suisde haar onop houdelijk in de ooren, en het eenige wat zij dacht was hoe hij het durfde wagen, in haar bijzijn dien naam uit te spreken. Victor rekte zich eens uit, stond langzaam op en liep een paar maal het vertrek op en neer, tevergeefs naar een overgang zoekend om van dit onderwerp af te komen. Maar zijn gedachten waren in de war, hij gevoelde zich zonder er zich rekenschap van te kunnen geven, onaangenaam, onwel. Hij rilde als van koude. B Het is koud vandaag," zeide hij, de handen wrijvende. >Wat zal zij voorstellen?'' vroeg Martha, van uit het donker, op gedempten toon; alleen het woordje »zij" werd iets scher per, met een drogen nadruk uitgesproken. »Karen," zeide hij. Karen was de hoofdrol in zijn drama. »Zoo." jflet is al laat," zeide hij. s Je weet het is mijn club-avond." Hij stond naast haar en boog zich om een kus op haar wang te drukken. Het was of zij het voelde branden op de plek, die hij met zijn lippen had aangeraakt, zij wreef er met haar duim eenige malen langs. >Wat ben je gloeiend," zeide hij. Zij stiet hem met de hand van zich. »Ja, je moet me niet kussen," antwoordde zij. Haar stem klonk koud en vreemd. Victor lachte. »Je hebt zeker slaap. Je spreekt zoo raar." Daarop vertrok hij. Zij stond op, liep een poos doelloos de kamer rond en bleef toen bij het venster staan. Zij was geheel wezenloos, versuft, en vermocht niet meer geregeld te denken. Zij kon geen geluid onderscheiden, zoo klopte en dreunde het haar in het hoofd. De lichten in het huis tegenover dansten haar voor de oogen. Haar ademhaling was belemmerd door duizend opgekropte kreten van smart. Zij was geheel vernietigd, nu zij zekerheid had. Maar dan brak de verontwaardiging der vrouw los als een wild bruischende vloed. Duizende vragen, angstige vergelijkingen, zinnelooze verwijten, beschuldigingen, een kokende maalstroom van vertwijfeling, machtelooze woede en jaloezie. Zij stak de lamp aan, plaatste die op de schrijftafel, maar vergat den ballon er op te zetten; zij woelde wild zoekend den inhoud der verschillende vakken dooreen, zoodat de losse bladen om haar heen vlogen. Eindelijk, daar waren de verzen, die verzen aan haar; aan haar voor wie hij dichter was; aan haar, die hij beminde. Zij steunde het hoofd op beide handen en begon te lezen. Eerst langzaam, zoekend, gaandeweg al sneller en sneller, maar zonder dat een trek in haar gelaat verried wat er in haar ziel omging; haar gelaatstrekken stonden angstwekkend strak, als waren ze voor altoos verstijfd; al wat leven in haar was had zich geconcentreerd in haar oogen, in haar blik, en in de zuchten, die als met moeite ingehouden wanhoopskreten, nu en dan haar borst bewogen. Ja, ze zag haar geheel voor zich, die andere; ieder woord dai zij las was een verheerlijking van haar. Ieder woord een liefdes betuiging aan haar. In de eerste gedichten vertoonden zich de omtrekken van het beeld slechts onbestemd en nevelachtig, maar gaandeweg kregen zij een bepaalden vorm en werden zij herkenbaar. En het beeld, dat de verzen met zooveel vasthoudendheid bezongen, het was het hare, geheel en al het hare. Haar lokken, haar oogen, haar gestalte. Zij spaarde zich zelve geen enkele foltering, maar las ten einde toe, ieder volgend vers een nieuwe geeselslag in een nog bloedende wonde. En opnieuw begonnen die vragen, die angstige vergelijkingen, verwijten, beschuldigingen van voren af aan! Welk een gevoel, welk een verlangen, welk een hartstocht spraken uit die veezen!

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl