Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEERBLAD VOOR NEDERLAND.
,No. 443
stelling eener demarcatie-lijn tusschen de beide vijandelijke legers
is opgedragen. Deze commissie heeft met hare werkzaamheden
reeds een aanvang gemaakt.
Overigens blijkt het meer en meer, datde erkenning van het vol
dongen feil der Oost-Roemelische omwenteling het eenige middel
zal zijn, om de rust en de orde op het Balkan-schiereiland te
herstellen. Nu de overige groote mogendheden haar verzet tegen
de vereeniging van lieverlede laten varen en zelts Turkije
geen'bezwaar schijnt te zullen maken om zich bij den gemeenschappelijken
wensen der mogendheden aan te sluiten, begint ook Rusland in
te zien dat het zal moeten eindigen met toe te geven, al heeft
ook de houding van den Gzar deze omkeering minder gemakkelijk
gemaakt.
De «offieieuse" symptomen van deze wijziging in de Russi
sche staatkunde ten opzichte der Bulgaarsche quaeslie zijn reeds
aanwezig. De Russische regeering heeft echter, ingeval zij de
tot nu toe door haar ingenomen positie prijs geett, niet ondui
delijk te kennen gegeven, dat zij alsdan noodzakelijk moet terug
komen tot de beginselen van het verdrag van San Stefano en den
eisen zal moeten stellen, dat de voordeelen die men aan een enkelen
Balkanstaat wil schenken, aan allen moeten worden toegekend. De
beteekenis van deze wending is niet te ontkennen, wanneer men
bedenkt dat het tractaat van San Stetano mede aan Serviëen Mon
tenegro uitbreiding van grondgebied verzekerde.
Ook in de verhouding tusschen Oostenrijk en Bulgarije schijnt
in de laatste dagen eene geruststellende wending te zijn gekomen.
Vorst Alexander moet onlangs te Pirot eene dépêche hebben
ontvangen van graaf Kalnoky, waarin deze uit naam van zijn keizer
verklaarde, dat Oostenrijk den Bulgaarschen vorst dankbaar was
voor het toestaan van een wapenstilstand. Verder betoogde graaf
Kalnoky, dat de Bulgaren bij den tragen gang der onderhandelin
gen geduld moesten oefenen. Daaruit zouden voor hen geen
nadeelen kunnen voortvloeien, want de keizer van Oostenrijk bleef
er borg voor, dat de Serviërs den aanval niet zouden hervatten.
Sedert deze geruststellende verklaring hebben de onderhandelingen
een meer bevredigender loop genomen. Het is nog niet bekend,
onder welke voorwaarden vorst Alexander zich bereid heeft ver
klaard, om van eene door Serviëte betalen oorlogsschatting ai te
zien. Men mag echter aannemen, dat hij dan alleen van dezen
eisch en van de vroeger verlangde rectificatie der
Servisch-Bulgaarsche grens afstand zal doen, als Serviëzijn verzet tegen
de vereeniging van Bulgarije met Oost-Roemeliöopgeeft.
BINNENLAND.
Wij moeten, volgens het stelsel van den heer Gercke, 26
torpedobooten hebben.
Dat schijnt zoo ongeveer 't getal te zijn hetwelk volgens het rapport
der commissie voor land- en zeemacht een geheim rapport voor
een behoorlijke verdediging noodig is.
We nebben er 3.
De Minister wilde er dit jaar 6 bijbouwen. Er bleven dan 17 voor de
toekomst bewaard.
De Kamer had den moed niet dit stelsel af te keuren.
Maar zij wilde toch niet geheel toegeven en schrapte voor dit jaar
drie van de zes aan te bouwen booten.
Wözullen dus nu in 1887 inplaats van 9 slechts 6 torpedobooten
be(fitten en er dan nog 20 inplaats van 17 moeten aanmaken.
Dat is het eontra-verdedigingsstelsel" van den oud-minister Reuther.
Vivent les principes!"
Zestien ton verhooging op de Marine-begrooting het was inder
daad veel.
Maar 14]/2 ton om onze zeemacht in verval te houden is toch nog
meer.
Verleden jaar, bij de lage begrooting, krachtig verzet tegen het beleid
?van den heer Kip; thans beroep op 't lage eindcijfer van 1885 tegenover
den heer Gercke
Welk onbillijk meten met twee maten!
Maar daarnaar vraagt de kritiek niet als ze in de oppositie is.
De kritiek eischt: een laag eindcijfer en een goed onderhouden marine.
Dat is onmogelijk!
Juist daarom eischt de kritiek het.
Bij de discnssiën .over de begroeting van financiën bleef de eigenlijke
finanoieele politiek buiten debat.
Men nam den wapenstilstand aan, dien de heer Heemskerk had aan
bevolen.
Doch dan moest er toch een wapenfeit aan voorafgegaan zijn. Wie
heeft ooit van een wapenstilstand vóór den oorlog gehoord?
De heer Bloem is wél gelukkig. Zijn voorganger leed den nederlaag en
hem spaart men de schande van een minder eervol vredesverdrag, maar
gunt hem een wapenstilstand, die waarschijnlijk wel duren zal totdat hij
aftreedt.
Men moet maar onder een gelukkig gesternte geboren zijn!
De heer Clercx lostte het financieel vraagstuk op. Hij gaf een modus
vivendi aan de baud:
Wfl geven een inkomstenbelasting van 6 millioen en de liberalen staan
ons 6 millioen indirecte belastingen toe. Dan het.'; ieder zijn zin en de
schatkist 12 millioen.
Woedend over dat advies slingerde de heer Van Baar zijn allerbesten
vriend" Clercx zijn anathema naar het hoofd, waarvoor dezen hem weer
op zijn beurt a faire nam.
De heeren beten elkander allerlei hatelijkheden toe?. Van Baar noemde
zelfs Clurcx welsprekend als Cato!"
Kan 't ironischer?
WARME KADETJES.
Een Zaterdagavond-Praat je.
civ.
Jongstleden Zondag ston'd ik, deftig in imjn zwart pak gehuld en voor
zien van witte das en handschoenen, gereed om naar de receptie van
Sagittarius te gaan, toen Mina mij kwam vertellen dat er een heer was
om mij te spreken. ?
Ik liet den man in mijn spreekkamer komen en herkende in hem mijn
buurman Meijer, een mensen van twaalf ambachten en dertien ongeluk*
ken; hij was zeer opgewonden en had een kleur als vuur. f
Wat voert u hierheen, mijnheer Meijer ?" zeide ik.
Ik heb een prachtig plan,professor, een goddelijk plan! Ik zal nnieb
lang ophouden, want ik zie dat u gereed staat uit te gaan. Het boek Ge
nesis zegt "
Mijn waarde heer", riep ik ongeduldig, als ge met Genesis begint
voorzie ik dat ge eerst met de Openbaring eindigt; zeg me als je blieft
in een paar woorden uw plan".
Hebt u gezien hoe innig, onovertrefbaar, liederlijk smerig de straten
er heden uitzien?"
Ik fronste de wenkbrauwen: zij zijn misschien iets minder helder dan
gewoonlijk", antwoordde ik, maar dat aal zeker bijzondere oorzaken
hebben."
Nu zijn wij pas in het begin van den winter", vervolgde Mejjer, ,ea
de morsigheid zal wel voortdurend blijven aanhouden; daarep is-nnmyn
plan gebouwd, want ik ga de eerste Amsterdamsche Steltenfabriek"
oprichten en kom u vragen aandeel te nemen en commissaris te worden''^
Ik keek den man verwezen aan; een Stelten-fabriek? Waartoe?"stot
terde ik.
De Amsterdammers kunnen met geen mogelijkheid door de modder heen
komen, maar als ze mijn stelten aanschaffen, wordt dit kinderwerk en zij
sparen kapitalen aan laarzen en pantalons uit. Schatten zullen wij ver
dienen, professor, en vermoedelijk zijn wij binnen het jaar binnen!"
Ik glimlachte verachtelijk. Dat is weder eens een onbekookt plan,
mgnheer Meijer", sprak ik; begrijpt ge niet dat onze bravfi en onvolprezen
reinigingsdienst'de straten met voordacht voor n enkelen dag een beetje
vuil heeft gelaten, om op die wijze den bewoners der Amstelstad te doen
gevoelen: ;,nu zie juillie eens, hoe het zijn zoude als je mij niet ha'dt?'
Overmorgen, dat zult u zien, zijn de straten weder brandhelder."
Dan hebben zon en wind ondertusschen medegewerkt. Ik blijf er bij
dat het een schandaal is n ik wed dat de kranten er morgen het
noodige over zullen zeggen."
Praat me niet over kranten," antwoordde ik kregelig, die vergeten
den eenen dag wat zij den anderen gezegd hebben; kort geleden namen
zij een stuk op waarin het honden van Zondagsrust werd aanbevolen en
zij plakten er een waardeerend woordje bij, en morgen zijn zij in staat
te vertellen dat in den nacht van Zaterdag op Zondag, en dus op den
Sabbathdag, geschrobd en geboend had moeten worden."
Maar mijnheer Aquarius,is het niet eene verrassing voor het publiek...."
Precies mijnheer, het is eene surprise; ik ben overtuigd dat men die
op zes December, den traditioneelen Sinterklaasdag, den bewoners heeft
willen bereiden; toen sneeuwde het echter helaas niet en dus moest de
verrassing een week worden uitgesteld."
Maar professor....."
Kom bij gelegenheid eene terng, mijnheer Meijer, heusch, ik heb-geen
tijd!"
De man verdween, ik herademde en wilde Meerlust verlaten, toen ik
aan het hek een papier vond liggen; ik vouwde het open en zag dat het
een begonnen brief van Mina, aan den redacteur van dit blad was;
onpartijdigheidshalve Iaat ik het hier volgen. Mina schrijft:
Meneer de Eiddekteur! Verekskuseer me alsdat ik de astrantigheid
neem uwees een brief te schrijven, maar ik hoor aledat in uw blad heeft
gestaan, dat meneer Akwarius heeft geklaagd alsdat het op Meerlust zóó
vuil was, en nu zeggen alle booien in de buurt alsdat ik een emeerpoes ben.
Me vorige mevrouw zei altijd, Mina", zei ze wel meid, je bent zoo
helder als een brand", en dat is waar, meneer de riddektenr, en daarom
kan ik als een meid die op der peinteneur gesteld is, dat vuil niet op mij
laten zitten.
Ik ben een fersoenlijk dienstmeissie van zes .en twintig jaar, meneer
(eigenlijk ben ik drie en dertig maar dat vertel ik alleen maar aan uwee)
en daarom kunt u gelooven als ik zeg dat er aaa Meerlnst geen schoon
houden is: als u eens zag hoe vuil en smerig het by ons in de buurt
is, de modder ligt wel een huis hoog en als u maar begreep dat
de mannen dat allemaal aan der laarzen meedragen en in huis brengen,
dan zoudt u me wel gelijk geven.
Meneer Akwarius is een oude stoffel, dat kan ik gerust zeggen, nu ik
toch bij hem van daan ga, en ik hoop dat die schoonmoeder van meneer
Sagittarius, dat, met permissie gezegd, een kreng is, het hem danig las
tig zal maken. De man vindt maar alles goed en best en bij trakteert
de mannen van de reiuigings-dienst op bier en sigaren en die kerels zie
je haast nooit in de buurt en ze doen niks niemendal, en....."
Hier eindigde het schrijven dat mij met weemoed vervulde; verraden
en verkocht, zelfs door mijne dienstbode!" mompelde ik en wandelda
peinzend verder, maar dra vond ik al mijne blijgeestigheid terug; ba
dacht ik, nu begrijp ik waarom de straten niet gereinigd zjjn; men wil
liefde tot de edele toonkunst in ons opwekken en de Amsterdammers
moeten morgen den Trompeter von Sakkingen" kunnen naneuriën:
Behüt' dich Gott, es war* zn schön gewesen,
Benut dich Gott, es bat nicht sollen sein l"
Alvorens ik het wist stond ik op het Rokin en aan den rand van een*
gapenden afgrond, die zich in den straatweg voor het perceel nummer
vijfti? bevond.
Weet u ook wat men hier maakt? vroeg ik een deftig heer die, evem
als ik, stond te turen.