De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 27 december pagina 11

27 december 1885 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

No. 444. DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. en zelf buiten staat zijn het waarom? en het hoe? te verklaren? Onmogelijk immers. Want zonder kennis van haar geschiedenis kan de onderwijzer de taal onmogelijk zelf begrijpen en zijnen leerlingen baar wetten doen kennen. Hij moet zich vastklampen aan de Grammatica, en de taal buigen naar deze, in plaats van de taalleer te ontwikkelen uit de taal zelve. En behalve wat er afgegaan is van de eischen, behalve de vergemak kelijking voor de vreemdelingen, die in staat worden gesteld zelfs zonder eenige kennis van onze taal eene akte voor de hunne te verkrijgen, geene schadeloosstelling door aan den anderen kant den eisch op te ne men, dat de candidateh althans eenig inzicht moeten hebben in de ge schiedenis der letterkunde. Bewijst het in diervoege toelaten der vreem delingen hoe men over het hoofd zag dat de studie ecner vreemde taal altijd moat steunen op die der eigene. Het laatste toont aan, dat men zich bij het opmaken van dat jongste besluit, liet leiden door inededoogen met de candidaten, ten koste van het onderwijs. Of kan het onder wijs in de taal er wél bij varen indien het verband tueschen taal- en let terkunde door de leeraren uit het oog kan worden verloren? Zoolang ?de akte A op zich-zelf rechten geeft, moet de studie voor haar ook een op rieh-zelf staand, afgerond geheel uitmaken. Blijve de taal het practisoh taalonderricht" hierbij hoofdzaak, volkomen juist, maar men verbreke daarbij dei» keten niet, die de tegenwoordige taal verbindt met haar geschiedenis en met de kunstwerken, waarin zij veredeld werd; men make den bezitter dier akte A niet tot een afgericht wezen. Doch wat nu te zeggen van het omvangrijk adres door den volftverigen heer Van Dam van Isselt uitgebracht over de grondbeginselen en hoofdvoorwaarden voor eeae regeling van het Militair Onderwijs, in aan sluiting bij het Mid. Oad. Misschien ware het 't beste er geheel over te zwijgen, n omdat bet hoofdbestuur dit punt verder wil onderzoeken en voorbereiden n omdat het onderwerp zoo uitgebreid, het vraagstuk zoo veelomvattend is, dat de bespreking er van al te veel ruimte zou vergen in dit blad. Liever daarom nog een oogenblik -verwijld bij hetgeen de heer Adrian der Vergadering over het bataillon scolaire mededeelde. Zijns inziens was het soldaatjespelen der - kinderen op jeugdigen leeftijd niet goed f» keuren met het oog op het gobrek aan krachten en nooit kon het exereeeren met het gewaer de alzijdige gymnastiek vervangen. Over dit laatste waren allen 'het eens, al wilden sommigen de exercities naast de gymnastiek niet geheel verworpen zien. Het is te begrijpen dat bij zulk een niet al te breede klove overbrugging mogelijk was, en men el kander ten «lotte allen de hand kon ? reiken. Bestond er gelyke eenstemmigheid bij het beoordeelen der ten laatste behandelde vraag, die eenstemmigheid stak sterk af tegen de groote verschillen in de Programma's der onderscheine H. B. Scholen, waarop de heer v. Wijnperse, meer in het bijzonder met het oog op de drie laag ste klassen op nieuw de aandacht der vergadering vestigde. Het valt toch niet te ontkennen dat die verschillen, wat betreft de verdeeling der vak ken, de onderlinge aansluiting der scholen, geheel illusoir maken en aldus groote hinderpalen «ijn voor leerlingen, wier ouders van woonplaats ver? wisselden. Maar ook; dat bij zulke uiteenloopende programma's de vurige ?wensen, dat het militair onderwijs zou aansluiten bij het middelbare voor verwezenlijking moeilijk vatbaar is. Derhalve: zooveel ais mogelijk over eenstemming in het aantal uren,, aan de verschillende leervakken toege kend, en die uren op gelyke wijze over de verschillende klassen verdeeld. O ideaal, hoe veel lichter te koesteren, by acclamatie aan te nemen zelfs dan te verwezenlijken! Of ziet gij niet dien berg van tegenstand, die «iteenloopende plaatselijke belangen en wenschen, die uitcenloopendc in zichten der verschillende directeuren en leeraarsver^adcringen, die uiteen loopende methoden en opvattingen der leeraars en niet het minst van al, dien afkeer van gd i-nrtnigheid, die den schijn van afhankelijkheid met zich brengen zou. Eer zullen twee evenwijdige Ijjnen elkander kruisen, eer.... De heer Couvée had nog een betoog in den zak, dat de klachten over ovarlading onzer H. B. Scholieren overdreven waren, en licht geheel uit den weg konden worden geruimd. Doch hij vreesde ongetwijfeld dat na al het gehoorde, die klacht in de Vergadering zelve zou worden geuit ten opzichte der aanwezige leeraren. Met den Voorzitter wedijverde hij om de Vergadering over te halen zijn betoog nog een jaar in zijn zak te laten. En hij heeft dit pleit al vast gewonnen. De vergadering maakte er voor dit jaar een eind aan; wy volgen haar voorbeeld. __ e. INHOUD VAN TIJDSCHRIFTEN. portefeuille, 24 December, Modernisme in de kunst, J. G. H. ilann. Salve, Handels Samaon. X., Uitvoering van Amphion. Bewonderen op gezag. 4. Btijdiny, W. Lubke, Essai d' histoire de l' Art. A. Rei/ding, H. Göpels Illustrirte Kunstgeschichte, bearbeitot »on Philipp Stein. Taco ff. 'de Beer, Postwet en Drukpers. Raatster op tijd schriften ovtr Nederlandsohe Taal. Lexicon van Periodieken. F. W, Drijver, Apologie olie Verantwoording!}» Hermanoi Modedt; op nieuw nitgegeven door Dr' G. J. Bratel de l» Rivière. J?. W. Drijver, Stemmen uit de Vnje Gemeente, lle afl. 31, J. va» Dalbergen, De Feesten vaa de Amsterdamacue Gymnasiasten. Antigone L. S., Tooneeolkoat. de B. Posaart als Lear. Een aanval van de wetenschap op de kunat. Ingezonden. Orpheit?, aan de Redactie. Cd. J. S., Dichter Bainouts Talent. S., Aai) Rainout. Feuilleton: Eau KunaïTerslag. Schets, dooi' F. A. Buijs l. ILITAIRE ZAKEN. Nieuwe uitgaven in Nederland: ? Hoe kreupele Torn soldaat werd. Een Pinkstervettelliug . t i ? >. Huet, Mjjne verantw.oording voor het Classicaal bestuuv. ? ? Friosch Jaarboekje of Almanak voor het jaar 1386 . . M. & C. Lee, De Gevangenen in het Paleis v&n St. James .... M. J. P»uw van Wieldrecht, Beoordeeling van den Socialist HenryGeorge: Vooruitgang en Armoeite".. , Not»riëele wekelijkscbe Schèurkalender voor het jaar 1886. Jhr. ir. M. J. Schuurbecque Boefje, De schqolvraag en haar oplossing, Open brief aan den Ond-Hoogleeraa.r P. Hofstede de Groot, met voorwoord. G. Klimmerboom, A»n iïjn vriend Joh. M. Coenen (Muziek) ... A. Akkeriuga's Amuterdamache A'rnanïk voor huis en kantoor. ... ? Aquarius, ;Warme'Kadetjes. ... .... t , Dr. A. W. Uronavelil, Reisfautaziën ...-...,. / 0.10 0.25 0.25 0.60 1.25 1.25 0.5,1 040 O fiO 1.50 1.25 HET VRAAGSTUK DEE BEVORDERING VAN OFFICIEREN. In 1879 verscheen hij den Heer P. B. Nieuwenhuijs te Breda, van de hand van den Heer Kleijn, oud-kapitein,referendaris bij het D. v. O., eene brochure: Over het bevorderen van officieren", naar aanleiding vaa een opstel, opgenomen in het Journal des Sciences Militair es van 1877 en 1878, onder den titel: Des institutions militaires de la troiaième Republique". Die brochure bevatte de denkbeelden en voorstellen omtrent het be vorderen van officieren, alsmede de voorschriften, welke thans in de meeste der Rijken omtrent dat onderwerp van kracht zijn. Wij vestig den in No. 291 van dit blad de aandacht op deze brochure, omdat daarin de Heer Kleijn ons ook mededeelde, wat naar zijn meening voor ons leger noodig was, aan welke meening te meer waarde mag toegekend worden, met het oog op zijne bij bet D. v. O. langdurige ondervinding in deze zaak. De Heer Kleijn nu wensehte: lo. Behoud van het beginsel, neergelegd in de artikels 5 en 6 der wet van 28 Augustus 1851 (Stbl. no. 128); behoud dus van het beginsel der keuze uit de meest geschikten onder de geschikten, toegepast voorhpogstens '/e der vacaturen in de subalterne rangen en uitsluitend voor de bevorderingen tot en in de hoofd-officiers- en generaals-rangen. 2o. Verbetering in de positie van den officier in de subalterne rangen en meer uitsluitend in den Kapiteinsrang: 3o. Wettelijke waarborgen tegen eene verkeerde toepassing van boven» genoemd beginsel. Wanneecr wij echter nagaan welke pogingen er alzoo door de Regee ring, na het verschijnen der brochure van den Heer Klegn tot heden, dus in 7 jaar, zijn aangewend geworden om de positie der officieren ta verbeteren, niettegenstaande het leger de laatste jaren een Minister van Oorlog aan het hoofd heeft, die meer dan iemand anders in geschriften beslist getoond heeft de noodzakelijkheid eener verbetering der positie van de officieren in te zien, dan zien wij, dat door haar al heel weinig in die richting gedaan is. De traktementen zijn er niet of weinig op verbeterd; de' pensioenen zijn steeds onvoldoende geregeld, terwijl vet* telijke maatregelen tegen verkeerde toepassing van het beginsel der be« vordering bij keuze nog steeds ontbreken. Dat er door de Regeering tot heden zoo weinig gedaan is, om de positie van de officieren te verbeteren, wordt door ons vooral betreurd, omdat in de laatste jaren de promotie zoo slecht is geweest;. Da luitenants toch moeten nu reeds ruim 18 jaar bij het hoofdwapen, de Infanterie, dienen, alvorens tot Kapitein bevorderd te kunnen worden, en het is te voorzien, dat die promotie nog slechter zal worden, daar de ranglijst aangeeft, dat No 150 van die lijst in Juli '86 15 jaar officier zal zijn, en dus eerst na verloop van ± 7 jaar kapitein, op een leeftijd van ± 43 jaar, na een diensttijd als officier van 22 jaar. Nu vragen w in gemoede, of verbetering der positie van de officieren, vooral in de lagers rangen, geon gebiedende noodzakelijkheid is; of in den tegenwoordigen tijd een inkomen van 1200 a 1400 gulden op een leeftijd van 35 a 40 jaar en van 2000 a 2200 gulden op 45 a 50 jarigen leeftijd vol doende is voor landsdienaren, aan wie men eischen stelt als aan den, officier ? Onhoudbaar wordt zij immers, wanneer de bevorderingen zoo traag of op zoodanigen voet plaats hebben, dat de meeste der officieren, in de lagere rangen hunne carrière moeten eindigen. Alle veerkracht, alle opgewektheid, alle lust tot inspanning en plichtsbetrachting moet immers bij den officier verloren gaan, indien hij niet in eene behoorlijke betaling voor het tegenwoordige en in een ruim pensioen voor de toekomst ver goeding vindt voor het gemis aan uitzicht op bevordering. Het aijn dus de traktementen, die herziening en verbetering eischen; worden dia verhoogd, vooral voor de luitenants en kapiteins, dan kan de bevordering met minder snellen tred gaan, de geest zal dan goed en frisch blijven en aan goede stof tot aanvulling van het officierskorps zal het dan niet ontbreken. \ Zoo spreekt ongeveer de Heer Kleijn en naar ons inzien te recht, terwijl wij over het bevorderen van officieren in De organisatie bg de wet onzer strijdkrachten te land" door den kolonel A. W. P. Weitzel o. a. lezen: lo. Het is niet alleen rechtvaardig, maar ook voor de belangen der dienst onvermijdelijk noodig, dat het personeel der krijgsmacht een billijk en geleidelijk avancement geniete. Geschiedt dit niet, dan wordt alle ambitie allengs uitgedoofd en men blijft dienen omdat men niet anders kan." 2o. Een goed stelsel van bevordering is een der hoofdvoorwaarden tot het bezitten van een goed leger, en deze waarheid moet reeds bij het organiseeren van 'aet leger worden in het oog gehouden. Het spreekt van zelf, dat de organisatie niet enkel een middel mag zijn tot het bewerken van een goed avancement; maar zij moet, waar het kan, van de rechten daarop bestaande, rekening houden, en wat zij niet vermag moet overgelaten, worden aan de wet op de bevorderingen en aan de pensioenwet enz. 3o. Door 4 luitenants bij eene compagnie te plaatsen wordt het avancement tot kapitein te. veel vertraagd. De ondervinding heeft geleerd, dat men alsdan ruim 20 jaar als luitenant moet blijven dienen. Behalve het ontmoedigende wat daarin gelegeu is voor hem dien een dergelijk lot treft, vloeit er uit voort, dat men licht te oud wordt om nog met voldoende geestkracht in de hoogere rangen te kunnen op« treden. Er moeten dan bevorderingen bij keuze plaats hebben, en men komt vaak tot keuzen, die door niets dan door den leeftijd van den ge« kozene worden gewettigd. Ontevredenheid en een slechte geest in het leger zijn er de gevolgen van." In 1878 schroei de Genoraal-Majaor Weitsel o. a. in zijn brochure over De militaire pensioenen der land- en zeemacht, zoowel in Nederland als

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl