De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 27 december pagina 12

27 december 1885 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

l i DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOÜR NEDERLAND. Ko. m Indië: De kapiteinsrang is altijd en overal beschouwd geworden als de raiddelstand van het officierskorps en Lij zal die ook in de toekomst blijven. Er zal altijd een aanzienlijk getal zeer goede en zelfs verdienstehjke officieren zijn, die hoewel begaafd met voldoende gescbikheid tot het bevel over eene compagnie, echter niet toegerust zijn met de eigen schappen in hoogere rangen onmisbaar. Daar waar het nu d5i. iniddtietand slecht gaat, kan men veilig zeggen dat geen welvaart heer.fcht. Al"1 men nu de tabel der traktementen raadpleegt, dan ziet me. dat de kapiteins in betrekkelijkcn welstand zeer belangrijk zijn achteruit gegaan. Voegt men nu bij alles wat reeds gezegd is nog, dat meu den kapiteinsrang bereikt als men in do kracht van het leven is, doorgaans reeda aan het hoofd var) eea gezin staa-, kinderen op te voeden en in het al gemeen aa' ernstige zórgen het hoofd te bieden heeft, dan blij>t wel dat men het, in dien raug, goed moet hè>ben e dat vooral als men er lanji in moet blijven mon er de toekomst met vertrouw ?a in moet kunnen tegemoet gaan. Het tegendeel, gelijk thans, strekt niet allee tot n:.deel der personen, maar ook, in ernstige mate, tot nadeel van den dienst. De MinLter van Oorlog die het geluk had in 1873 de jongste verhooging van traktementen tot stand te brengen, heeft tot zjjn leedwezen niet alles wat hij noodig achtte in eens kunnen doen, maar hij heeft er op vertrouwd, dat «gin e opvolgers op den door liem ingeslagen weg souden voortgaan. Zal dat vertrouwen worden bevestigd?" Traktements-verhooging, in verband met een geregeld avancement, is alzoo ook de leuze van den tegenwoordigen Minister van Oorlog, zonder dat er door hem eenige poging wordt in het werk gesteld die tot stand te brengen. Omtrent de regeling der pensioenen zegt de Heer Kleijn: De pen sioenen zijn thans (behoudens de door .ons voor een bepaald geval bilhjk geachte wijziging van art. 19 der pensioenwet) zeer voldoende geregeld". Nu luidt ait. 19 dier wet: De officier beneden den rang van hoof d-officier, die ses jaren in den rang, waarnaar zijn pensioen moet worden berekend, hesft bekleed, erlangt, boven het pensioen waarop hij recht heeft, eene verhooging van een tiende gedeelte van dat pensioen. Voor lk jaar dat hij langer denzelfden rang heeft bekleed, wordt het pensioen nog met een zestigste deel verhoogd; met dien verstande evenwel, dat de geheele verhooging voor niet meer dan twaalf jaren en derhalve tot geea hooger bedrag dan een vijfde van het pensioen, waartoe de officier overigens gerechtigd is, wordt vastgesteld." Bij het openbaar debat in de Tweede Kamer stelde de heer Taets van Amerongen een amendement voor, om hier de woorden beneden den yang van hoofd-officier" te doen vervallen en den aanhef van heb tweede lid te laten luiden: Voor elk jaar, dat de officier beneden den rang van hoofdofficier langer denzelfden rang heeft bekleed" enz. Hij Wilde ^ dus ook den hoofdofficier, wegens ^es-jarigen dienst in zijn rang een tiende verhooging van het pensioen doen toekennen, zonder hem echter te doen deelen in de verdere verhooging voor langdurigen dienst ia den^laatstelijk bekleeden rang. Het is mij hoogst onbillijk voorge komen," zoo sprak hij bij de toelichting van zijn amendement. .,dat de hoofdofficier van het voordeel der vermeerdering is uitgesloten en wordt na het eerste lid vaa het artikel overeenkomstig mijn voorstel gewijzigd, dan zullen de hoofdofficieren daardoor eene aansporing krijgen om langer in dienst te blijven." Het amendement maakte echter geen onderwerp van beraadslaging uit, en de Kamer verwierp het met 52 tegen 4 stemmen. Blijkbaar wordt dit door den Heer Kleijn betreurd en aeer zeker door ons, daar wij in het toekennen der bovenbedoelde ver hooging na zes jaren dienst in den rang van hoofdofficier niet alleen eene aanzienlijke verbetering der pensioenen zien, doch ook een middel om de promotie te bevorderen, vooral, wanneer eenmaal de majoorsrang zal zjjn afgeschaft, daar menig hoofdofficier alsdan eerder dan nu er toe zal overgaan zijn pensioen te vragen. De Minister van Oorlog Weitzel is blijkbaar de meening van den Heer Taets van Amerongen geheel toegedaan daar wij in zijne Militaire pensioenen" lezen: De bepaling, dat men pensioen behoort te trekken naarmate van het aantal jaren dat men in zijn laatsten rang gediend heelt, ia een axioma en \ereischt dus geen verder betoog; maar tot een paar vragen en opmerkingen geeft zij toch aanleiding. IE de eerste plaats, hoeveel jaren moet men in zijn rang hebben gediend, er de hiur bedoelde verhooging van pensioen kan ingaan ? Deze vraag is niet gemakkelijk te beantwoorden, en in onae wetten schijnt men slechts door het doen eener greep er in te zijn geslaagd. Mei, heeft dat gotal jaren 6 gestold voor alle rangen, waarop de bepaling van toepassing is verklaard. De redro hiervan is, zooveel ik weet, nimmer gebleken. Eeae juiste redcaeering om in deze den weg te vinden komt mij voor de navolgende te zijn. Het is doejlijk, voor iaderen rang, een aantal jaren vast te stellen, na verloop waarvan men kan bepalen of de titularis al dan niet geschikt is tot den hoogeren. Heeft h die geschiktheid niet, dan kan 'hij toch uitstekend voldoen in zijn tegenwoordigen rang en daarin «og lang goede di nsten bewijzen. Van dit oogenblik af zijnde dus het- tijdstip waar op hij de kans verliest op het pensioen van den naastvolgenden rang behoort zijne verhooging in te ,L,aan. Dit behoort ook zoo'te- wezen"om opgewektheid en dienstijver bij hem gaandt te houden. Voldoende KOU het ook wezen het getal beproevingsjaren vast te stellen en te bepalen dat de verhooging, na het verstrijken er van, ingaat. Is deze redeneerinj» juist, dan ziet men dat het niet aangaat, voor alle rangen het zelfde getal jaren aan te nemen. Is het in w^arhei.» een axioma" zegt de Minister Weitzel, dat de militair recht heeft op hooger pensioen , naarmate hij langer in zijn laatsten rang heeft gediend, dan is het niet te verklaren, waarom dat recht, bij ons', voor den eenen rang niet evengoed geldt als voor den anderen. Voor' hoofd- en opperofficieren bestaat het niet en toch is hunne verhouding tot dea Staat dezelfde als dia der subalterne officieren, namelijk die v-n. arbeider tot zijn werkgever, eene verhouding waaruit het genoemde axioma, voor iedereen is afgeleid. Men stuit hier alweder op den ouden zuurdeesem, het pensioen ia niet het gevolg van een recht, dat naar de vu&te regelen wordt uitgeoefend, het is eene gunst en die H.H. hebben gene .'g". Daar nu de militair, gedurende iederea dag van zijn diensttijd als het ware aan zijn pensioen betaalt, schijnt er geen reden te bestaan waarom hij niet even goed pensioen zou genieten voor n jaar als voor dertig of veertig jaren, waarom hij niets zou erlangen voor de jaren die hjj langer dan een zeker getal, b.v. 40, onder de wapenen doorbrengt of beneden den leeftijd van 18 jaar. Vandaar dan ook, dat wij art. 9 der "Wet op de militaire pensioenen thans luidende: De diensttijd wordt, bij de regeling van het pensioen, niet vroeger toegerekend dan van den dag, waarop het achttiende levensjaar ia vervuld". zouden willen gewijzigd zien in: van den dag, waarop het zestiends levensjaar is vervuld", even als dit bij de zeemacht geschiedt. Daaardoor zoude tevens in het gemis eener bepaling voorzien zijn, dat zich bij ons doet gevoelen, wanneer een militair beneden den ouderdom van 18 jaar de gelederen moet verlaten, omdat hij in en door den dienst ongeschikt is geworden. Want wordt de Wet naar de letter opge vat, dan laat zij in zoodanig geval geene vrijheid, den infLrm geworden militair eenig ?- zij het ook slechts tijdelijk pensioen tot levenBonderhoud toe te leggen. Het tellen van den diensttijd van af het sestiende levensjaar zou even eens zeer ten goede komen aan den in art. 42 der wet op de pensioenen gestelden eisca, dat het pensioen onder gewone omstandigheden eerst kan verkregen worden na veertigjarigen dienst, waarvan dan ook het gevolg is, dat zij, die op 55-jarigen leeftijd gepensionneerd worden, zel den het volle bedrag ontvangen van het voor hun rang vastgesteld pensioen. Om eindelijk gewaarborgd te zijn tegen eene verkeerde toepassing van de bevordering by keuze, wenscht de heer Kleijn dat er geen officier be noden den rang van kolonel tot bevordering bij keuze in aanmerking zal komen, dan na aanbeveling eener commissie van generaals en hoofd-offi cieren, dia de conduitelijsten der ter bevordering bij keuze voorgedragen officieren nagaat ea vergelijkt, en de uitkomsten, van hun werk aan den Minister van Oorlog meedeelt. Deze commissie zou, alvorens een oordeel uit te brengen, zich meermalen moeten overtuigen van de practische geschiktheid der betrokken officieren. De officieren van denzelfdeu rang voor bevordering bij keuze in aanmerking komende, zouden wapensgewijze moeten worden gerangschikt naar orde van geschiktheid, welke rangschikking zou moeten plaats hebben bij stemming door de leden; de meerderheid van stemmen zou steeds heslissead zijn en, bij gelijkheid van stemmen, de meerderheid van stemmen der officieren van hetzelfde wapen als de te beoordeelen officieren, terwijl bij overigens gelijke practische geschiktheid voor bevordering bij keuze, in de eerste plaats zouden moeten worden aanbevolen de luitenants, die bij de Tweede afdeeling der KiijgsBchool vaa meer dan gewone bekwaamheid deden blijken. Ook wij zouden wenschen, dat zoo spoedig mogelijk een commissie in den hierboven bedoelden geest werd benoemd, omdat de wijze, die tot nu toe bij het bevorderen vooral tot hoofdofficier gevolgd wordt, den betrokken persoon naar onze meening geen voldoende waarborg op levert tegen misverstand of willekeur. X. S G IIA A K S P E L. No. 52 Vau Gymnasiast te utrecht. ZWART. 8 o: e WIT. Wit spcslt voor on geeft in 3 zattan mat, (Wit C en Zwart met K. D 4). OPLOSSING VAN SCHA AKPBOBLEE M No. 50. r> l rit E 3! D. G 3! (a '2 .... (1) Speelt anders. K 5 II 3! i: nt E 3 of G 5 r (l 3 E 3 D 5 mat, ]'). -- E 5 mat, Keiirie ! J A!s boven (a) D. nt D of D.?C 3 Ai a !jü\eu (1) D. nt E 3 of G 5 (2 '2 G 5 E C t K. onv. (of B 2 (5 T. H l of O 2 F 2 mat 3 H 5 H 3 mat. .... (2> G 3 m. G 2 of II 3 (3 l Als boven (5) E l D l (O O 5 E G 01' E 3 D 5 mat. 2 A l ut I) l K, art libitum . . . . (3) G 3 F 3 ol' G d (l 3 D l D 2 of D 6 mat. T. nt D. mat. l .... (0) K. of D. ntPd of and. 2 D. E 5 of T. H 4 of E 3 D 5 mat. V e r l e: d i n g o u. E l feai l F C F 7 a F 7 F H D. f 3 D nt D. mat. 3Ir. C O dp:-e'it dan fjalt. het in.::, in (trio /et wnnueer swart inut K l <J 3 uiitv<ooi\H. i C 3? s F uüeii zwart bij den eersten zet t-u. Ook de spcohvrjze l H 5 H 3

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl